© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W. Slagter, 'Korsten, Bernardus Simon, (1916-1969)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/korsten [12-11-2013]
KORSTEN, Bernardus Simon, (1916-1969)
KORSTEN, Bernardus Simon, publiciteitsadviseur en journalist (Hillegom 9-5-1916 - Wassenaar 27-8-1969). Zoon van Simon Magchiel Korsten, bloembollenkweker en -handelaar, en Agnes Catharina Maria Heijligers. Gehuwd op 24-12-1946 met Maria Catharina Helena Kuipers (geb. 1921). Dit huwelijk bleef kinderloos. Na echtscheiding (27-11-1967) gehuwd op 14-12-1967 met Adriana van der Veen (geb. 1930). Dit huwelijk, dat op 7-8-1969 werd ontbonden, bleef kinderloos.
Aangezien zijn vader, een rooms-katholieke bollenkweker in Hillegom, voor zaken nogal eens in het buitenland verbleef, voelde Ben Korsten zich in zijn jeugd dikwijls de heer des huizes. En zo gedroeg hij zich ook: hij achtte zich verantwoordelijk voor zijn elf jaar jongere zuster en had een zeer hechte band met zijn moeder. Na de lagere school in zijn geboorteplaats te hebben doorlopen bezocht hij vanuit Heemstede - waarheen het gezin in 1926 was verhuisd - het R.K. Lyceum 'Sanctissimae Trinitatis' in Overveen. Hij deed veel aan sport en maakte gemakkelijk vrienden.Al op de middelbare school schreef Korsten sportverslagen en filmrecensies voor het Haarlem's Dagblad, en die werkzaamheden zette hij na het behalen van het diploma HBS-A in 1934 voort. Drie jaar later trad hij als algemeen verslaggever in vaste dienst van het Haarlem's Dagblad. Ook verschenen van hem artikelen in het sterk nationalistische en antidemocratische weekblad De Waag. Toen het Haarlem's Dagblad in mei 1942 op last van de Duitse bezetter met de Oprechte Haarlemsche Courant fuseerde, werd Korsten actief voor deze 'nieuwe' Haarlemsche Courant, een krant die als pro-Duits bekend stond. Met ingang van juli 1944 verlegde Korsten - naar later werd vermoed om opportunistische redenen - zijn werkterrein naar het illegale Heemsteedse periodiek De Patriot en, vanaf oktober van dat jaar, tevens naar het aan dit blad gelieerde De Vrije Wereld. Toen hij zich na de bevrijding voor de Commissie voor de Perszuivering moest verantwoorden, rekende deze commissie Korsten diens betrekking bij de Haarlemsche Courant ernstig aan. Bij vonnis van 28 februari 1947 en met terugwerkende kracht tot 5 mei 1945 werd hem een beroepsverbod voor zeven jaar opgelegd. In mei 1949 vernietigde de Raad van Beroep voor de Perszuivering dit vonnis echter. Voor dit college woog Korstens werk voor de ondergrondse pers zwaarder, zodat hem alsnog een certificaat van 'geen bezwaar' werd verleend.
Toen het nieuws over zijn eerherstel kwam, was Korsten al een andere richting ingeslagen. In 1946 - het jaar van zijn huwelijk met Rietje Kuipers - was hij als voorlichter in dienst getreden bij de Stoomvaart Maatschappij 'Nederland' in Amsterdam. In deze betrekking werd de kiem gelegd voor zijn latere adviseurswerk. Na acht jaar, in 1954, vestigde Korsten zich in Scheveningen als zelfstandig public-relationsadviseur, een toen nog vrijwel onbekend beroep. Hij verwierf cliënten uit de zakenwereld, onder wie de omstreden projectontwikkelaar R.J. Zwolsman. Met hem en anderen nam Korsten ook deel aan transacties waarvan een deel, zo bleek later, de grenzen van rechtmatigheid soms overschreed.
Aan het einde van de jaren vijftig nam in de politieke wereld - mede onder invloed van de ontwikkelingen op dit gebied in de Verenigde Staten - de belangstelling toe voor een andere, meer op professionele leest geschoeide vorm van publiciteit en voorlichting. Voor de provincie Zuid-Holland zette Korsten tussen 1959 en 1961 een voorlichtingsafdeling op. Via Zwolsman, die nauwe betrekkingen met de top van de Katholieke Volkspartij (KVP) onderhield, kwam Korsten in contact met partijvoorzitter H.W. van Doorn en het Tweede-Kamerlid W.K.N. Schmelzer. De laatstgenoemde leidde in 1959 de campagne van zijn partij voor de Kamerverkiezingen van dat jaar, en Korsten adviseerde als public-relationsdeskundige over de te volgen strategie.
Korstens adviezen vielen zo in de smaak dat verscheidene politieke kopstukken - vooral van katholieken huize - hem als persoonlijk raadgever in dienst namen. De eerste was G.M.J. Veldkamp, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid in vier opeenvolgende kabinetten (1961-1967), die hem in 1961 op zijn departement introduceerde met de opdracht een afdeling Externe Betrekkingen op te zetten. Toen die klus na ruim een jaar was geklaard - Korsten en Veldkamp bleven nadien met elkaar bevriend - volgden andere bewindslieden: Th.H. Bot, G.H. Veringa, P.J.S. de Jong (tot het begin van zijn minister-presidentschap in 1967), W. den Toom en B.J. Udink maakten, de een wat langer dan de ander, van zijn diensten gebruik. Daarnaast fungeerde hij als trait d'union tussen de KVP-politici bij de kabinetsformaties van 1963, 1965 en 1966.
Als een van de eersten in het vak van publiciteitsadviseur maakte Korsten aan het begin van de jaren zestig gebruik van het opkomend medium televisie. Tevens speelde hij toen in op de in die jaren veranderende gezagsverhoudingen. In een tijd waarin de roep om openbaarheid en inspraak steeds luider werd, waarin tevens de 'oude' partijleiders als C.P.M. Romme, W. Drees, P.J. Oud, J. Schouten en H.W. Tilanus zich uit de actieve politiek terugtrokken, 'nam Korsten ontredderde politici bij de hand' (Van Meurs, 12-11-1983).
In ambtelijke kringen riep Korstens verschijning nogal wat weerstanden op. Hij was immers niet gebonden aan een ambtseed, maar had als particulier adviseur van de minister wel toegang tot (vertrouwelijke) kabinetsstukken. Daarnaast heerste er achterdocht, omdat Korsten nog steeds ondernemers en particulieren tot zijn opdrachtgevers mocht rekenen - personen van wie Korsten mogelijk de belangen kon behartigen door zijn relaties met verschillende bewindslieden. Dat een particulier in een pseudo-overheidsfunctie werkzaam kon zijn, werd door vele topambtenaren met bezorgdheid gadegeslagen.
Korsten, die in de Haagse wandelgangen inmiddels als 'mannetjesmaker' werd aangeduid, bevestigde feitelijk de tegen hem gerezen argwaan, toen hij krantenlezend Nederland op 16 september 1967 in twee verschillende interviews een onthullend kijkje achter de politieke schermen verschafte. Zo zei hij in de Volkskrant te staan 'achter het beleid dat we nu op Ontwikkelingshulp doen en dat zetten [minister] Udink en ik keihard door'. En in de Haagse Post liet hij over minister Den Toom optekenen: 'Ik adviseerde hem in van alles en nog wat. Vorige week deed ik nog wat re-writing van zijn memorie van toelichting op defensieaangelegenheden'. Naar aanleiding van de publicaties en onder druk van Kamervragen verbraken op 1 oktober 1967 alle betrokken ministers uit het kabinet-De Jong (1967-1971) hun contacten met Korsten.
Na dit roemloze vertrek uit de Haagse politieke wereld raakte Korsten in een isolement. Zijn eerste huwelijk was na twintig jaar ontbonden, en een tweede echtverbintenis met Aadje van der Veen hield nog geen jaar stand. Al sinds zijn jeugd leed Korsten aan aanvallen van depressiviteit, die hij aanvankelijk door bovenmatig drankgebruik trachtte te onderdrukken. In de loop van de jaren zestig greep hij ook naar morfine, waaraan hij ten slotte verslaafd raakte. Korsten volgde een aantal ontwenningskuren, maar de oplevingen waren nooit van lange duur. Na kortstondig achtereenvolgens in Rijswijk (1967/1968) en Rotterdam (1968/1969) te hebben gewoond, vestigde hij zich ten slotte in Heemstede. Uiteindelijk werd hij in augustus 1969 opgenomen in de Ursula-kliniek in Wassenaar, waar hij korte tijd later op 53-jarige leeftijd overleed. Bij zijn uitvaart in Heemstede ontbraken vrijwel alle politici voor wie hij ooit adviseurswerk had verricht. Slechts de VVD-gedeputeerde H. van Riel - die Korsten tijdens zijn werkzaamheden voor de provincie Zuid-Holland had leren kennen - was aanwezig en hield een grafrede.
Spoedig na zijn overlijden deed het gerucht de ronde dat Korsten zou zijn gestorven aan een overdosis verdovende middelen. Die zou hem kort voor zijn dood zijn toegediend door een onbekende bezoeker in de Ursula-kliniek. Het officiële sectierapport sprak echter van een 'ondermijning van het weerstandsvermogen van patiënt'. Een onderzoek naar de mogelijke bezoeker in de kliniek leverde niets concreets op. Tegen verscheidene artsen die Korsten gedurende jaren onbeperkt van morfine zouden hebben voorzien, werden bij justitie klachten ingediend, onder anderen door Korstens eerste echtgenote. Maar tot een vervolging kwam het niet.
De door sommigen geuite veronderstelling dat Korsten als een moderne Raspoetin het kabinetsbeleid mede zou hebben bepaald, valt moeilijk te bewijzen. Toch lijdt het nauwelijks twijfel dat hij ten minste zijdelings invloed uitoefende, omdat hij veelvuldig vergaderingen van ministers met de hoogste departementale ambtenaren bijwoonde, van tijd tot tijd ambtelijke stukken herschreef en namens bewindslieden bij Kamerleden en journalisten lobbyde - voor die tijd een volstrekte noviteit.
Familieleden en kennissen omschreven Ben Korsten als intelligent en charmant: ook en vooral bij vrouwen had hij succes. Daarnaast was hij echter - mede door zijn latere morfineverslaving - uiterst onzeker en kwetsbaar. Hij kreeg en gaf vertrouwen, maar voelde zich ten slotte door zijn vroegere politieke opdrachtgevers erg in de steek gelaten, toen zij hem, na zijn openhartige vraaggesprekken in september 1967, van het ene op het andere moment tot persona non grata verklaarden. Ten gevolge van zijn veelvuldig alcohol- en morfinegebruik moet hij toen reeds de controle over zichzelf zijn kwijtgeraakt.
L: Interview door E[mile] van Konijnenburg, in Haagse Post, 16-9-1967; interview door Martin Ruyter, de Volkskrant, 16-9-1967; Herman Mertens, '"De mannetjesmaker" herleeft op het doek', in De Gelderlander, 11-5-1983; artikelenserie door Rudie van Meurs, in Vrij Nederland, 12-11-1983, 19-11-1983, 26-11-1983; Edwin Oostmeijer, 'Een doofpot vol morfine', in HN-magazine, 19-11-1983; G.M.J. Veldkamp, Herinneringen 1952-1976. Le carnaval des animaux politiques. Bew. door P.G.T.W. van Griensven en J.M.M.J. Clerx ('s-Gravenhage 1993) 180-187; Marja Wagenaar, De Rijksvoorlichtingsdienst. Geheimhouden, toedekken en openbaren. De rol van de Rijksvoorlichtingsdienst tussen 1945 en 1994 ('s-Gravenhage 1997) 241-247; Hendrina Praamsma en Godfried van Run, 'Ben Korsten, de eerste Nederlandse spin doctor', in Andere Tijden. III. Onder red. van Ad van Liempt (Amsterdam 2002) 249-261; Piet Bouwmeester, '"Mannetjesmaker" en "Raspoetin". Ben Korsten werd gesloopt door artsen en zichzelf', in Nieuwspoort nieuws 42 (2004) 6 (aug.) 3-7. In november 1983 ging de speelfilm De mannetjesmaker van regisseur Hans Hylkema in première. Hierin worden - zij het met gebruikmaking van andere namen - Korstens opkomst en neergang voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. Op 12-2-2002 wijdde het VPRO-televisieprogramma Andere Tijden een door Godfried van Run samengestelde aflevering aan Ben Korsten.
I: I: HN-magazine, 19-11-1983, p. 10.
W. Slagter
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013