© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Henk van Gelder, 'Niet, Hein van der (1901-1975))', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/niethde [12-11-2013]
NIET, Hein van der (1901-1975)
Niet, Hein van der (artiestennamen Frits van Dongen en Philip Dorn), acteur (Scheveningen 30-9-1901 - Los Angeles (Californië, Verenigde Staten) 9-5-1975). Zoon van Leenderd van der Niet, schoenmaker, en Femia Schijf, dienstbode. Gehuwd op 23-11-1921 met Cornelia Maria Twilt (1901-1976). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (21-5-1930) gehuwd op 30-11-1933 met Marianne van Dam (1903-1997), actrice. Na echtscheiding (1-11-1937) opnieuw met haar gehuwd op 13-7-1939. Beide huwelijken bleven kinderloos.
Niets wees erop dat Hein van der Niet acteur zou worden. Hij was het vierde van tien kinderen uit een godvrezend schoenlappersgezin, waar de Statenbijbel wet was en sport en spel volstrekt taboe waren. Zijn moeder was een volgelinge van de Nederlands-hervormde predikant J.P. Paauwe. Zij stelde het huis zelfs beschikbaar voor bijbelbijeenkomsten met andere aanhangers van diens uiterst orthodoxe leer. Vader Van der Niet ging weliswaar ter kerke bij een iets minder 'precieze' dominee, maar voegde zich naar de geloofsopvattingen van zijn vrouw. Voor de kinderen gold zodoende een streng regime, dat in het teken stond van Gods straffende hand.
Toch bleek dat Hein zich al op de lagere school en op de knapenvereniging aangetrokken voelde tot het declameren van gedichten en bijbelverhalen. Hij maakte indruk met zijn gepolijste, ietwat geaffecteerde voordracht, zijn al vroeg gebronsde stemgeluid en zijn rijzige gestalte. Maar aanvankelijk bleef hij gehoorzaam aan de regels die thuis golden, en ook koos hij het vak van schoenmaker, net als zijn vader. Op zijn vijftiende kon hij echter geen weerstand meer bieden aan de wereldse verlokkingen. Hij werd lid van de Scheveningse amateurtoneelvereniging 'Tot Onderling Vermaak' en raakte al snel verslingerd aan schmink, kostuums, schijnwerpers en de meisjes in het publiek. Zijn moeder zei hardop haar zoon voortaan te verdoemen, omdat hij de kant van Satan had gekozen.
Wat dit voor hem betekende, heeft Van der Niet nooit openlijk gezegd. Wel is duidelijk dat hij zich van haar woorden niets heeft aangetrokken. Hij voelde zich thuis bij het toneel, ging op kamers wonen en werd een actief toneelamateur in Den Haag en omstreken. Om in zijn onderhoud te voorzien hield Van der Niet er intussen een eigen schoenmakerspraktijkje op na. Al op zijn twintigste trouwde hij met de zeilmakersdochter Cornelia Twilt, die hij via het amateurtoneel had leren kennen. Zeven maanden later werd hun eerste kind geboren.
Steeds vaker ging Van der Niet zich bedienen van de artiestennaam Frits van Dongen. Hij deed dat niet alleen om afstand te nemen van het gelovige milieu waaruit hij afkomstig was, en van zijn eigen Haagse schoenmakerswinkeltje, maar ook omdat hij vond dat een acteur een zwierige naam moest hebben. Op voorspraak van de zangeres en actrice Toutie Weber, die hem bij 'Tot Onderling Vermaak' had zien spelen, maakte Van Dongen omstreeks 1923 als beginnende twintiger zijn entree bij het beroepstoneel. Eerst trad hij nog op in ambulante groepjes, één keer met een eigen ensemble 'Kunst voor Alles', en in 1926 bij het Vereenigd Haagsch Tooneel van regisseur Jef Martens. Van Dongen paste wonderwel in het Haagse societytoneel van die dagen. Zijn knappe voorkomen en verzorgde voordracht maakten hem bij uitstek geschikt voor het spelen van jonge minnaars en zonen van beteren huize. Met Van Dongens huwelijk verliep het intussen minder goed. Na de geboorte van een tweede kind in 1926 ontstond er een verwijdering tussen beide echtelieden. Van Dongen was steeds minder vaak thuis. In datzelfde jaar maakte hij lange tournees, onder meer naar West-Indië met De Haeghespelers van Eduard Verkade, waarbij hij zich onderweg de aandacht van jonge bewonderaarsters met graagte liet welgevallen. Toen hij in 1928 naar Berlijn vertrok in de hoop op een internationale filmcarrière, verhuisde zijn vrouw met de kinderen naar Rotterdam. In mei 1930 werd de echtscheiding uitgesproken.
Een paar maanden later, tijdens een tournee door Nederlands-Indië met een gezelschap onder leiding van Anton Verheyen, begon Van Dongen een verhouding met de in dat ensemble debuterende Marianne van Dam. Hun huwelijk volgde in 1933, toen zij beiden verbonden waren aan een gezelschap van Cor Ruys.
Zijn eerste filmrol speelde Van Dongen het jaar daarop, als de tegen het gezag rebellerende zoon in Op hoop van zegen van Herman Heijermans. Hoewel diens knoestige arbeiderstaal niet zijn sterkste kant was, viel hij wel op door de natuurlijke, niet-toneelmatige manier waarop hij zich voor de camera bewoog. Spoedig verschafte de snel opkomende Nederlandse filmindustrie hem meer rollen, die bovendien beter bij zijn hoog-Haagse uitstraling pasten. In 1935 waren dat Op stap, De big van het regiment en De kribbebijter en in 1936 Rubber.
Toen er na Rubber niet onmiddellijk nieuw werk in zicht was, reisde Van Dongen opnieuw naar Berlijn, waar nu eenmaal veel meer films werden gemaakt dan in Nederland. Was zijn eerste reis nog tevergeefs geweest, nu had hij aanbevelingen op zak van enkele Duitse vaklieden met wie hij in de Nederlandse filmstudio's had gewerkt. Van Dongen vestigde zich in Berlijn en maakte in 1937 zijn eerste Duitse film, Immer wenn ich glücklich bin. Met dit debuut had hij zoveel succes, dat hij onmiddellijk meer rollen kreeg. 'Natuurlijk spel en een geheel eigen type vormen het aantrekkelijke van zijn verschijning op het doek', berichtte Max Blokzijl, de Berlijnse correspondent van het Algemeen Handelsblad (29-11-1938). Tijdens zijn tweejarig verblijf in de Duitse hoofdstad maakte Van Dongen in totaal zes films voor de UFA-bedrijven Tobis, Majestic en Styria, met bekende regisseurs als Karl Lamac en Veit Harlan. Tot zijn tegenspelers behoorden grootheden als Kristina Söderbaum, Martha Eggert, Paul Hörbiger, Hans Moser en Theo Lingen. Zijn grootste succes boekte hij in 1938 als maharadja in de vervolgfilms Der Tiger von Eschnapur en Das indische Grabmal.
In hoeverre Van Dongen concessies moest doen aan de onder toezicht van het nazi-regime werkende filmindustrie, is niet te achterhalen. Evenmin is duidelijk of hij zich in 1937 - wellicht onder druk - liet scheiden van de joodse Marianne van Dam, die veiligheidshalve thuis in Rotterdam was gebleven. Hoewel zijn belangstelling voor andere vrouwen niet verflauwde, bleven zij bij elkaar en traden zij anderhalf jaar later opnieuw in het huwelijk.
Kort daarna scheepten Van Dongen en zijn echtgenote zich in Rotterdam in voor de overtocht naar de Verenigde Staten, waar zij op 15 augustus 1939 arriveerden. Enkele maanden later werden zij gevolgd door vader en moeder Van Dam, die zich, na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in Nederland niet langer veilig voelden. Regisseur Henry Koster - onder wiens leiding hij vijf jaar eerder in De kribbebijter had gespeeld - introduceerde Van Dongen in Hollywood. De Nederlandse acteur kreeg hier de nieuwe artiestennaam Philip Dorn en de nieuwe leeftijd van 31 in plaats van 39. Snel vond hij hier emplooi. Aan de lopende band werden er films gemaakt, die zich afspeelden tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog, waartoe voortdurend Europese acteurs nodig waren. In de twintig films die Dorn tussen 1940 en 1951 maakte, speelde hij onder meer een Noorse atleet, een Duitse arts, een Joegoslavische partizanenleider, een Franse kolonel, een Nederlandse piloot en een Duitse verzetsstrijder.
Tot Dorns tegenspelers behoorden sterren als Joan Crawford, Norma Shearer, Hedy Lamarr, John Wayne en Johnny Weissmuller. Maar de films in kwestie - waaronder Underground, Ziegfeld girl en Tarzan's secret uit 1941, Reunion in France uit 1942 en Passage to Marseille uit 1944 - werden nooit hun bekendste. Dorn stond ook op de nominatie voor de film Casablanca (1942), maar zijn toenmalige werkgever, filmproductiemaatschappij MGM, weigerde hem daarvoor uit te lenen aan concurrent Warner Brothers.
Philip Dorn werd geen ster, maar was wel bekend en populair genoeg om deel te nemen aan de tournees van Hollywood-acteurs die in de Amerikaanse legerplaatsen het moreel hoog kwamen houden en propaganda maakten voor de War Bonds, de bonnen voor financiële steun aan de oorlogsinspanning. Verder leidde hij een comfortabel leven. In het hooggelegen South Woodburn, met uitzicht op Los Angeles, bewoonde Dorn een gerieflijke bungalow, maar hij was ook vaak van huis voor zijn hobbies: zalmvissen en rokkenjagen.
Zijn filmrollen gingen Dorn gemakkelijk af. Hij wist diepe roerselen te suggereren achter een onaangedaan gelaat en kon nog altijd vertrouwen op zijn mannelijke charme. Tijdens een naoorlogs bezoek aan Nederland, in 1951, zei hij vrijuit: 'Waarom ik filmster ben geworden? Omdat je met niets doen een heleboel geld verdient. Eenmaal per jaar maak ik een film en voor de rest ga ik vissen. De maatschappij betaalt wel. Film spelen is business. Heel gewoon zaken doen' (Het Parool, 1951).
Vanaf 1948 kwam Dorn met enige regelmaat terug naar Nederland, waar de pers aan zijn lippen hing wanneer hij over zijn carrière in Hollywood vertelde. Buiten de publiciteit herstelde hij ook het contact met de kinderen uit zijn eerste huwelijk en met zijn moeder. Zij bleef afkeuren dat hij acteur was geworden, maar wilde hem graag weer in de familiekring opnemen.
Langzaam maar zeker raakte Hollywood echter wat uitgekeken op Dorn. Het werd voor hem steeds lastiger als beginnende vijftiger de ladykiller te spelen, er werden minder films over Europese helden gemaakt, en zelf gedroeg hij zich af en toe ongeïnteresseerd. Zo liet Dorn soms rollen lopen om naar Nederland te kunnen reizen en om - in 1952 en 1953 - weer enkele films in Duitsland te maken. Omdat hij graag weer eens op het toneel wilde staan, nam hij een aanbieding aan om in het seizoen 1954/55, samen met Lily Bouwmeester, een Nederlandse theatertournee te maken met Het hemelbed van Jan de Hartog. Die afwezigheid deed zijn reputatie in Hollywood geen goed.
Aan het eind van de tournee, in het voorjaar van 1955, werd Dorn tijdens een wandeling in Scheveningen getroffen door een losgewaaide plank van een bouwsteiger. Hij liep een hersenschudding op, waarvan hij genezen leek toen hij in juli van dat jaar terugkeerde naar Los Angeles. Thuis bleek echter dat zijn evenwichtsorganen niet goed meer functioneerden en dat zijn spraakvermogen was aangetast. Hij ging steeds moeizamer spreken. De weinige rollen die hem nog werden aangeboden, moest hij aan zich voorbij laten gaan, waaronder, in 1958, de vaderrol in The diary of Anne Frank.
De laatste twintig jaar van zijn leven leidde Philip Dorn een renteniersbestaan in de weelde en het comfort van zijn Californische bungalow. Hoewel hij nog maar weinig over zijn filmverleden sprak, kon hij terugkijken op een geslaagde carrière, die het resultaat was van talent en ondernemingszin. Dorn wist uit te groeien tot een acteur die weinig uiterlijke middelen nodig had om op geloofwaardige wijze een groot scala aan personages te spelen. Hoewel hij zijn grootste successen behaalde op het witte doek, schatte hij zijn leven lang het toneel hoger dan het filmbedrijf, dat hij met een nuchtere blik bezag: 'Als je van het toneel komt, weet je bij de film nauwelijks waarvoor je eigenlijk wordt betaald. Bij het toneel gaat het om je werk. Filmspeler ben je om geld te maken' (Waller). Misschien dat hij daarom gaandeweg zijn belangstelling voor het filmvak verloor. Naar het theater keerde hij echter nog slechts zelden terug.
A: Persdocumentatie betreffende Frits van Dongen in het Filmmuseum te Amsterdam en in het Theater Instituut Nederland te Amsterdam.
P: Een overzicht van theatervoorstellingen en films waarin Van Dongen/Dorn optrad in: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenveen 1984) 216-217. Filmografie in de onder L genoemde publicatie van Toonen, 129-167.
L: Interview in Algemeen Handelsblad, 14-1-1938 (ocht.); interview in De Telegraaf, 28-12-1938; interview door E[llen] W[aller], in Algemeen Handelsblad, 2-8-1948 (av.); interview in Het Parool, 18-10-1951 (p. 3); Hans Toonen, Nederlands eerste Hollywood-ster (Scheveningen 2002); Adrian Stahlecker, Nederlandse acteurs in de Weimarrepubliek en Nazi-Duitsland (Soesterberg 2008)
I: Hans Toonen, Nederlands eerste Hollywood-ster. Frits van Dongen alias Philip Dorn (Scheveningen 2002) 78 [Frits van Dongen met Joan Crawford in de film Reunion in France (1942). Foto: privé-archief Laurey/MGM].
Henk van Gelder
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013