Rappard, Louis Rudolph Jules ridder van (1906-1994)

 
English | Nederlands

RAPPARD, Louis Rudolph Jules ridder van (1906-1994)

RAPPARD, Louis Rudolph Jules ridder van, burgemeester en politicus (Overveen (N.H.) 15-7-1906 – Leusden (Utr.) 5-1-1994). Zoon van Anthon Gerrit Emile ridder van Rappard, rechter, Eerste- en Tweede-Kamerlid, en Irma von Maubeuge. Gehuwd op 26-10-1933 met Elisabeth barones van Hardenbroek (1909-2000). Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van RAPPARD, Louis Rudolph Jules ridder van

‘Rolly’ van Rappard groeide, samen met drie broers en twee zusters, op in een aristocratisch gezin in Tiel. Zijn moeder was een erudiete vrouw van Silezische adel, die haar kinderen de liefde voor kunst en literatuur bijbracht. Zijn vader was rechter bij en later president van de arrondissementsrechtbank in Tiel. Deze functie combineerde hij van 1918 tot 1935 met het lidmaatschap van de Tweede Kamer: aanvankelijk namens de Bond van Vrije Liberalen en na 1921 voor de Liberale Staatspartij ‘De Vrijheidsbond’. Vader Van Rappard was een in Tiel en omstreken gerespecteerd man, voor wie het ‘noblesse oblige’ hoog in het vaandel stond. Van zijn zonen eiste hij een zelfde aristocratisch plichtsbesef ten aanzien van de gemeenschap en de medemens. Hij stuurde zijn kinderen naar een ‘gewone school’, waarbij hij er nadrukkelijk op toezag dat ze niet werden voorgetrokken.

Na voltooiing van zijn opleiding aan het gemeentelijk gymnasium in Tiel ging Van Rappard begin oktober 1925 – geheel volgens de familietraditie – rechten studeren aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Belangrijk voor zijn ontwikkeling was zijn lidmaatschap van het Utrechtsch Studenten-Corps. Hij leerde er, zo zou hij zelf later zeggen, de waarde van tradities, vriendschap, tucht, karakter en hiërarchie. Als rector van het corps viel hij op door zijn strenge wijze van leiding geven, dit tot afgrijzen van zijn vader, die hem waarschuwde dat zijn autoritaire optreden hem in zijn leven nog zou opbreken.

Na het doctoraalexamen in 1931 vestigde Van Rappard zich korte tijd als advocaat in Nijmegen. Hij was pas 26 jaar oud toen hij op 15 augustus 1932 burgemeester werd van de kleine, nabij Tiel gelegen gemeente Zoelen. Dit ambt werd hem, mede door bemiddeling van zijn vader, min of meer in de schoot geworpen. Een jaar later trouwde hij met Elisabeth barones van Hardenbroek, hofdame van prinses Juliana. Uit dit huwelijk zouden tussen 1934 en 1948 vijf kinderen worden geboren.

De jonge burgemeester ontpopte zich als een autoritaire, patriarchale bestuurder met een voorkeur voor corporale humor en mores. Al spoedig kwam hij in conflict met de plaatselijke afdeling van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Van Rappard zou volgens de socialisten een dictator zijn, die zelfs het gebruik van fysiek geweld niet schuwde om de arbeiders te intimideren. Bovendien zou Van Rappard lid zijn van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Van Rappard had inderdaad sympathie voor Anton Mussert, maar lid van diens partij werd hij niet.

In plaats van bij de NSB meldde Van Rappard zich in 1934 aan als lid van het uiterst conservatieve Verbond voor Nationaal Herstel, tot groot verdriet van zijn vader, die hem wederom adviseerde zich minder autoritair op te stellen. Van Rappard had echter het vertrouwen in de vigerende liberale democratie verloren, omdat deze de nationale eenheid en de bestuurlijke daadkracht in de weg stond. Naast zijn lidmaatschap van het Verbond nam Van Rappard eveneens deel aan de Conferentie van Nationale Verontrusting in conferentieoord ‘Woudschoten’ in Zeist in 1939 en was hij geabonneerd op het uiterst rechtse, anti-democratische weekblad De Waag.

Op 15 september 1939 werd Van Rappard benoemd tot burgemeester van Gorinchem. Nog geen jaar na zijn benoeming vielen de Duitse legers Nederland binnen en werd hij ‘burgemeester in oorlogstijd’. Ondanks zijn afschuw van de bezetter bleef Van Rappard op zijn post in de hoop aldus nog enig tegenweer te kunnen geven. Geheel tegen zijn aard in was hij gedwongen voorzichtig tussen de klippen door te laveren. Terwijl hij in november 1942 nog weinig had ondernomen tegen de deportatie van de Gorcumse joden, besloot hij zich in februari 1943 aan te sluiten bij het burgemeestersverzet tegen de razzia’s op jonge mannen in het kader van de Arbeitseinsatz.

Op 24 februari 1943 werd Van Rappard gearresteerd en overgebracht naar de politiestrafgevangenis in Rotterdam. Na drie maanden gevangenschap en een tijdelijke verbanning in Drenthe werd hij op 8 juli 1943 geïnterneerd in het gijzelaarskamp ‘Beekvliet’ in Sint-Michielsgestel. Nadat hij op 10 september 1944 tijdelijk was vrijgelaten om de begrafenis van zijn in Nijmegen doodgeschoten oudste broer Willem bij te wonen, besloot hij onder te duiken. Tot 5 mei 1945 verbleef hij op verschillende adressen in Asperen en Hoog-Blokland.

Na de bevrijding keerde Van Rappard terug als burgemeester van Gorinchem. Zijn ambities reikten echter verder, en in 1948 solliciteerde hij naar het burgemeesterschap van Utrecht. Tot zijn grote woede werd hij op het laatste moment gepasseerd. Ook in partijpolitiek opzicht bracht de bevrijding niet wat Van Rappard ervan had gehoopt. In 1946 sloot hij zich – geheel in de in Sint Michielsgestel vaak besproken ‘Doorbraak’. – aan bij de Partij van de Arbeid (PvdA), maar al na een paar maanden keerde hij deze in zijn ogen te sterk door socialisten gedomineerde partij de rug toe. Uiteindelijk meldde hij zich in 1950 met frisse tegenzin aan bij de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD).

Intussen was Van Rappard ook op een geheel ander terrein bestuurlijk actief. Veertig jaar lang, van 1937 tot en met 1977, was hij voorzitter van de Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland (VBBN). In deze functie heeft hij verschillende – veelal vergeefse – pogingen ondernomen meer eenheid te brengen in de in vijf bonden uiteengevallen Nederlandse imkerij. Alleen door de krachten in één nationale vereniging te bundelen zouden naar zijn mening de belangen van de bijenteelt het best bij de overheid kunnen worden bepleit. Ook als imkervoorzitter was zijn optreden overigens niet vrij van conflicten met collega-bestuurders.

Nadat het burgemeesterschap van Utrecht aan zijn neus voorbij was gegaan, besloot Van Rappard zich volledig op Gorinchem te richten. Samen met de door de pvda gedomineerde gemeenteraad ontwikkelde hij ambitieuze plannen om de slaperige Zuid-Hollandse provincieplaats om te vormen tot een moderne stad met meer dan honderdduizend inwoners. Het centrum van Gorinchem kreeg een opknapbeurt, tal van nieuwe voorzieningen werden gebouwd, er kwam een nieuwe brug over de Merwede, en in 1959 werd de eerste van een serie geplande torenflats opgeleverd.

Begin jaren zestig verlegde Van Rappard zijn aandacht weer wat meer naar de landelijke politiek. In 1962 stapte hij uit de VVD, omdat deze partij te veel vasthield aan de fictie van eenheid van links- en rechts-liberalen en daardoor politiek stuurloos was geworden. Van Rappard pleitte voor terugkeer naar de vooroorlogse situatie, waarin links-liberalen en rechts-liberalen beide hun eigen partijorganisatie kenden. In 1963 richtte hij een partij op die dezelfde naam droeg als de vooroorlogse rechts-liberale partij, de Liberale Staatspartij (LSP).

In de weken voorafgaande aan de verkiezingen van mei 1963 wist Van Rappard verschillende malen de media te halen met gepeperde uitspraken over de wansmaak in kunst en literatuur, de ‘sinterklazerij’ van de grote partijen en de verloedering van de publieke moraal. Als ideaal schetste Van Rappard een sterk vereenvoudigde samenleving, waarin iedereen zijn plaats wist, de bestuurders leiding geven en waarin de kunst en voor iedereen begrijpelijk en aanvaardbaar is volgens een algemeen schoonheidsgevoel. Op sociaal-economisch terrein diende de overheid zich terughoudend op te stellen, terwijl zij tegelijkertijd actief moest waken over de publieke moraal en de geestelijke waarden. De kiezers waren evenwel weinig onder de indruk van Van Rappards ideaal. Met de slechts 22.353 stemmen (0,36 %) die op de lsp werden uitgebracht, bleef de partij ruim onder de kiesdrempel.

Door mee te doen aan de verkiezingen had Van Rappard zich echter wel de reputatie verworven van mediagenieke conservatieve moraalridder. In de daaropvolgende jaren zou zijn naam niet meer uit de publiciteit verdwijnen. Op radio en televisie en in krant en tijdschrift voer Van Rappard uit tegen moderne kunstenaars en pornografische schrijvers, tegen langharige provo’s en oproerige studenten en tegen de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming (NVSH). Meer dan wie dan ook werd Van Rappard tijdens de roerige jaren zestig het karikaturale symbool van de ouderwetse, autoritaire regent, wiens tijd voorbij was. In een door de Anne Frank Stichting in 1966 uitgebracht boekje over hedendaags fascisme werd hij zelfs als fascist aangemerkt. Toch vond Van Rappard ook veel weerklank. In de Boerenpartij zagen velen hem als mogelijke opvolger van de omstreden partij- en fractieleider Hendrik Koekoek. En de lezers van het dagblad De Stem verkozen hem in 1966 zelfs tot ‘man van het jaar’, nog boven prominente staatslieden als Lyndon B. Johnson, Charles de Gaulle en Moshe Dayan.

Op het hoogtepunt van zijn landelijke bekendheid kwam Van Rappard in Gorinchem echter in ernstige politieke problemen. In 1969 legde een groot deel van de gemeenteraad de functie neer uit protest tegen laatdunkende opmerkingen van de burgemeester over het functioneren en het niveau van de plaatselijke politici. Van Rappard had zijn hand overspeeld en moest op aandrang van de minister van Binnenlandse Zaken inbinden. Hij mocht zijn ambtstermijn uitzitten, maar bij zijn ontslag op 31 augustus 1971 werd hij in de Staatscourant niet zoals gebruikelijk bedankt voor ‘goede’, maar slechts voor ‘langdurige’ diensten. Eerder dat jaar had hij al een mislukte poging gedaan met de door hemzelf opgerichte partij Nederlands Appèl electoraal munt te slaan uit zijn bekendheid. De slogan ‘Voor Fatsoen – Stem Van Rappard’ leverde de partij slechts 0,4 % van de stemmen op.

Na zijn pensionering maakte Van Rappard enkele reizen, onder meer in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Internationale Federatie van Bijenhoudersverenigingen ‘Apimondia’. Daarnaast werkte hij aan een boek met persoonlijke herinneringen aan de Duitse bezetting. Hierin wilde hij onder meer het door de historicus L. de Jong in diens Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog gevestigde beeld van ‘goed’ en ‘fout’ corrigeren. Vooral de Nederlandse ambtenarij was volgens Van Rappard ten onrechte door De Jong in de beklaagdenbank geplaatst. In 1979 verschenen zijn herinneringen in twee boekdelen van samen meer dan duizend pagina’s onder de titel Hoe was het ook weer? Burgemeester voor, tijdens en direct na de bezetting van het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Het boek bevat tal van persoonlijke documenten, herinneringen, ‘nieuwe feiten’ en citaten van filosofen, schrijvers en politici waaruit moest blijken dat het goed-foutschema van De Jong te eenvoudig was. Het oordeel van de meeste recensenten was echter vernietigend, hoewel dit oordeel soms meer op de persoon van de schrijver dan op de inhoud van zijn publicatie leek te zijn gebaseerd.

Van Rappard bleef echter strijdvaardig. In 1978 had hij met zijn eigen lokale partij Stadsbelang een overweldigend succes behaald bij de gemeenteraadsverkiezingen in Gorinchem: 19,9 % van de stemmen. Daarmee was hij de eerste burgemeester die na zijn afscheid tot de gemeenteraad doordrong. Van Rappard bestookte zijn opvolgers vanuit de raad met zoveel kritiek dat tegenstanders zelfs van sabotage spraken. In 1986 nam hij afscheid van de gemeenteraad. Begin juni 1990 verruilde hij samen met zijn vrouw Gorinchem voor Leusden, waar hij in 1994 op 87-jarige leeftijd stierf.

Van Rappard werd bij zijn dood vooral herdacht als de laatste der conservatieven in Nederland en ook als een Don Quichote die een kruistocht voerde tegen de moderniteit. Achter dit imago, dat de bepaald niet publiciteitsschuwe Van Rappard zelf had helpen stileren, ging een in vele opzichten eigenzinnige man schuil, die zich niet wenste neer te leggen bij de gangbare opinies.

A: Persoonlijk archief-L.R.J. van Rappard in het Stadsarchief te Gorinchem; documentatiedossier-L.R.J. van Rappard in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam.

P: Behalve de in de tekst genoemde publicatie o.a.: Organisatieproblemen van onze vaderlandsche bijenteelt, vroeger en nu (Gorinchem 1941); Bijenteelt en bezetting (Gorinchem 1946); Politie is bestuur! Een kwart eeuw strijd om een gedecentraliseerd politiebestel. Verzamelde beschouwingen over politie, gezag en vrijheid (Gorinchem 1971); Een Nederlands appèl tot Nederlands behoud. Kerngedachten betreffende de noodzaak van een ingrijpende vernieuwing van ons politiek bestel (Gorinchem 1971).

L: Behalve necrologieën o.a. in NRC Handelsblad, 6-1-1994, door Willem Breedveld, in Trouw, 6-1-1994, in de Volkskrant, 6-1-1994 en door Hans Righart, in HP/De Tijd, 21-1-1994: interview in Algemeen Handelsblad, 9-5-1963; Wieb Top, Honderd jaar imkeren. De geschiedenis van de Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland, 1897-1997 (Wageningen 1997); Chris van der Heijden, Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam [etc.] 2002).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Suyk; Collectie ANEFO: Van Rappard presenteert zijn boek Hoe was het ook weer in oktober 1979].

Koen Vossen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013