© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Vilan van de Loo, 'Sloot, Nicolina Maria (1853-1927)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/sloot [12-11-2013]
SLOOT, Nicolina Maria (1853-1927)
Sloot, Nicolina Maria (pseudoniemen Mathilde, Melati van Java en Max van Ravensteijn), schrijfster en filantrope (Semarang (Java, Nederlands-Indië) 13-1-1853 - Noordwijk aan Zee 13-6-1927). Dochter van Carel Sloot, onderwijzer, en Louisa van Haastert.
Marie Sloot groeide, samen met haar zuster Christine en broer Nico, op als oudste in een rooms-katholiek onderwijzersgezin op Java. Vooral vanwege haar broze gezondheid ging het meisje niet naar school. Zij werd onderwezen door haar moeder, terwijl ook haar vader aan het huisonderwijs het zijne zal hebben bijgedragen. Marie bleek een pienter en leergierig meisje. De band met haar moeder moet intens geweest zijn, dusdanig, dat de kracht van moederliefde later in veel van Marie's romans als motief zou terugkeren.
Van 1865 tot 1866 volgde Marie onderwijs aan het gegoede meisjesinternaat van de Zusters Ursulinen aan het Noordwijk in Batavia. Daarop volgde een periode van zelfstudie, die zij in 1868 afsloot met het behalen van de akte van bekwaamheid als hulponderwijzeres in de Franse en Engelse taal. Voor zover bekend heeft Marie echter nooit les gegeven. Waarschijnlijk maakte een combinatie van aanvankelijk ouderlijke steun en later een groeiend inkomen uit haar literaire werk elke loondienst overbodig.
In 1871 verhuisde het gezin Sloot naar Nederland. Na een kort verblijf in Den Haag vestigden zij zich in Roermond, waar vader Sloot een betrekking als onderwijzer had gevonden. Hier begon Marie haar literaire loopbaan. Zij schreef naar Het Katholiek Stuiversmagazijn en informeerde naar de waarde van het door haar meegestuurde werk. De redactie van dit maandblad oordeelde gunstig en plaatste op 17 februari 1872 haar bijdrage 'Een doornenkroon'. Zij had deze geschreven onder het pseudoniem 'Mathilde', omdat het indertijd voor een katholiek jong meisje uitzonderlijk was te publiceren. Een jaar later verschenen 'God en Koning' en 'Twee Moeders'. Zoals de titels al suggereren, waren het katholieke schetsen, meer penoefeningen dan volwaardige literaire prestaties. Sloot schreef over haar diep doorvoelde rooms-katholieke geloof, waaraan zij - in het overwegend protestantse Nederland - tot haar laatste dag zou vasthouden en dat zij zoveel mogelijk in haar werk zou uitdragen.
In 1874 maakte Sloot haar debuut als romancière met De jonkvrouwe van Groenerode, over de lotgevallen van een Indo-Europese freule die met haar onafhankelijke geest zowel in Nederland als in Indië in botsing komt met haar omgeving. Het was de eerste roman die zij schreef onder de naam 'Melati', verwijzend naar een wit, stervorming bloempje met jasmijngeur. Haar uitgever, Gualtherus Kolff, voegde hieraan 'van Java' toe, en zo kwam het pseudoniem 'Melati van Java' tot stand. De jonkvrouwe van Groenerode zou het begin vormen van een stroom romans, feuilletons, toneelstukken, essays, artikelen, recensies en andere publicaties.
De jaren tussen 1871 en 1874 waren niet alleen bepalend voor Sloot omdat zij toen haar richting vond als auteur; in haar persoonlijke leven was daarnaast ook de dood van haar moeder, in 1873, een diep ingrijpende gebeurtenis. Sloot was toen twintig jaar. Zelf zei zij hierover: 'Wat ik vóór den dood van mijn moeder schreef, was eigenlijk niets anders dan het onbewust verwerkte uit de herinneringen die ik had van ( ) mijn dagelijkse lectuur. Toen het verdriet in mijne ziel was geboren, een zéér groot verdriet, was het of de heele wereld en de menschen eensklaps waren veranderd' (De Hollandsche Revue, 241). Door het verlies van haar moeder ontstond bij Sloot waarschijnlijk het verlangen de Indische jeugd met haar moeder in haar boeken te bewaren. Indië zou nooit weg zijn, haar moeder zou op vele manieren herinnerd worden.
Het grootste gedeelte van Sloots werk behoort tot het geïdealiseerd realisme, een weergave van een werkelijkheid die in meer of mindere mate verfraaid is. Haar historische romans richten zich vaak op standsverschillen en spelen zich af in hogere kringen; waar de historische feiten ontbraken, vulde zij die gemakkelijk aan met eigen fantasie. Dat Sloot een kritische geest had, blijkt uit de opmerkelijke vrouwenfiguren die zij in haar romans en meisjesboeken opvoert; evenals de schrijfster zijn haar hoofdrolspeelsters zelfstandig en in verschillende gradaties avontuurlijk ingesteld. Indische mannen delven tegenover hen vaak het onderspit. Sloots kritiek richt zich op het ontkennen van standsverschillen, op de onderwaardering van 'rooms-katholieke' vraagstukken en op de vooroordelen jegens Indische vrouwen. Haar oeuvre kenmerkt zich in alle genres door een paradoxale thematiek: tegenover vrouwelijke autonomie staat vrouwelijke onderworpenheid, tegenover moderniteit staat behoudzucht, tegenover het heteroseksuele huwelijk staan vrouwenvriendschappen.
In de jaren tachtig verhuisde Sloot van Roermond naar Amsterdam. Hier deelde zij haar huis met haar levensgezellin Lina Schefler - die zij waarschijnlijk via wederzijdse vrienden had leren kennen - en de inwonende dienstbode Cato. Met haar inmiddels getrouwde zuster Christine onderhield zij goede banden. De kinderen van Christine lieten zich door 'de tantes' Marie en Lina bemoederen. Een van de neefjes herinnerde zich: 'Nicht Lina, klein van stuk, bedrijvig en begaafd met een eenvoudige geest, verzorgde het huishoudelijk deel der ménage. Tante Marie hield zich daarbuiten en was zoodoende in staat zich ten volle aan haar zeer uitgebreide - literaire en sociale - werkzaamheden te wijden. Zij was in de gewone dingen des levens geniaal onhandig en de wetenschap, dat "nicht" op haar eigen terrein alwetend en alomtegenwoordig was, had haar elke stimulans ontnomen om voor Martha te spelen. In gezelschap vulden zij elkander bij het spreken aan, want haar jarenlang samenzijn had een twee-eenheid van haar gemaakt' (Kortenhorst, 149).
Naast haar omvangrijke literaire productie vervulde Sloot verschillende bestuursfuncties. Zo was zij redactrice van het tweewekelijkse blad Vrouwen-wereld. Mode-gids en dameslectuur (1887-1909) en van het maandblad, later weekblad De Huisvriend. Geïllustreerd Magazijn gewijd aan Letteren en Kunst (1891-1904). Verder leverde zij bijdragen aan verscheidene rooms-katholieke tijdschriften, zoals De Katholieke Illustratie, De Katholieke Gids, Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken en Boekenschouw.
Onder haar auteursnaam Melati van Java was Sloot ook maatschappelijk actief, vooral in rooms-katholieke kringen. Zo werden in Amsterdam de kerk Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste Rozenkrans en het meisjestehuis 'Het Lydiahuis' vooral door haar inspanningen gesticht. Daarnaast was Sloot bestuurslid van de R.K. Kunstenaarskring 'De Violier', medeoprichtster van de Katholieke Vrouwenvereeniging, en bestuurslid van de Internationale R.K. Vereeniging ter Bescherming van Jonge Meisjes. Ook was Sloot actief in feministische kringen. In Vrouwenarbeid. Orgaan van de Vereeniging Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (16-7-1898 en 19-7-1898) publiceerde zij het tweedelige essay 'De sociale arbeid der R.K. kloosterzusters in Nederland'.
De literaire kritiek reageerde verdeeld op Sloots werk. Enerzijds was er erkenning. Sloot behoorde bijvoorbeeld tot de eerste groep vrouwen die in 1893 toegang kreeg tot de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden; zij was de enige vrouwelijke auteur die - voor zover bekend - van Indo-Europese afkomst was. Anderzijds waren er ook critici die met afkeuring reageerden op het melodramatische gehalte van haar romans, een afkeuring die toenam naarmate het genre melodrama uit de mode raakte. Met de opkomst van andere genres en stromingen verdween haar werk uit de literaire waardering, maar het grote publiek bleef trouw aan Melati van Java. Haar boeken beleefden herdruk op herdruk en bleven vaak decennialang in omloop.
Dankzij haar literaire en maatschappelijke aanwezigheid groeide Sloot uit tot een bij het publiek bekende en geliefde figuur: zo was haar tweedelige roman Hermelijn (1885) nog in 1921 het meest uitgeleende bibliotheekboek. Eerder, in 1916, werd La Renzoni uitgebracht, een film naar haar gelijknamige boek, onder regie van Maurits Binger en met de indertijd gevierde actrice Annie Bos in de hoofdrol.
Waarschijnlijk om de kritiek te tarten schreef Sloot onder het pseudoniem Max van Ravensteijn een aantal romans dat de aandacht trok. De auteur was en bleef onbekend; pas, lang na haar dood, in 1954 zou het mysterie door de katholieke schrijver Anton van Duinkerken in De Tijd (2-4-1954) worden onthuld. Men bleef haar vooral associëren met het geïdealiseerd realisme, dat niet langer en vogue was.
Marie Sloot overleed vrij plotseling, op 74 jarige leeftijd, tijdens een vakantie in 1927 in een hotel in Noordwijk aan Zee; Lina stierf kort daarna. Vijf jaar eerder had Sloot nog in een interview verzucht: 'Ik zou Indië zo graag eens terugzien' (De Hollandsche Revue, 241). Want hoewel zij haar geboorteland toen al meer dan een halve eeuw niet meer had gezien, lag haar hart nog altijd daar.
A: Persdocumentatie in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.
P: Voorlopige alfabetische bibliografie van boektitels van N.M. Sloot: Website Damescompartiment Online: http://melati.damescompartiment.nl/biblio.html [20-12-2007].
L: 'Karakterschets: Nicolina Maria Sloot', in De Hollandsche Revue 27 (1922) 238-246; L.G. Kortenhorst, Kroniek van de familie Kortenhorst, 1300-1944 [Gestencilde uitgave] ('s-Gravenhage 1944); Remco Ekkers, 'Melati van Java' [juni 1986], in Lexicon van de jeugdliteratuur (Alphen aan den Rijn [etc.] 1982- ); Vilan van de Loo, '"Eene der meest begaafde vrouwen". Melati van Java (1853-1927)', in Indische Letteren 17 (2002) 3 (sept.) 111-122; Stephanie Loriaux, 'De stilte verbroken. Vijf luide vrouwenstemmen', ibidem 20 (2005) 1 (mrt.) 13-23; Vilan van de Loo, 'Schatten uit het archief. De Indische romans van Melati van Java (1853-1927)', in Lover 33 (2006) 2 (juni) 40-41.
I: Fanclub Melati van Java, te Leiden
Vilan van de Loo
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013