vorige (29-10-1918) | | volgende (2-11-1918) | kalender |
dagboekcahier 6 01/11/1918 1 november. 40.0000 Fransche en Belgische vluchtelingen zijn al in ons land opgenomen. De grens moet nu eenige dagen gesloten worden om ze naar ’t noorden af te voeren. Met ’t oog op mogelijke militaire verwikkelingen kunnen ze niet in Brabant en Limburg blijven. Maar voor onze volksgezondheid zijn ze een groot gevaar. De toestand is toch al slecht: de Spaansche griep woedt overal en eischt vele slachtoffers. Ook typhus en roodvonk breiden zich uit. Met Frankrijk zal onderhandeld worden om de vluchtelingen zoo spoedig mogelijk over zee naar Frankrijk af te voeren. Ook Rusland begint raar te doen. Onze gezant te Petrograd, Oudendijk, seint dat de Bolsjewieksche regeering zeer boos is dat wij Rosine niet als gezant willen toelaten. Edoch, wij hebben den nieuwen Russischen staat nog niet erkend en kunnen dus geen gezant toelaten. Te minder moeten wij dit doen, omdat de kerel met veel goud en drukwerk hierheen komt om revolutionaire propaganda te maken. Er zal een commissie van onderzoek worden benoemd, uit burgers en militairen bestaande, om de legertoestanden na te gaan. Besloten werd dat alles wat betrekking heeft op rechtspositie en loonen van de rijkswerklieden onder mij zal ressorteeren. Ik zal met de verschillende departementen waaronder ze hooren, overleg plegen. Reeds heb ik gereed een algemeene maatregel van bestuur waarin hun rechtspositie wordt geregeld. Ook zal er een permanente commissie van advies komen. De Fransche gezant, Allizé, deelde aan Van Karnebeek mee, dat hij niet geloofde dat Zeeuwsch-Vlaanderen gevaar liep. Hm! |
uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918) |