Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 7

05/04/1919

zaterdag 5 april 1919

Ik ben vandaag naar mgr. den aartsbisschop geweest. Een belangrijk onderhoud dat van tien tot half een duurde. Ik zette uiteen, wat in mijn nota over den Hoogen Raad van Arbeid stond. Ik verklaarde dat ’t me onaangenaam getroffen had, dat ’t schrijven van ’t episcopaat aan Ruijs en niet aan mij gericht was, terwijl deze zaak toch onder mij ressorteerde. Monseigneur zei: dat was mij uitdrukkelijk gezegd dat ik ’t schrijven aan Ruijs moest richten. ‘O ja, dat heeft pastoor Mutsaers u gezegd,’  zei ik, brutaal radend. Monseigneur zei niet neen, maar sprak er omheen. Hij begon geweldig uit te pakken tegen ’t R.K. Vakbureau. Tenslotte werd ’t me te gortig en ik heb ’t met kracht verdedigd en ook ’t noodige over de Federatie van R.K. Arbeidersvereenigingen gezegd. ’t Maakte op monseigneur nogal indruk, vooral toen ik zei dat ik vreesde dat de bisschoppen, opgestookt door Poels, Mutsaers en Van Schaik, door zich zoo fel tegen het Vakbureau te keeren en de Federatie te bevoorrechten, hun invloed op en vertrouwen bij de arbeiders aan ’t verspelen waren. Toen kwam monseigneur ook los en zei: ‘Ik ben ’t daar ook niet mee eens, dat is allemaal drijven van Poels’.

            Ik hoop dat mijn woorden eenigen invloed ten goede mogen hebben! ’t Meest leed doet ’t me dat Ruijs, achter mijn rug om, met Poels en Mutsaers samenwerkt ook om de Katholieke Sociale Actie te knauwen. Dat moest hij niet doen en ’t is ook niet fair. Ik ben zijn grootste steun in het kabinet en ook daarbuiten tegenover de arbeiders.

uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920)