Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 7

06/12/1918

vrijdag 6 december 1918

Ruijs was tamelijk opgewonden. Hij spreekt teveel met de Fransche gezant en komt zóó onder zijn invloed. Reeds vóór den ministerraad deelde hij me mede: de keizer moet weg en Van Karnebeek ook! Ik kalmeerde hem wat en ried hem aan hier niet al te overijld te handelen. In den ministerraad kwam hij er nu ook mee:  eerst heel bruusk: de keizer moet weg! Anders eischt men uitlevering; en dan zitten we ertusschen. Ik merkte op dat als we hem drongen weer naar Duitschland te gaan, de Entente ons dat nóg meer kwalijk zou nemen dan dat we hem hier hielden. Van Karnebeek zei dat men den keizer in Duitschland wel weer terug wilde. Hij zou er ’s avonds met Rosen over praten, den Duitschen gezant.

            Ook over Van Karnebeek begon Ruijs: hij had den indruk dat de Ententediplomaten voor Van Karnebeek óf bang waren, omdat hij hun te handig was, óf hem pro-Duitsch vonden. Van Karnebeek zei terecht: dus zou ik moeten heengaan. Maar algemeen werd dit bestreden: dat was erger dan [Grieksch], wanneer een minister van Buitenlandsche Zaken in ons land aftrad onder buitenlandsche pressie. In ’t algemeen werd dit bruusk optreden van Ruijs in den Raad zeer afgekeurd.

            In Limburg schijnt ’n afscheidingspropaganda gemaakt te worden waaraan zelfs ’t Tweede Kamerlid Henri van Groenendael meedoet. Hij wordt nagegaan.

uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920)