Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 7

10/02/1919

maandag 10 februari 1919

Om kwart voor tien moest ik weer bij H.M. de koningin komen. Zij hield me weer tot over half twaalf. Allerlei onderwerpen bracht zij ter sprake, speciaal de arbeidswetgeving. Ook mijn rapport over haar plan: ‘Voor moeder en kind’. Ze kamde het erg af; er deugde niets van: alles van bovenaf. ‘Laat ik ’t u eerlijk zeggen: ik proefde er geheel en al uw collega Van IJsselstein uit.’

            Ik liet H.M. rustig uitpraten. Toen begon ik: ’t was heelemaal niet van Van IJsselstein; maar heelemaal van mij! Daar keek ze vast van op en had blijkbaar spijt dat ze zoo hard van stapel was geloopen. Ik legde haar uit, wat de bedoeling was. En ’t einde was dat ze er heelemaal mee akkoord ging! Den volgende dag bevestigde zij dit nog  door een briefje van haar particulier secretaris!

            ’s Middags moest ik naar Delft waar mijn opvolger, mr. Veraart, zijn inaugurale rede hield. Aan ’t slot hield hij ook een toespraak tot mij. En tegen alle gebruik in Delft in, waar ik nooit onder eenige rede hoorde applaudiseeren, klonk na deze passage uit de studentenrijen eensklaps een luid applaus. Andere proffen deelden me ook mede dat ze zooiets in Delft nog nooit hadden meegemaakt. Ik ben benieuwd, hoe Veraart ’t in Delft maken zal. Ik vrees er een beetje voor. Hij is afschuwelijk pedant en heeft veel minder in zijn mars dan velen denken en vooral: dan hij zelf denkt. En dat hebben studenten zoo gauw in de smiezen! ’s Avonds ’n grandioos diner in ‘De Twee Steden’ dat heel wat beter was dan zijn rede!

uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920)