Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

11/10/1893

woensdag 11 october 1893

Maandagavond is er niets van gekomen om nog wat in mijn dagboek op te teekenen: ’k ben naar Bemmel Suyck geweest; ook gisterenavond niet: Sanders en Struycken zijn bij mij geweest. Ook vanavond zal er wel niets van komen: ’t zou vergadering geweest zijn onzer Roomsch Katholieke Studenten Vereeniging, doch pater Van Schijndel kon niet komen: dus is ’t nu vandaag over acht dagen. Daarom nu even wat: ’t is twaalf uur, om één moet ik weer naar Fruin en onderhand nog koffiedrinken: veel tijd is er dus niet.

Op dien brief van Küppers zal ik maar niet terugkomen: ’k denk hem van de week eens [p. 462] een kort, een laatste antwoordje te zenden.

Van mijn heerbroer ontving ik gisteren ook een brief: hij schreef echter, dat hij geen tijd had: ’t was twaalf uur in de nacht en hij had den heelen avond biecht gehoord!, maar dat hij me vandaag meer zou schrijven. Wat zou hij zeggen? Zal hij me aanraden Lize te vergeten? of misschien om met haar familie te trachten in kennis te komen? of, waarschijnlijk, alles te laten zooals ’t is en af te wachten hoe de zaken loopen? Maar ... Bemmel Suyck had dunkt me gelijk: ’t is gemeen om een meisje, dat misschien wel iets vermoedt, maar toch niets weet, in die onzekerheid te laten: moet zij andere partijen afslaan? Neen? maar dan ...!

’k Heb wel idee om zaterdagmiddag eens naar haar broer te gaan:’k zal hem eens over de portefeuille gaan spreken: een vrij gezochte, maar toch niet al te gezochte reden. Zou ik hem dan meteen eens vragen of hij eens een avondje bij mij komt? ... Licht, dat hij me dan ook terugvraagt: dán een beetje stoutmoedigheid en ... zou ik zóó niet met haar in aanraking kunnen komen? Edoch ... nog steeds is ze uit de stad. Zou daar iets anders achter steken? dát andere? ... Hélas! [p. 463]

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)