vorige (9-5-1919) | | volgende (15-5-1919) | kalender |
dagboekcahier 7 13/05/1919 dinsdag 13 mei 1919 Er is een uitnodiging gekomen om een gemachtigde naar Parijs te zenden over de herziening van de tractaten van 1839. Van Karnebeek meende zelf te moeten gaan, omdat ’t zal zijn een conferentie van ministers van Buitenlandsche Zaken. Waar alle andere landen door hun ministers van Buitenlandsche Zaken zullen vertegenwoordigd zijn, zou ’t een verkeerden indruk maken als wij ’n minderen god stuurden. Ruijs was daar erg tegen. Hij meende dat Van Karnebeek niet [de] bij de Entente gewilde man was. Ook Heemskerk. Ik was er voor. Mijn overtuiging was dat niemand beter dan Van Karnebeek onze belangen te Parijs zou kunnen behartigen. Er werd een middenweg ingeslagen: eerst zou ’t advies van Van Swinderen gevraagd worden. Tot hiertoe heb ik mijn in den ministerraad gemaakte aanteekeningen kunnen volgen. Ik maakte ze op verzoek van Ruijs: het waren niet-officieele notulen. Ik heb echter geen tijd meer om die aanteekeningen voor hem uit te werken. Daarom heeft Van IJsselstein dit baantje van me overgenomen. Maar ik heb nu niet meer de gelegenheid om aanteekeningen te maken. Ze zouden me vragen: wat doe je daar mee. In ’t vervolg dus maar enkel voorname punten. |
uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920) |