Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 7

20/12/1918

vrijdag 20 december 1918

Ruijs kwam weer met verhalen over ‘intriges’ van den Duitschen keizer. De kroonprins van Beieren, prins Ruprecht, zou in ons land zijn gekomen in een auto van den Spaanschen gezant te Brussel, enz. Hij kon echter zijn zegsman niet noemen. Dat is al herhaaldelijk in de ministerraad gebeurd dat Ruijs komt met verhalen of mededeelingen zonder dat hij zijn zegsman wil noemen. Dit begint groote ontstemming te wekken.  Hij moest dan zulke mededeelingen liever niet doen. Men kan er dan toch geenerlei waarde aan hechten.

            Uit Engeland komen goede berichten. Van Swinderen meldt dat de Engelsche regeering ons standpunt goed kan begrijpen. Ook Colijn berichtte dat de keizerquestie tot geen onvriendelijke actie zal leiden. Oudendijk, die den koning van Engeland had gesproken, kwam tot gelijke conclusie. Colijn meldde ook dat men er in Engeland niet over denkt België in zijn eischen tegen ons te steunen.

            Ik had zeer te klagen over de wijze waarop voor de Fransche vluchtelingen wordt gezorgd. Wat ’t hygiënisch deel betreft ressorteerde dit onder mij. Maar Ruijs had de zaak in z’n hand willen houden. Goed, maar dan moest hij ook zorgen dat er geen zieken of met luizen behepte persoonen vrij in ons land rondgingen. Ik wees vooral op ’t gevaar voor vlektyphus. Ruijs was ’n beetje boos, maar zou de zaak onderzoeken. Ik had veel meer reden om boos te zijn, want toen hem in de Kamer gevraagd werd over de onvoldoende quarantainemaatregelen, had hij geantwoord dat dit onder mij hoorde! En hij had juist deze zaak aan zich getrokken.

uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920)