P.J.M. Aalberse (1871-1947)
Publicist en uitgever (1901-1932)
Een intensieve bemoeienis met de katholieke pers en uitgeverij, als scribent en ondernemer, loopt als een rode draad door het leven van Aalberse. De eerste drie decennia van de twintigste eeuw waren in dit opzicht tegelijk een hoogtepunt en een periode van grote problemen. De problemen waren niet alleen het gevolg van Aalberses sociale en politieke denkbeelden, maar evenzeer van zijn ongeschiktheid voor het ondernemerschap. Aan inzicht in de nieuwe functie en mogelijkheden van de drukpers ontbrak het hem niet. De standenstaat maakte in Nederland geleidelijk plaats voor een massamaatschappij, waarin de publieke opinie een hoofdrol kreeg. Die opinie kon door de moderne media (kranten en tijdschriften, later ook de film en de radio) worden gestuurd en beïnvloed, en dat was precies wat Aalberse wilde. Om vele passages in het dagboek beter te begrijpen is daarom een wat uitvoeriger bespreking van zijn activiteiten als publicist en uitgever op zijn plaats.
Dat Aalberse in de wereld van de katholieke pers en uitgeverij een vooraanstaande plaats innam en wilde innemen, staat buiten kijf. Hij was schrijvend actief als (hoofd)redacteur van en medewerker aan tal van katholieke dagbladen en tijdschriften. De door hem opgerichte NV Uitgeversmaatschappij Futura te Leiden had niet alleen een zeer uitgebreid boekenfonds en een eigen drukkerij, maar groeide daarnaast uit tot een onoverzichtelijk conglomeraat, terwijl de eigenaar elders diverse commissariaten bekleedde.
Het begon heel kleinschalig in 1902 met de uitgave van het Katholiek Sociaal Weekblad door de NV De Katholieke Illustratie in Den Bosch. Het blad moest de aandacht van de meer ontwikkelde katholieken richten op de sociale kwestie en dienen als forum. Aalberse wist hierbij een kring van invloedrijke medewerkers te betrekken zoals W.H. Nolens, een intelligent sociaal denker en een politieke ster in opkomst, en J.D.J. Aengenent, docent aan het groot-seminarie Warmond en later bisschop van Haarlem. Het katholieke netwerk waarin Aalberse lange tijd zijn kracht zou vinden, begon zich af te tekenen. Toch moest hij het weekblad vaak in zijn eentje vullen. Het blad had duidelijk invloed en zou bijna dertig jaar verschijnen. Een volgende stap kwam in 1904 met de oprichting van de NV Uitgeversmaatschappij Futura, die van start ging met de reeks Politieke en sociale studies. Beide ondernemingen hadden een nauwe band met de hierboven besproken Katholieke Sociale Actie, opgericht in 1905, die veel van Aalberses aandacht en energie opeiste.
Na het KSW volgde al in 1906 De Voorhoede, een nieuwsblad bestemd voor de arbeidende klasse, eveneens onder redactie van Aalberse. Deze uitgave van Futura werd een groot succes: in 1913 waren er 27.500 abonnees. Juist dat succes riep grote weerstand op in de katholieke krantenwereld en in conservatieve kring. Maar Aalberse wilde verder gaan: hij mikte op de overname van Het Centrum, een krant met een landelijke naam en verspreiding, het belangrijkste orgaan van de christen-democratische richting en de spreekbuis van het moderne politieke katholicisme. Tot 1917 kende deze krant een bloeiperiode. Men dacht dat zij kon uitgroeien tot hét grote katholieke volksdagblad van Nederland. Serieuze onderhandelingen van Futura en het RK Vakbureau over Het Centrum begonnen in 1914 en zouden twee jaar duren. Het probleem zat bij het episcopaat, dat een platform voor de mobilisatie van de arbeiders liever niet in de handen van Aalberse zag. Het Vakbureau viel onder episcopale druk eind 1915 af. Pas daarna, in september 1916, kwam er groen licht voor overname door Futura van krant en drukkerij mits er geen arbeiderspolitiek zou worden gevoerd. Aalberse kocht Het Centrum aan voor een veel te hoog bedrag. Hij wilde er een algemeen katholiek blad van maken met vele plaatselijke edities door geleidelijke overname en incorporatie van bestaande, merendeels kwakkelende regionale katholieke nieuwsbladen. Deze strategie volgde hij een aantal jaren met gering commercieel succes. Dat leidde tot ernstige financiële problemen.
Uit dit alles blijkt dat Aalberse wel een goed oog had voor de ontwikkelingen op de markt van gedrukte media, maar van commercieel talent was gespeend. Door zijn benoeming tot hoogleraar in Delft (1916) en zijn ministerschap (1918-1925) slaagde hij er bovendien niet in voldoende greep te krijgen op Het Centrum, waarin steeds meer geleend geld werd gestoken. Een faillissement kon in 1923 net worden voorkomen, maar bleef in de jaren daarna voortdurend dreigen. Daardoor was ook de financiële toestand van het daarmee verweven Futura-concern onveranderd kritiek. Door deze zakelijke perikelen en de voortdurende kans op een financieel schandaal werd Aalberses positie in het katholieke politieke en sociale organisatieleven vanaf het midden van de jaren 1920 steeds kwetsbaarder. Een oplossing was dringend nodig.
Pogingen om kandidaten te vinden voor de overname van Het Centrum en Futura bleven vergeefs, evenals die voor het verwerven van investeringskrediet. Zijn vrienden W.H. Nolens en de sociale voorman en geestelijke A. Ariëns brachten in 1924 een steunsyndicaat van vermogende katholieken bijeen voor een reddingspoging, om het politieke schandaal te voorkomen dat een faillissement zou veroorzaken. Onmiddellijk na zijn aftreden als minister in augustus 1925 nam Aalberse de leiding van Het Centrum op zich. Het Futura-concern werd vrijwel geheel uitgekleed. Veel succes had dat niet. Besprekingen over een overname door grote katholieke uitgeverij De Spaarnestad liepen spaak, evenals andere pogingen tot samenwerking of overname. In april 1929 gaf Aalberse het op en trad terug. Tijdens een grote krantenfusie in de jaren 1931-1932 werd Het Centrum uiteindelijk toch door De Spaarnestad overgenomen.
Na vijftien jaar worstelen was Aalberse gered, maar ten koste van vele verliezen, niet het minst van zijn eigen vermogen. De problemen voortkomend uit dit bijna onontwarbare kluwen van financiële, zakelijke, politieke en religieuze belangen op het hoogste niveau tegen de achtergrond van een verwoede strijd om het primaat tussen landelijke en regionale katholieke pers, hebben de maatschappelijke en politieke carrière van Aalberse in belangrijke mate overschaduwd en ontwricht door de beperking van zijn bewegingsvrijheid in de politiek en daarbuiten.