De dagboeken
Vorm en overlevering
Aalberse begon als twintigjarige in september 1891 een regelmatig dagboek bij te houden. Hij heeft het dagboekschrijven ruim 56 jaar lang volgehouden tot in november 1947. Soms gebeurde dat met grote tussenpozen: van een min of meer regelmatig dagboek is na 1896 vooral sprake in de periode van het ministerschap (1918-1925) en in het eerste jaar van de Tweede Wereldoorlog. De twaalf gebonden cahiers, waarvan het derde deel ontbreekt, omvatten de inventarisnummers 1-11 van het Archief Aalberse in het Katholiek Documentatie Centrum van de Radboud-Universiteit te Nijmegen.
De dagboeken zoals ze zich nu in het archief bevinden, zijn in verschillende opzichten onvolledig. De redenen daarvoor zijn van uiteenlopende aard:
- Lacunes in het dagboekschrijven: de perioden eind 1896-1902, midden 1907 tot midden 1912, midden 1925 tot eind 1927 en voorjaar 1941 tot najaar 1944 ontbreken. Over de jaren 1902-1907 en 1932-1936 bevat het dagboek weinig aantekeningen.
- Cahier III wordt sinds midden jaren 1950 vermist. Naspeuringen in 2003 leverden geen resultaat op.
- Door Aalberse ingelegde stukken waarnaar in de tekst wordt verwezen, zijn inmiddels elders in het archief geborgen. Ze zijn alle opgespoord en voor het merendeel in de uitgave opgenomen.
- Ingrijpende censuur na het overlijden van Aalberse, vermoedelijk door diens weduwe. Op vele plaatsen, vooral in de vroege dagboeken, zijn vele tientallen paginas verwijderd. Soms zijn delen van een bladzijde weggesneden. In enkele gevallen zijn de verwijderde paginas weer teruggelegd. Ook zijn op vele plaatsen passages doorgehaald, zelden echter tot onleesbaarheid toe. Deze ingrepen in het manuscript worden in de uitgave in noten gesignaleerd. De doorgestreepte passages zijn doorgaans van specifieke aard: zo gaat het aanvankelijk om opmerkingen over zijn nog al geëxalteerde vriendschap met een klasgenoot op het internaat Katwijk, later om mededelingen van particuliere aard: huiselijke beslommeringen, opmerkingen over zijn vrouw en kinderen, financiële problemen, zijn gezondheidstoestand. Daaruit zou men kunnen afleiden, dat het bij de verwijderde dagboekbladzijden om soortgelijke informatie gaat.
- Van de oorspronkelijk naar schatting 3200 bladzijden van het dagboek missen er, inclusief cahier III, in totaal een kleine 750, het grootste deel uit de jaren vóór 1903. Een overzicht van de afzonderlijke dagboekcahiers met nadere gegevens is als bijlage toegevoegd aan deze inleiding.