De dagboeken
Aard en inhoud
Wanneer een dagboek, hoe onregelmatig ook, meer dan een halve eeuw wordt bijgehouden, zal het karakter ervan in de loop van de tijd onvermijdelijk veranderen. Dat is bij Aalberse stellig het geval. Dagboeken worden naar hun karakter wel onderscheiden in interne of intieme en externe dagboeken. In het eerste geval gaat het om een geregelde zelfreflectie, die getuigenis aflegt van de gemoedstoestanden en emoties van de auteur, al dan niet in reactie op gebeurtenissen in zijn leven en in de buitenwereld; in het tweede om meer kroniekmatige aantekeningen. Bij Aalberse is het moeilijk een keuze uit deze twee genres te maken, want beide zijn in de loop van de tijd, al dan niet in mengvorm, aanwezig. Wel bestaat er in dit opzicht een duidelijke caesuur tussen de dagboeken van 1891-1896 en die van na 1902.
Aalberse begon te schrijven op een cruciaal moment in zijn leven: een week vóór hij zich als student in de letteren inschreef aan de universiteit te Leiden. Aanvankelijk krijgen we daarom vooral een inkijk in het leven van de adolescent of jonge volwassene: hij schrijft over zijn dagelijkse bezigheden, sociale omgang en wat hij leest, maar ook over zijn stemmingen, hypochondrie en verliefdheid. Staan in deze jaren gedachten en gevoelens voorop, in de latere dagboeken is het steeds meer het eigen handelen, vooral in politiek en maatschappelijk opzicht, dat een geschreven neerslag krijgt. De student kon nog als uitgangspunt de wens hanteren een volledig overzicht van zijn leven te bewaren, voor de zeer actieve volwassene bleek dat onmogelijk. Hij beperkte zich voornamelijk tot notities over een gaandeweg succesrijker carrière met als hoogtepunt een bijna zevenjarig ministerschap, gevolgd door andere hoge publieke functies. Uitzonderingen daarop zijn de mislukking van zijn loopbaan als katholiek persmagnaat en de penibele financiële positie die daaruit voortvloeide, maar voor de buitenwereld verborgen moest blijven. Hij schreef vooral onder omstandigheden die hij voor zichzelf als belangrijk beschouwde en over de invloed die zijn handelingen in de buitenwereld hadden. Pas in de aanloop naar en bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam er steeds meer ruimte voor de invloed van die buitenwereld op het eigen dagelijkse leven. Het is opvallend hoe snel dat na de bevrijding weer omslaat.
Het voorgaande wil niet zeggen dat meer persoonlijke en intieme elementen na 1902 ontbreken. Het dagboek biedt enkele malen een uitvoerig overzicht van Aalberses financiële positie, zijn overwegingen daarbij en de maatregelen die hij in verband daarmee nam. Er is aandacht voor het gezinsleven en voor zijn kinderen, hun schoolloopbaan, verloving en huwelijk. Op vele plaatsen in het dagboek treffen we religieuze opvattingen en uitingen aan, die inzicht bieden in de wijze waarop Aalberse zijn geloof beleefde.
Hoezeer de aard van Aalberses dagboeken in de loop van ruim een halve eeuw veranderde, één aspect bleef hetzelfde: zij werden achter slot en grendel bewaard. Het dagboek was en bleef bedoeld voor de dagboekschrijver persoonlijk en mocht absoluut niet onder vreemde ogen komen. Aanwijzingen daarvoor zijn er genoeg in het dagboek zelf. Het bijwerken van het dagboek gebeurde dan ook in strikte afzondering, buiten het zicht van nieuwsgierige ogen. Gebrek aan privacy vormde ook vijftig jaar later nog een belemmering, toen in de hongerwinter van 1944-1945 alles in één vertrek moest gebeuren.