inleiding

 
English | Nederlands

De C.I.-rapporten

 

 

Omvang en registratie van de uitgaande rapportage

Volgens het hoofd C.I. bedroeg in 1928 het aantal inkomende stukken ongeveer 1900, zonder de ongeveer 8 à 900 vragen van Nederlandse consulaire ambtenaren in verband met visumverlening. In 1929 bedroeg het aantal te bewerken stukken 2200, exclusief de aanvragen van consulaire ambtenaren; eind oktober 1930 waren dit er al 2600, zodat er dat jaar naar schatting 3200 te behandelen stukken waren, plus ongeveer 600 vragen in verband met visumverlening. Uit deze opgave blijkt dat vrijwel elk inkomend stuk, met uitzondering van de stukken betreffende visumverlening, werd omgezet in een uitgaand rapport, aangezien de aantallen registratienummers voor de uitgaande rapporten over de jaren 1928 tot en met 1930 vrijwel overeenkomen met ingekomen stukken: resp. 1900, 2100 en 3400. Dit gegeven onderschrijft de functie van de C.I. als clearing-house voor door andere instanties vergaarde informatie.

Wat de uitgaande stukken en rapportage van de C.I. betreft, moet worden vermeld dat de dienst van 1919 tot 1940 driemaal met een nieuwe nummering is begonnen. De eerste maal uiteraard bij de oprichting van de dienst (nrs. 1 tot ca. 35.000), de tweede maal in 1933 (nadat een uitgaande brief met registratie in de publiciteit was gekomen) en tenslotte in 1940, toen het getal 100.000 werd bereikt (nrs. 1 tot ca. 13.000), samen ongeveer 150.000 stukken.

Het aantal teruggevonden rapporten van ruim 2000 betekent dus dat in totaal iets minder dan 1,5% van de verzonden C.I.-documenten is teruggevonden. Aangezien relatief omvangrijke rapporten als jaarberichten, overzichten en bulletins een grotere kans op archivalische overleving hebben gehad, is het relatieve belang en de omvang van de getraceerde stukken groter dan het kleine aantal bewaarde rapporten doet vermoeden. Betrekkelijk veel documenten uit de tijd van de mobilisatie (1939-1940) zijn niet teruggevonden, waarschijnlijk omdat zij in mei 1940 zijn vernietigd.

 

 

Typen en inhoud

In de databank zijn onder de naam "C.I.-rapporten" documenten opgenomen die weliswaar vrijwel alle met een uitgaand C.I.-nummer zijn geregistreerd, maar die in omvang, aard en inhoud zeer verschillend kunnen zijn. Aan het ene einde van het spectrum vinden we simpele begeleidende brieven, aan het andere uitvoerige analytische jaarrapporten. Hieronder wordt een globaal overzicht gegeven van de verschillende typen rapportage met een karakterisering van hun (mogelijke) inhoud. Door te klikken op de voorbeelden wordt een (fragment van een) document getoond.

 

Informatie over personen

Regelmatig werd de C.I. door andere instanties gevraagd om informatie over personen. De dienst verzond daarop meestal een kort ambtsbericht. Zo zijn er rapporten betreffende individuen die om welke reden dan ook de aandacht van Nederlandse autoriteiten hadden getrokken, bijvoorbeeld omdat zij zich openlijk communistisch uitlieten of revolutionaire propaganda bedreven, omdat informatie verzocht of verstrekt werd over gezindheid of gedragingen van vreemdelingen of omdat zij elders het land waren uitgezet en wellicht zouden pogen de Nederlandse grens te overschrijden. In het laatste geval hoefde het niet alleen te gaan om de politieke overtuiging van betrokkenen maar bijvoorbeeld ook om fraude, chantage of valsheid in geschrifte. Over andere dan zuiver politieke gedragingen van individuen en hun privé-leven werd overigens met grote terughoudendheid gerapporteerd.

Voorbeeld: RN 1188, p. 1-2

 

Verslagen van bijeenkomsten

Deze verslagen bevatten over het algemeen een zakelijke weergave van de gehouden toespraken en gevoerde discussies. Een enkele maal treft men de vermelding aan dat redevoeringen stenografisch werden opgenomen en beknopt weergegeven. Uit de rapportage blijkt dat men zich soms bewust was van de aanwezigheid van vertegenwoordigers van een inlichtingendienst.

In verslagen van bijeenkomsten werden meestal plaats en tijdstip van handeling, beknopte informatie over de organiserende groepering, de personalia van de sprekers, de aantallen bezoekers en meestal de onder hen heersende stemming weergegeven. Vaak vermeldde het slot van het rapport dat de vergadering een ordelijk verloop had gekend en dat er van opruiing geen sprake was geweest. Over het algemeen konden, zo blijkt uit de verslagen, politieke bijeenkomsten op een grote toeloop rekenen, ook als het ging om marginale groeperingen. Soms werden bij C.I.-rapporten ook krantenknipsels opgenomen die betrekking hadden op de bijeenkomst waarvan verslag werd gedaan.

Voorbeeld: RN 399, p. 1-2

 

Samenvattende rapporten over organisaties of groepen

Nu en dan vervaardigde de C.I. samenvattende rapporten die een indruk gaven van de bestuurssamenstelling, de organisatie, de activiteiten, het ledental en de financiële situatie van groeperingen die zijn aandacht hadden.

Voorbeeld: RN 618, p. 2-3

 

Stemmingsbeelden

In sommige rapporten verstrekte de C.I. stemmingsbeelden over bepaalde groepen, organisaties of categorieën in verband met bijvoorbeeld mogelijke sociale conflicten; daarbij werd tevens gerapporteerd over actiebereidheid. Ook werden soms achteraf rapporten gemaakt over het verloop van belangrijke gebeurtenissen en het gedrag van de bevolking of specifieke groepen bij dergelijke gelegenheden. Als voorbeelden daarvan kunnen worden genoemd verslagen van 1 mei-vieringen en de anarchistische pinkstermobilisaties.

Voorbeeld: RN 560, p. 1

 

Berichten over intenties

Berichten over intenties of de voorbereidingen voor bepaalde acties van voornamelijk de leiding van bepaalde organisaties.

Voorbeeld: RN 1292, p. 1-2

 

Rapportage over methoden

Sommige C.I.-rapporten verstrekten waarschuwende informatie over bepaalde methoden die in zwang zouden zijn bij de bestudeerde organisaties. Voorbeelden daarvan waren de gewoonte van communisten om paspoorten te "verliezen" teneinde partijgenoten in de gelegenheid te stellen onder valse naam te reizen, of de praktijk in communistische kring om dienstmeisjes of kantoorpersoneel in de nabijheid van vooraanstaande politici en andere invloedrijke personen te plaatsen voor het verzamelen van inlichtingen.

Voorbeeld: RN 1436, p. 1

 

Publicaties, circulaires en dergelijke van organisaties

Sommige C.I.-rapporten bevatten weergaven of samenvattingen van publicaties (pamfletten, bedrijfskranten en dergelijke) circulaires en instructies, al dan niet voorzien van commentaar.

Voorbeeld: RN 985, p. 1-2

 

Rapporten over het buitenland

De C.I. verzond rapporten met informatie over bedreigingen op het gebied van de interne veiligheid en maatregelen daartegen zoals die in het buitenland bestonden en die wellicht in Nederland navolging verdienden. Ook over wettelijke bepalingen in andere landen tegen links-revolutionaire stromingen rapporteerde de C.I. herhaaldelijk. Daarnaast waren er sinds 1926 de "Mededeelingen over het communisme in het buitenland", spoedig herdoopt tot "Buitenlandsche rapporten". Deze naam doet vermoeden dat de rapporten hun oorsprong bij een buitenlandse zusterdienst hadden. Bij de verzending van het eerste rapport werd aangetekend dat het in de bedoeling lag dergelijke overzichten iedere twee maanden te verzorgen. Deze frequentie werd echter niet gehaald en de verslagen verschenen onregelmatig. Zij werden verzonden aan de politieverbindingen, de procureurs-generaal, de inspecteur en de divisiecommandanten der Koninklijke Marechaussee en de inspecteur der Burgerwachten.

Voorbeeld: RN 1006, p. 1-2

 

Lijsten van revolutionairen in Nederland

Al in april 1919 vervaardigde de C.I. een lijst met de namen, adressen en functies van ruim 150 Nederlandse revolutionairen. Het betrof voornamelijk communisten, anarchisten, revolutionaire propagandisten en bestuurders van enkele andere groeperingen. Deze lijst kreeg al snel een speciale status: die van "zwarte lijst" als basis voor maatregelen bij dreigende revolutie en om bij het uitroepen van de staat van beleg als arrestatielijst te worden gebruikt, dit alles op aanwijzing van de C.I.

In het verlengde hiervan moesten in de steden Amsterdam, Arnhem, Delft, Deventer, Dordrecht, Enschede, Gorinchem, 's-Gravenhage, Groningen, Haarlem, 's-Hertogenbosch, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht, Vlissingen en Zwolle de namen van de bedoelde revolutionairen in een apart register worden vastgelegd. Alle lokale contactpunten van de C.I. moesten voortaan de in hun gemeenten bekende revolutionairen bij de dienst aanmelden met summiere biografische gegevens zoveel mogelijk voorzien van een foto. De ingezonden gegevens werden opgenomen in de centrale kartotheek van de C.I., waarin tenslotte ongeveer honderdduizend namen zouden zijn opgenomen.

Op basis van deze gegevens stelde de C.I. een meermalen geactualiseerde en uitgebreide lijst van belangrijke revolutionairen samen, alfabetisch geordend op persoonsnaam en per gemeente. De namen van vooraanstaande personen ("leiders, bestuurders, propagandisten, persleiders") werden onderstreept. Deze lijst kreeg een wijde verspreiding onder politie- en militaire autoriteiten. Telde zij in 1930 nog 4000 namen, in 1939 bevatte zij in totaal 6500 persoonsnamen en de namen van 112 organisaties. Vanaf 1930 werd de lijst door middel van een alfabetische klapper ontsloten. Sinds 1936/1937 vulden de inlichtingendiensten in de grote gemeenten zelf de kaarten ten behoeve van de C.I. in en zonden die vervolgens in.

De politieverbindingen hadden kritiek op de lijsten omdat zij onvolledig en niet up to date waren en omdat het bijhouden veel tijd vergde. In de praktijk stuurden de plaatselijke inlichtingendiensten vaak de gegevens niet vooraf in, maar pas nadat een nieuwe lijst was verschenen, waarvan geconstateerd werd dat de gegevens inmiddels verouderd waren.

Er zijn gevallen bekend waarin de Duitse bezettingsautoriteiten van deze lijsten of de daaraan ten grondslag liggende informatie gebruik hebben gemaakt. In de beginjaren van de Binnenlandse Veiligheids Dienst zijn de namen van Nederlanders die op enkele zwarte lijsten uit de jaren dertig voorkwamen, verwerkt in de kartotheek van de nieuwe veiligheidsdienst.

Vanaf eind jaren twintig werden in de oneven jaren aan de politieverbindingen lijsten verstrekt van Nederlandse en in de even jaren van buitenlandse revolutionairen.

Voorbeeld: RN 2232, p. 153-154

 

Lijsten van dienstweigeraars

De C.I. vervaardigde vanaf november 1925 lijsten van dienstweigeraars. Op de eerste lijst waren de personen opgenomen die sinds 1918 geweigerd hadden hun militaire dienstplicht te vervullen. Nadien werden periodiek aanvullende lijsten verzonden. Voor een groot deel kwamen de namen van de vermelde personen ook voor op de lijsten revolutionairen in Nederland. Deze lijsten werden toegezonden aan de ministers van Oorlog en Justitie en de procureurs-generaal.

Voorbeeld: RN 652, p. 2-3

 

Lijsten van buitenlandse revolutionairen

In juli 1919 werd een eerste lijst van buitenlandse revolutionairen aan diverse autoriteiten toegezonden. Deze lijst werd in de loop der jaren regelmatig aangevuld. Na verloop van tijd werd zij zo omvangrijk dat van volledigheid werd afgezien. De namen van bekende personen, zoals Trotsky, werden er niet meer op vermeld, evenmin als de namen van personen van wie niet werd verwacht dat zij naar Nederland zouden reizen. Een nieuwe lijst van eind 1927 bouwde nog steeds voort op de oude gegevens en werd niet zeer betrouwbaar geacht. Pas in 1931 kwam een geactualiseerde nieuwe lijst ter beschikking. Nadien verschenen nog diverse mutaties en aanvullingen.

Vanaf eind jaren twintig werden in de oneven jaren lijsten aan de politieverbindingen verstrekt van Nederlandse en in de even jaren van buitenlandse revolutionairen.

Voorbeeld: RN 218, p. 3-4

 

Bulletins

De C.I. heeft in de loop der jaren enkele tientallen bulletins uitgegeven, die een bepaald onderwerp meer uitgebreid behandelden. Helaas konden er daarvan maar enkele worden getraceerd, zoals een bulletin over het Jordaanoproer in Amsterdam en een overzicht van de politieke toestand in Nederland begin 1938.

Voorbeeld: RN 204, p. 2-3

 

(Twee)wekelijkse overzichten

In ieder geval in 1920 verschenen in twee-wekelijkse frequentie samenvattende rapporten onder de titel "Beknopt Bericht Algemene Toestand"; deze zijn slechts in beperkte mate getraceerd.

Van het door de C.I. geproduceerde "Wekelijksche overzicht" is eveneens slechts een beperkt aantal teruggevonden. Het oudste dateert van 6 januari 1937 en is duidelijk niet de eerste aflevering. Het overzicht werd opgesteld door de Amsterdamse inlichtingendienst, die rechtstreeks exemplaren zond aan de C.I., de procureur-generaal en officier van justitie in Amsterdam en de politiekorpsen in Den Haag, Rotterdam en Utrecht. De C.I. verzond op zijn beurt het overzicht aan de minister-president en de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Het overzicht kende een rubriek A betreffende fascisme en nationaal-socialisme en een rubriek B over communisme, trotskisme en anarchisme, dezelfde indeling die bij de jaarberichten werd gehanteerd.

Voorbeeld: RN 1369, p. 2-3

 

(Twee)maandelijkse overzichten

Begin 1926 verscheen het eerste (maand)overzicht. Na een regelmatige verschijning in 1926 stokte de produktie in het volgende jaar. Op 1 augustus 1927 verscheen pas het vierde exemplaar van dat jaar en daarna werden enige tijd geen overzichten meer samengesteld. Tussen 1928 en augustus 1939 verschenen de overzichten tweemaandelijks. Alleen no. 5 van 1932 is niet verschenen. In de overzichten werd voornamelijk aandacht besteed aan de communistische beweging in Nederland. Daarnaast werd er plaats ingeruimd voor overzichten over de ontwikkeling van de vakbeweging, het anarchisme, het pacifisme en de S.D.A.P., in de loop van de jaren dertig ook de N.S.B. en het Zwart Front. Veel overzichten bevatten als bijlagen resoluties, discussieprogramma's, congresvoorstellen en dergelijke van de bestudeerde organisaties.

De maandoverzichten werden wel verzonden door de C.I., maar zij werden tot begin jaren dertig vervaardigd door de Inlichtingendienst Amsterdam op basis van gegevens die werden verkregen van onder meer de C.I. en andere plaatselijke inlichtingendiensten. Amsterdam werd namelijk door de C.I. beschouwd als het zwaartepunt voor de observatie van linkse stromingen. Na de komst van A.J. Rooseboom bij de C.I. nam deze geleidelijk de verzorging van de maandoverzichten over.

De maandrapporten werden met ingang van 1928 toegezonden aan alle politieverbindingen. Over de maandrapporten bereikte de C.I. regelmatig als kritiek dat zij te lang en taai waren. Zij gingen vaak vergezeld van een "Mededelingenblad" dat informatie van zeer uiteenlopende aard kon bevatten.

In maandoverzicht no. 1 van 1933 werd een overzicht gegeven van de fascistische organisaties en van ongeveer zestig linkse organisaties. Daarbij werd opgemerkt dat gezien de behoefte aan een dergelijk overzicht, dit voortaan telkens aan het begin van het jaar zou worden gepubliceerd. Het was de bedoeling dat dit zou geschieden in de vorm van het eerste overzicht van elk jaar, maar in de jaren 1934 tot en met 1938 werden dergelijke overzichten als apart jaarbericht verstrekt.

Voorbeeld: RN 2210, p. 4-5

 

Jaarberichten

Het jaarbericht bestond uit twee afzonderlijke gedeelten: een "Jaarbericht A" over fascistische en nationaal-socialistische organisaties en een "Jaarbericht B" met betrekking tot antimilitaristische en pacifistische en linkse groeperingen. Tot de laatste werden behalve communisten, trotzkisten, syndicalisten en anarchisten ook de S.D.A.P. met haar nevenorganisaties gerekend.

De jaarberichten hadden tot doel zowel een terugblik te bieden over ontwikkelingen in het voorafgaande jaar als een handleiding te bieden voor inlichtingenactiviteiten. Zij gaven uitgebreide overzichten van de samenstelling van partijorganen, besturen en dergelijke, organen, ledentallen, financiën, bij organisaties in gebruik zijnde panden, neven- en mantelorganisaties, activiteiten, doelstellingen, strategie en taktiek, en daarnaast een korte evaluatie van de mate waarin de vermelde organisaties een bedreiging vormden voor de staatsveiligheid.

In 1937 was de omvang van Jaarbericht A uitgegroeid tot 28 pagina's en van Jaarbericht B tot 147 bladzijden. In 1938 verscheen nog wel het Jaarbericht A in zijn oude opzet, met een omvang van 40 pagina's. Jaarbericht B kon niet langer voldoen aan de pretentie een volledig overzicht van alle linkse organisaties te bieden als gevolg van gebrek aan personeel en fondsen en was ingekrompen tot 65 bladzijden, waarin aandacht werd besteed aan de belangrijkste organisaties. Daartoe behoorden nog steeds de S.D.A.P. en het N.V.V.

Voorbeeld: RN 2141, p. 5-6

 

Verslagen van bijeenkomsten met de politieverbindingen

De verslagen van bijeenkomsten met de politieverbindingen, die in de jaren twintig sporadisch en tussen 1930 en 1938 jaarlijks plaatsvonden, werden als C.I.-rapport verzonden.

Voorbeeld: RN 861, p. 2-3

 

Geleidbrieven bij de terugzending van stukken

Onder de uitgaande stukken van de C.I. bevinden zich vele van een C.I.-registratie voorziene geleidbrieven bij de terugzending van stukken, voornamelijk aan de minister van Justitie en de procureur-generaal te Amsterdam. In deze brieven wordt kort melding gemaakt van de aard of inhoud van de teruggestuurde stukken, zodat zij informatie geven over de bronnen van de C.I.