Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960

 
English | Nederlands

Associatie voor Katholiek Onderwijs in de Nederlandse overzeese gewesten

Naam Associatie voor Katholiek Onderwijs in de Nederlandse overzeese gewesten
Naamsvarianten
  • Stichting Associatie voor Katholiek Onderwijs in de Nederlandse overzeese gewesten
  • Associatie ter Bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche Bezittingen
  • Associatie voor Katholiek Onderwijs in Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen
  • Associatie tot bevordering van het onderwijs
Periode 1850-na 1973
Denominatie rooms-katholiek
Org Missie

Korte geschiedenis

De Stichting Associatie voor Katholiek Onderwijs in de Nederlandse Overzeese Gewesten is opgericht in 1850 in Amsterdam. Doel was het bevorderen van het katholiek onderwijs in de Nederlandse koloniën. Aanleiding was een gesprek tussen een zuster van Roosendaal die vanuit Amsterdam zou vertrekken naar Curaçao om daar in het onderwijs te werken en de latere presidente mevrouw Van Cranenburgh-Kock. De zuster gaf aan dat krachtige hulp uit het moederland welkom zou zijn en daarop ontspon zich een briefwisseling tussen mevrouw Van Cranenburgh-Kock en mgr. Niewindt, de apostolisch-vicaris van Curacao, over het oprichten van een Comité van Dames protectrices. Deze zouden dan kunnen zorgen voor alles 'wat in het belang van het bijna uitsluitend katholijke Curaçao voor het behoud en de ontwikkeling dier scholen noodig is; daaronder begrepen de kleeding, zonder welke de kinderen der slaven en andere behoeftigen noch school noch kerk kunnen bezoeken' (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 1-2). Tijdens de eerste vergadering werd besloten om niet alleen voor scholen in de West, maar ook voor weldadigheid in de Oost te arbeiden. Dit gebeurde met instemming van mgr. Belgrado, de internuntius in Den Haag ((Eerste Verslag, 3-4). Niettemin ging het meeste geld naar de West, vooral naar Curacao (Van der Velden, De Roomsch-katholieke missie, 144).

Na het eerste bestaansjaar van de Associatie telde men 207 leden (Eerste Verslag, 5). In 1911 was dit aantal opgelopen tot 732 leden en telde men 24 afdelingen (52ste verslag, 1912, 1). In dat jaar ondernam men ook voor het eerst een poging om een vermelding te krijgen in de Pius-Almanak om de naamsbekendheid te vergroten. Daarnaast nam men voor het eerst afbeeldingen op in het Verslag in de hoop dit aantrekkelijker te maken en een breder lezerspubliek te bereiken (Twee en vijftigste verslag der Associatie (1912) 6).

De organisatie bestaat niet meer. Aangezien het wel eens de oudste grotendeels door Nederlandse leken bestuurde organisatie geweest zou kunnen zijn, en dames van stand er een groot aandeel in hadden, is er extra aandacht aan besteed. (zie ook: 103de Jaarverslag (1973) 1 en Van der Velden, De Roomsch-katholieke missie, 143-144.

Organisatie

Oprichting

Op 2 februari 1850 werd het Comité der Dames-Protectrices gevestigd in Amsterdam met een directeur, de heer Hesseveld, en een thesaurier, de heer P. van Cranenburgh. De 'provisor der Oost-en West-Indische Bezittingen', mgr. baron van Wijckerslooth nam terstond deel aan de activiteiten  (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 2 en 7). Het hoofdbestuur bestond daarmee uit zes Dames Protectrices, waaronder een presidente en een vice-presidente, en een directeur en een algemeen thesaurier (Eerste Verslag 7). De bisschop van Haarlem wees een priester als directeur-adviseur over de Associatie aan (52ste verslag, 1912, 35).

 

Bestuur, leden en begunstigers van de vereniging

Op die manier was de grondslag gelegd van meerdere afdelingen in andere steden die onder het hoofdbestuur zouden functioneren en waar dames protectrices zouden streven naar ledenaanwas (en het behoud ervan (Eerste Verslag, 2-3). Het hoofdbestuur nodigde dames uit om als protectrices werkzaam te zijn. Op hun beurt konden de dames-protectrices dames-zelatrices aanstellen die in onderling overleg met haar werkzaam waren (52ste verslag, 1912, 35-36). De afdelingen moesten zorg dragen voor afdracht van de bijdragen aan het hoofdbestuur en verslag van de werkzaamheden uitbrengen (Eerste Verslag, 8). Het hoofdbestuur besprak met de apostolische vicarissen de belangen van de Associatie (Eerste Verslag, 8). Het verplichtte zich om jaarlijks verslag uit te brengen aan de vice-superior van de Hollandse Zending, op moment van oprichting mgr. Belgrado, en aan de 'provisor van de Oost- en West-Indische Bezittingen', op moment van oprichting mgr. baron van Wijckerslooth. (Eerste Verslag 8). Later werd het jaarlijks verslag door het hoofdbestuur opgesteld voor de bisschop van Haarlem (52ste verslag, 1912, 35). Voorwaarde voor lidmaatschap was het betalen van een jaarlijkse contributie. Er konden ook giften geschonken worden. Ook steunde men de Associatie door gebed (Eerste Verslag, 4).  

 

Omvorming tot stichting

In 1952 werd het voormalige Liefdewerk omgezet in een Stichting (86ste Jaarverslag, 1951, aldaar opgenomen de nieuwe stichtingsakte, 6). Deze omzetting was goedgekeurd door de bisschop van Haarlem (86ste Jaarverslag (1951) 8).

 

Bestuur, leden en begunstigers van de stichting

De Stichting werd bestuurd door een hoofdbestuur bestaande uit elf leden. De priester-directeur werd nog steeds benoemd door de bisschop van Haarlem. De tien dames protectricen werden in het jaar van de stichting (1952) gekozen op een algemene vergadering van protectricen. Daarna werden zij gekozen door het hoofdbestuur. Het dagelijks bestuur werd gevormd door de priester-directeur, de voorzitster en ondervoorzitster en twee leden. De dames van het hoofd- en dagelijks bestuur werden voor een periode van drie jaar gekozen en waren na aftreden opnieuw verkiesbaar (86ste Jaarverslag 1951, 7-8). In de Nationale Raad van de Priestermissiebond vertegenwoordigde de priester-directeur de Stichting, voor alle overige vertegenwoordiging waren zowel directeur en/of voorzitster de aangewezen personen (86ste Jaarverslag, 1951, 8). De Associatie kende leden en begunstigers. Leden moesten per jaar ten minste f 2,50 toezeggen. Begunstigers waren alle anderen die geldelijke steun verleenden (86ste Jaarverslag 1951, 7). Geldelijke steun werd verzameld door dames protectricen, die door het bestuur van de stichting op verschillende plaatsen in Nederland aangesteld werden (86ste Jaarverslag, 1951, 7).

Doelstelling

Het doel van de Associatie was ‘het bevorderen van katholiek onderwijs in de koloniën’ (Willemsen OV04). In de eerste statuten werd dat in Artikel 1 als volgt geformuleerd: "Deze Associatie heeft ten doel, het Schoolonderwijs der Katholijke Jeugd in de Nederlandsche Overzeesche Bezittingen, bijzonder voor kinderen der arme Inlanders, slaven en andere behoeftigen, te bevorderen door giften en jaarlijksche bijdragen, naar gelang der plaatselijke schoolbehoeften, en der middelen der Associatie (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 7).

 

In het Eerste Verslag werd gerefereerd aan een gedragslijn: algemeen in die zin dat men door heel Nederland leden moest aanwinnen en behouden en dat men zonder onderscheid alle Nederlandse overzeese bezittingen wilde ondersteunen en voortdurend in die zin dat men de continuïteit van het onderwijs wilde waarborgen door een schoolfonds op te richten (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 4-5).

 

Het bevorderen van katholiek onderwijs in de koloniën was volgens hen een plicht van rechtvaardigheid, door de Voorzienigheid opgelegd aan katholieken in het vaderland, want: "Koloniseerende mogendheden bestaan nu eenmaal niet alleen om stoffelijke voordeelen van haar koloniaal bezit te trekken, maar tevens - naar de meest gewone regelen van billijkheid- om wederkeerig de Koloniën de voordeelen te doen genieten van onze hoogere beschaving." (Twee en vijftigste Verslag (1912) 13-14).

 

Volgens artikel 3 van de nieuwe stichtingsakte dd 7 april 1952 was het doel "het katholiek onderwijs -voornamelijk van behoeftige kinderen- te bevorderen door het verlenen van geldelijke en stoffelijke steun en wel in de missiën van Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen en zó het kind, vooral het hulpbehoevende kind, te voeren tot Christus. De Stichting beoogt niet het maken van winst." (86ste Jaarverslag (1951) 6-7).

Taken en activiteiten
  • Apostolaat door gebed
  • Geldwerving
  • Ondersteuning
Continenten
  • Europa
Lokatie
  • Nederlands Indië
Selectie uit de literatuur
Titel
  • De godsdienstvriend : tijdschrift voor Roomsch-Catholijken / [uitg. door J.G. Le Sage ten Broek ... et al.]
Auteur
  • Joachim George Le Sage ten Broek (1775-1847)
Paginering
  • Dl. 1 (1818) - 102 (1869)
Uitgever
  • Amsterdam : A. Schievenbus
Jaar van uitgave
  • 1818-1869

Titel
  • 86ste jaarverslag der associatie voor katholiek onderwijs in Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen. Alsmede nieuwe statuten der associatie.
Jaar van uitgave
  • 1951

Titel
  • De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 : eene historische schets / door Arn. J.H. van der VeldenDe R.K. Missie in N.O. Indië, 1808-1908
Auteur
  • Arn. J.H. Van der Velden
Paginering
  • 400 p., [24] bl. pl
Uitgever
  • Nijmegen : Malmberg
Jaar van uitgave
  • [1908]


Periodieken
Titel
  • Jaarboek van het R.K. onderwijs in Nederland en de Koloniën / uitg. door den R.K. SchoolraadJaarboek van het R.K. onderwijs in Nederland
Paginering
  • (1912) - (1920)
Uitgever
  • Amsterdam [etc.] : Bekker
Jaar van uitgave
  • 1913-1921

Titel
  • Jaarboek van het onderwijs en de opvoeding der R.K. jeugd in Nederland en de koloniën
Uitgever
  • Amsterdam:
Jaar van uitgave
  • 1921-1929
Meer over het archief
Beschrijving archief

De vindplaats van het archief is onbekend

Archivalie elders

Stukken over de associatie zijn aanwezig in het archief van het aartsbisdom Jakarta (KDC, Nijmegen), fichenr. 497(HdV).

Verwijzing naar andere archiefvormers
Opmerkingen

De Associatie ondersteunde onderwijs in alle Nederlandse overzeese bezittingen. Daartoe behoren de 33 bisdommen in Indonesië die Willemsen onderscheidt. Voor de duidelijkheid zijn in dit geval de acht kerkprovincies opgenomen, waaronder de 33 bisdommen vallen. Voor meer informatie, zie daarom Willemsen, Nederlandse missionarissen en hun missiegebieden. Deel II.

 

In de jaarverslagen staan dankbrieven opgenomen van gehonoreerde steunaavragen uit de missie en bovendien nieuwe steunaanvragen.

Geschiedenis

Korte geschiedenis

De Stichting Associatie voor Katholiek Onderwijs in de Nederlandse Overzeese Gewesten is opgericht in 1850 in Amsterdam. Doel was het bevorderen van het katholiek onderwijs in de Nederlandse koloniën. Aanleiding was een gesprek tussen een zuster van Roosendaal die vanuit Amsterdam zou vertrekken naar Curaçao om daar in het onderwijs te werken en de latere presidente mevrouw Van Cranenburgh-Kock. De zuster gaf aan dat krachtige hulp uit het moederland welkom zou zijn en daarop ontspon zich een briefwisseling tussen mevrouw Van Cranenburgh-Kock en mgr. Niewindt, de apostolisch-vicaris van Curacao, over het oprichten van een Comité van Dames protectrices. Deze zouden dan kunnen zorgen voor alles 'wat in het belang van het bijna uitsluitend katholijke Curaçao voor het behoud en de ontwikkeling dier scholen noodig is; daaronder begrepen de kleeding, zonder welke de kinderen der slaven en andere behoeftigen noch school noch kerk kunnen bezoeken' (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 1-2). Tijdens de eerste vergadering werd besloten om niet alleen voor scholen in de West, maar ook voor weldadigheid in de Oost te arbeiden. Dit gebeurde met instemming van mgr. Belgrado, de internuntius in Den Haag ((Eerste Verslag, 3-4). Niettemin ging het meeste geld naar de West, vooral naar Curacao (Van der Velden, De Roomsch-katholieke missie, 144).

Na het eerste bestaansjaar van de Associatie telde men 207 leden (Eerste Verslag, 5). In 1911 was dit aantal opgelopen tot 732 leden en telde men 24 afdelingen (52ste verslag, 1912, 1). In dat jaar ondernam men ook voor het eerst een poging om een vermelding te krijgen in de Pius-Almanak om de naamsbekendheid te vergroten. Daarnaast nam men voor het eerst afbeeldingen op in het Verslag in de hoop dit aantrekkelijker te maken en een breder lezerspubliek te bereiken (Twee en vijftigste verslag der Associatie (1912) 6).

De organisatie bestaat niet meer. Aangezien het wel eens de oudste grotendeels door Nederlandse leken bestuurde organisatie geweest zou kunnen zijn, en dames van stand er een groot aandeel in hadden, is er extra aandacht aan besteed. (zie ook: 103de Jaarverslag (1973) 1 en Van der Velden, De Roomsch-katholieke missie, 143-144.

Organisatie

Oprichting

Op 2 februari 1850 werd het Comité der Dames-Protectrices gevestigd in Amsterdam met een directeur, de heer Hesseveld, en een thesaurier, de heer P. van Cranenburgh. De 'provisor der Oost-en West-Indische Bezittingen', mgr. baron van Wijckerslooth nam terstond deel aan de activiteiten  (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 2 en 7). Het hoofdbestuur bestond daarmee uit zes Dames Protectrices, waaronder een presidente en een vice-presidente, en een directeur en een algemeen thesaurier (Eerste Verslag 7). De bisschop van Haarlem wees een priester als directeur-adviseur over de Associatie aan (52ste verslag, 1912, 35).

 

Bestuur, leden en begunstigers van de vereniging

Op die manier was de grondslag gelegd van meerdere afdelingen in andere steden die onder het hoofdbestuur zouden functioneren en waar dames protectrices zouden streven naar ledenaanwas (en het behoud ervan (Eerste Verslag, 2-3). Het hoofdbestuur nodigde dames uit om als protectrices werkzaam te zijn. Op hun beurt konden de dames-protectrices dames-zelatrices aanstellen die in onderling overleg met haar werkzaam waren (52ste verslag, 1912, 35-36). De afdelingen moesten zorg dragen voor afdracht van de bijdragen aan het hoofdbestuur en verslag van de werkzaamheden uitbrengen (Eerste Verslag, 8). Het hoofdbestuur besprak met de apostolische vicarissen de belangen van de Associatie (Eerste Verslag, 8). Het verplichtte zich om jaarlijks verslag uit te brengen aan de vice-superior van de Hollandse Zending, op moment van oprichting mgr. Belgrado, en aan de 'provisor van de Oost- en West-Indische Bezittingen', op moment van oprichting mgr. baron van Wijckerslooth. (Eerste Verslag 8). Later werd het jaarlijks verslag door het hoofdbestuur opgesteld voor de bisschop van Haarlem (52ste verslag, 1912, 35). Voorwaarde voor lidmaatschap was het betalen van een jaarlijkse contributie. Er konden ook giften geschonken worden. Ook steunde men de Associatie door gebed (Eerste Verslag, 4).  

 

Omvorming tot stichting

In 1952 werd het voormalige Liefdewerk omgezet in een Stichting (86ste Jaarverslag, 1951, aldaar opgenomen de nieuwe stichtingsakte, 6). Deze omzetting was goedgekeurd door de bisschop van Haarlem (86ste Jaarverslag (1951) 8).

 

Bestuur, leden en begunstigers van de stichting

De Stichting werd bestuurd door een hoofdbestuur bestaande uit elf leden. De priester-directeur werd nog steeds benoemd door de bisschop van Haarlem. De tien dames protectricen werden in het jaar van de stichting (1952) gekozen op een algemene vergadering van protectricen. Daarna werden zij gekozen door het hoofdbestuur. Het dagelijks bestuur werd gevormd door de priester-directeur, de voorzitster en ondervoorzitster en twee leden. De dames van het hoofd- en dagelijks bestuur werden voor een periode van drie jaar gekozen en waren na aftreden opnieuw verkiesbaar (86ste Jaarverslag 1951, 7-8). In de Nationale Raad van de Priestermissiebond vertegenwoordigde de priester-directeur de Stichting, voor alle overige vertegenwoordiging waren zowel directeur en/of voorzitster de aangewezen personen (86ste Jaarverslag, 1951, 8). De Associatie kende leden en begunstigers. Leden moesten per jaar ten minste f 2,50 toezeggen. Begunstigers waren alle anderen die geldelijke steun verleenden (86ste Jaarverslag 1951, 7). Geldelijke steun werd verzameld door dames protectricen, die door het bestuur van de stichting op verschillende plaatsen in Nederland aangesteld werden (86ste Jaarverslag, 1951, 7).

Doelstelling

Het doel van de Associatie was ‘het bevorderen van katholiek onderwijs in de koloniën’ (Willemsen OV04). In de eerste statuten werd dat in Artikel 1 als volgt geformuleerd: "Deze Associatie heeft ten doel, het Schoolonderwijs der Katholijke Jeugd in de Nederlandsche Overzeesche Bezittingen, bijzonder voor kinderen der arme Inlanders, slaven en andere behoeftigen, te bevorderen door giften en jaarlijksche bijdragen, naar gelang der plaatselijke schoolbehoeften, en der middelen der Associatie (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 7).

 

In het Eerste Verslag werd gerefereerd aan een gedragslijn: algemeen in die zin dat men door heel Nederland leden moest aanwinnen en behouden en dat men zonder onderscheid alle Nederlandse overzeese bezittingen wilde ondersteunen en voortdurend in die zin dat men de continuïteit van het onderwijs wilde waarborgen door een schoolfonds op te richten (Eerste Verslag en Statuten der Associatie ter bevordering van het Onderwijs der Katholijke Jeugd, bijzonder voor behoeftigen, in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen (1850/1851) 4-5).

 

Het bevorderen van katholiek onderwijs in de koloniën was volgens hen een plicht van rechtvaardigheid, door de Voorzienigheid opgelegd aan katholieken in het vaderland, want: "Koloniseerende mogendheden bestaan nu eenmaal niet alleen om stoffelijke voordeelen van haar koloniaal bezit te trekken, maar tevens - naar de meest gewone regelen van billijkheid- om wederkeerig de Koloniën de voordeelen te doen genieten van onze hoogere beschaving." (Twee en vijftigste Verslag (1912) 13-14).

 

Volgens artikel 3 van de nieuwe stichtingsakte dd 7 april 1952 was het doel "het katholiek onderwijs -voornamelijk van behoeftige kinderen- te bevorderen door het verlenen van geldelijke en stoffelijke steun en wel in de missiën van Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen en zó het kind, vooral het hulpbehoevende kind, te voeren tot Christus. De Stichting beoogt niet het maken van winst." (86ste Jaarverslag (1951) 6-7).

Taken en activiteiten
  • Apostolaat door gebed
  • Geldwerving
  • Ondersteuning

Geografie

Continenten
  • Europa
Lokatie
  • Nederlands Indië

Niet-archivalische bronnen

Selectie uit de literatuur
Titel
  • De godsdienstvriend : tijdschrift voor Roomsch-Catholijken / [uitg. door J.G. Le Sage ten Broek ... et al.]
Auteur
  • Joachim George Le Sage ten Broek (1775-1847)
Paginering
  • Dl. 1 (1818) - 102 (1869)
Uitgever
  • Amsterdam : A. Schievenbus
Jaar van uitgave
  • 1818-1869

Titel
  • 86ste jaarverslag der associatie voor katholiek onderwijs in Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen. Alsmede nieuwe statuten der associatie.
Jaar van uitgave
  • 1951

Titel
  • De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 : eene historische schets / door Arn. J.H. van der VeldenDe R.K. Missie in N.O. Indië, 1808-1908
Auteur
  • Arn. J.H. Van der Velden
Paginering
  • 400 p., [24] bl. pl
Uitgever
  • Nijmegen : Malmberg
Jaar van uitgave
  • [1908]


Periodieken
Titel
  • Jaarboek van het R.K. onderwijs in Nederland en de Koloniën / uitg. door den R.K. SchoolraadJaarboek van het R.K. onderwijs in Nederland
Paginering
  • (1912) - (1920)
Uitgever
  • Amsterdam [etc.] : Bekker
Jaar van uitgave
  • 1913-1921

Titel
  • Jaarboek van het onderwijs en de opvoeding der R.K. jeugd in Nederland en de koloniën
Uitgever
  • Amsterdam:
Jaar van uitgave
  • 1921-1929

Het archief

Meer over het archief
Beschrijving archief

De vindplaats van het archief is onbekend

Archivalie elders

Stukken over de associatie zijn aanwezig in het archief van het aartsbisdom Jakarta (KDC, Nijmegen), fichenr. 497(HdV).

Verwijzing naar andere archiefvormers
Opmerkingen

De Associatie ondersteunde onderwijs in alle Nederlandse overzeese bezittingen. Daartoe behoren de 33 bisdommen in Indonesië die Willemsen onderscheidt. Voor de duidelijkheid zijn in dit geval de acht kerkprovincies opgenomen, waaronder de 33 bisdommen vallen. Voor meer informatie, zie daarom Willemsen, Nederlandse missionarissen en hun missiegebieden. Deel II.

 

In de jaarverslagen staan dankbrieven opgenomen van gehonoreerde steunaavragen uit de missie en bovendien nieuwe steunaanvragen.