Missionarissen van Mill Hill
Naam | Missionarissen van Mill Hill |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1866-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van St. Joseph's Foreign Missionary Society werd gesticht in Mill Hill bij Londen in 1866 door Herbert Vaughan (1832-1903), kardinaal en aartsbisschop van Westminster . Vaughan was lid van de Oblaten van de H. Carolus Borromeus en hij stichtte ook de Franciscanessen van Mill Hill. Vaughan kwam in 1871 naar Nederland om studenten te werven voor het missiecollege dat hij vijf jaar eerder had opgericht en waarvoor hij internationale ambities koesterde. In 1874 hadden acht van de dertig studenten de Nederlandse nationaliteit, zodat er redenen waren voor een vestiging in Nederland. Aan het eind jaren tachtig liep het aantal Nederlandse aanmeldingen terug door concurrentie van andere missionerende congregaties in Nederland. In 1890 werd echter toch in Roosendaal een missiehuis geopend. Tot directeur werd benoemd de Nederlander Jan Aelen, een missionaris die zijn sporen had verdiend in de missie in Chennai (vroeger: Madras, in India) . De eerste jaren kregen uitsluitend Nederlandse studenten er hun opleiding, maar vanaf 1895 werd het internationale karakter van de congregatie ook weerspiegeld in de studentenpopulatie . Om de concurrentie met andere (missie)congregaties aan te kunnen en voldoende missionarissen te kunnen leveren voor de snel uitdijende missietaken werd uitbreiding van de opleidingsmogelijkheden in Nederland begin twintigste eeuw gezien als noodzakelijk. Na de Eerste Wereldoorlog nam deze uitbreiding een grote vlucht die gelijke tred hield met het 'groote missieuur'. De Franciscanessen-Missionarissen van St. Joseph verzorgden vanaf het begin, in 1891, de huishouding in het missiehuis. In 1936 was ongeveer de helft van de missionarissen Nederlander, de andere helft Engelsman.
De missie Het aandeel van Nederlandse paters en broeders van Mill Hill in de vele over de wereld verspreide missiegebieden is moeilijk te specificeren omdat de congregatie vanuit één centraal punt werd geleid. Onder de missionarissen bevonden zich vanaf het eerste uur Nederlanders. Onder de 189 missionarissen die vanuit Roosendaal voor de Eerste Wereldoorlog vertrokken waren 114 Nederlanders. Hieronder volgt dan ook een beschrijving van de missiegebieden met indicaties -niet uitputtend- van de Nederlandse betrokkenheid.
India en Pakistan In dit land waren de missionarissen van Mill Hill sinds 1875 actief. Zeker is dat de Nederlander Joannes van Aelen werkzaam is geweest in India, waar hij in 1929 werd gewijd tot bisschop van Nellore (presidency Madras, nabij Chennai). Eind 1945 werden zeven Nederlanders voor dit gebied benoemd. Ook werden er toen vier Nederlanders benoemd voor Punjab, een gebied op de grens van India en Pakistan. De eerste Nederlander was daar al in 1895 naar vertrokken. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het bisdom Nellore in India. De Missionarissen van Mill Hill zijn actief verder geweest in het latere Pakistan. Van de eerste lichting in Nederland opgeleide studenten vertrok in 1895 Cornelius Simons naar dit missiegebied. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het bisdom Rawalpindi en de apostolisch prefectuur van Kashmir en Jammu in Pakistan.
Uganda Nederlandse missionarissen waren sinds 1894 actief in Uganda als apostolisch vicarissen of prefect. In 1895 vertrok een missionaris van de eerste lichting in Nederland opgeleide studenten naar dit missiegebied . In 1911 werkten er 35 missionarissen, waarvan 21 Nederlanders . Eind 1945 werden 12 Nederlanders benoemd voor de missie in Uganda. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in de bisdommen Tororo en Kampala.
Kongo Nederlandse missionarissen hebben vanaf 1905 ook gewerkt in Kongo (Zaïre) als apostolisch vicarissen of prefect. Eind 1945 werden er zeven Nederlanders benoemd voor deze missie. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het apostolisch vicariaat van Busankusu. Broeder Jan de Koning werkte maar liefst 46 jaar als architect in deze missie .
Maleisië Sarawak en Sabah waren sinds 1881 missiegebied van Mill Hill. In 1960 waren de Nederlanders nog steeds aan het werk in Sarawak in het apostolisch vicariaat van Kuching. In het apostolisch vicariaat Jesselton op Noord-Borneo waren ook Nederlandse Missionarissen van Mill Hill actief, bijvoorbeeld Felix Westerwoudt die wel de apostel van de Dajaks werd genoemd . Eind 1945 werden er zes Nederlanders voor dit gebied benoemd .
Nieuw Zeeland Ook in Nieuw-Zeeland, waar Mill Hill vanaf 1886 actief was, waren Nederlandsze missionarissen werkzaam. In 1895 vertrok een missionaris afkomstig uit de eerste lichting in Nederland opgeleide Nederlandse missionarissen naar de Maori's. Twee Nederlanders werden voor dit gebied benoemd in 1945. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in Nieuw-Zeeland.
Kenya Kenya werd in 1894 als missiegebied toegewezen aan Mill Hill. Of Nederlandse missionarissen vanaf het begin bij deze missie betrokken waren is onbekend. Eind 1945 werden 12 Nederlanders benoemd voor de missie in Kisumu. In 1960 waren Nederlandse leden actief in het bisdom Kusumu in Kenya.
De Filipijnen Dit gebied behoorde sinds 1905 tot de missiegebieden van Mill Hill. In 1960 waren Nederlandse leden daar in elk geval nog actief.
Kameroen Dit gebied werd in 1921 toegevoegd aan de verantwoordelijkheden van Mill Hill. Eind 1945 werden 11 Nederlanders benoemd voor deze missie. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het bisdom Buea.
Zuid-Sudan was sinds 1938 toegewezen als missiegebied aan Mill Hill. In 1960 waren er Nederlandse missionarissen actief in de apostolische prefectuur van Malakal.
Ruanda was eveneens een missiegebied van Mill Hill. Over Nederlandse missionarissen in dit gebied is niets bekend.
Ver. Staten Pieter Oud heeft ook enkele jaren in Richmond (Virginia) gewerkt in het apostolaat onder de Afro-Amerikaanse bevolking .
Falklandeilanden In de apostolische prefectuur van de Falklandeilanden werkten waarschijnlijk ook Nederlandse missionarissen.
De in 1965 aangevangen missie in Chili valt buiten het bestek van de gids.
Alle informatie is, tenzij anders wordt vermeld, geput uit: Katholieke Encyclopaedie 1936, lemma 'Josephscongregatie van Mill-Hill', Van Woesik, Willemsen, I, par. 1-21, bezoekrapport KAN 1997, Ros, 100 jaar, Pius-almanak 1960/61, 411-415 en Derix, Brengers van de boodschap, 262-263, 275 en 336.
|
Organisatie | De congregatie Definitieve pauselijke goedkeuring ontving de congregatie in 1908. De congregatie werd tot 1970 centraal bestuurd vanuit Mill Hill en kende geen indeling in autonome provincies. Regionale besturen bestonden wel maar zij waren sterk gebonden aan het hoofdbestuur in Engeland. De algemeen overste te Mill Hill stond aan het hoofd van de congregatie. Hij werd voor tien jaar gekozen door het algemeen kapittel en geassisteerd door vier adviseurs, consultores genaamd. consultoren. De algemeen overste had wel een vertegenwoordiger in Nederland. Nederland kende eveneens een algemeen agent, procurator genaamd.Het generalaat bevindt zich in Engeland. De rechtspersoon van de congregatie was in 1960 de 'Centrale Stichting Kardinaal Vaughan' die gevestigd is in Roosendaal. De congregatie bestond uit zowel seculiere priesters als uit lekenbroeders. Een specifieke opleiding voor de broeders kwam er pas in 1920, maar deze beantwoordde nog niet aan haar doel.
Alle informatie is, tenzij anders wordt vermeld, geput uit: Van Woesik, Willemsen, I, par. 1-21, Bezoekrapport KAN 1997, Ros, 100 jaar, Pius-almanak 1960/61, 323 |
Doelstelling | Tot de doelstellingen van de congregatie behoorden pastoraal werk en missiewerk buiten Europa. Hiervoor had de congregatie het liefdewerk van de Sint Joseph-Missiekring, tot ondersteuning der missionarisopleiding en der missies van Mill Hill (Willemsen, 21; Van Woesik, 29; Pius-almanak 1960/61, 323). |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | 47 interviews, en wel de nrs. 51 82 95 130 147 152 224 227 315 387 409 428 457 513 520 522 541 631 653 703-706 730-733 751 753-754 766 769 813 815 821-822 837 839 841 845 849 851-852 854 857
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||
Websites |
|
||||||||||||||||||||||||
Losse archiefstukken | In het Katholiek Documentatie Centrum bevindt zich in de Verzameling Losse Archivalia:
LARC 3130. Stukken betreffende Jan Hanrath, priester-missionaris van Mill-Hill. Afkomstig van G. Diercks te Nijmegen. 1935, z.j, 1 omslag.
|
||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers |
|
||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Op den duur zullen archieven gevormd in Nederland overgebracht worden naar Engeland. Dit past binnen de traditie dat het regionaal bestuur sterk gebonden is aan het hoofdbestuur in Engeland.
|
||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Interressant archief |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van St. Joseph's Foreign Missionary Society werd gesticht in Mill Hill bij Londen in 1866 door Herbert Vaughan (1832-1903), kardinaal en aartsbisschop van Westminster . Vaughan was lid van de Oblaten van de H. Carolus Borromeus en hij stichtte ook de Franciscanessen van Mill Hill. Vaughan kwam in 1871 naar Nederland om studenten te werven voor het missiecollege dat hij vijf jaar eerder had opgericht en waarvoor hij internationale ambities koesterde. In 1874 hadden acht van de dertig studenten de Nederlandse nationaliteit, zodat er redenen waren voor een vestiging in Nederland. Aan het eind jaren tachtig liep het aantal Nederlandse aanmeldingen terug door concurrentie van andere missionerende congregaties in Nederland. In 1890 werd echter toch in Roosendaal een missiehuis geopend. Tot directeur werd benoemd de Nederlander Jan Aelen, een missionaris die zijn sporen had verdiend in de missie in Chennai (vroeger: Madras, in India) . De eerste jaren kregen uitsluitend Nederlandse studenten er hun opleiding, maar vanaf 1895 werd het internationale karakter van de congregatie ook weerspiegeld in de studentenpopulatie . Om de concurrentie met andere (missie)congregaties aan te kunnen en voldoende missionarissen te kunnen leveren voor de snel uitdijende missietaken werd uitbreiding van de opleidingsmogelijkheden in Nederland begin twintigste eeuw gezien als noodzakelijk. Na de Eerste Wereldoorlog nam deze uitbreiding een grote vlucht die gelijke tred hield met het 'groote missieuur'. De Franciscanessen-Missionarissen van St. Joseph verzorgden vanaf het begin, in 1891, de huishouding in het missiehuis. In 1936 was ongeveer de helft van de missionarissen Nederlander, de andere helft Engelsman.
De missie Het aandeel van Nederlandse paters en broeders van Mill Hill in de vele over de wereld verspreide missiegebieden is moeilijk te specificeren omdat de congregatie vanuit één centraal punt werd geleid. Onder de missionarissen bevonden zich vanaf het eerste uur Nederlanders. Onder de 189 missionarissen die vanuit Roosendaal voor de Eerste Wereldoorlog vertrokken waren 114 Nederlanders. Hieronder volgt dan ook een beschrijving van de missiegebieden met indicaties -niet uitputtend- van de Nederlandse betrokkenheid.
India en Pakistan In dit land waren de missionarissen van Mill Hill sinds 1875 actief. Zeker is dat de Nederlander Joannes van Aelen werkzaam is geweest in India, waar hij in 1929 werd gewijd tot bisschop van Nellore (presidency Madras, nabij Chennai). Eind 1945 werden zeven Nederlanders voor dit gebied benoemd. Ook werden er toen vier Nederlanders benoemd voor Punjab, een gebied op de grens van India en Pakistan. De eerste Nederlander was daar al in 1895 naar vertrokken. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het bisdom Nellore in India. De Missionarissen van Mill Hill zijn actief verder geweest in het latere Pakistan. Van de eerste lichting in Nederland opgeleide studenten vertrok in 1895 Cornelius Simons naar dit missiegebied. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het bisdom Rawalpindi en de apostolisch prefectuur van Kashmir en Jammu in Pakistan.
Uganda Nederlandse missionarissen waren sinds 1894 actief in Uganda als apostolisch vicarissen of prefect. In 1895 vertrok een missionaris van de eerste lichting in Nederland opgeleide studenten naar dit missiegebied . In 1911 werkten er 35 missionarissen, waarvan 21 Nederlanders . Eind 1945 werden 12 Nederlanders benoemd voor de missie in Uganda. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in de bisdommen Tororo en Kampala.
Kongo Nederlandse missionarissen hebben vanaf 1905 ook gewerkt in Kongo (Zaïre) als apostolisch vicarissen of prefect. Eind 1945 werden er zeven Nederlanders benoemd voor deze missie. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het apostolisch vicariaat van Busankusu. Broeder Jan de Koning werkte maar liefst 46 jaar als architect in deze missie .
Maleisië Sarawak en Sabah waren sinds 1881 missiegebied van Mill Hill. In 1960 waren de Nederlanders nog steeds aan het werk in Sarawak in het apostolisch vicariaat van Kuching. In het apostolisch vicariaat Jesselton op Noord-Borneo waren ook Nederlandse Missionarissen van Mill Hill actief, bijvoorbeeld Felix Westerwoudt die wel de apostel van de Dajaks werd genoemd . Eind 1945 werden er zes Nederlanders voor dit gebied benoemd .
Nieuw Zeeland Ook in Nieuw-Zeeland, waar Mill Hill vanaf 1886 actief was, waren Nederlandsze missionarissen werkzaam. In 1895 vertrok een missionaris afkomstig uit de eerste lichting in Nederland opgeleide Nederlandse missionarissen naar de Maori's. Twee Nederlanders werden voor dit gebied benoemd in 1945. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in Nieuw-Zeeland.
Kenya Kenya werd in 1894 als missiegebied toegewezen aan Mill Hill. Of Nederlandse missionarissen vanaf het begin bij deze missie betrokken waren is onbekend. Eind 1945 werden 12 Nederlanders benoemd voor de missie in Kisumu. In 1960 waren Nederlandse leden actief in het bisdom Kusumu in Kenya.
De Filipijnen Dit gebied behoorde sinds 1905 tot de missiegebieden van Mill Hill. In 1960 waren Nederlandse leden daar in elk geval nog actief.
Kameroen Dit gebied werd in 1921 toegevoegd aan de verantwoordelijkheden van Mill Hill. Eind 1945 werden 11 Nederlanders benoemd voor deze missie. In 1960 waren Nederlandse leden nog actief in het bisdom Buea.
Zuid-Sudan was sinds 1938 toegewezen als missiegebied aan Mill Hill. In 1960 waren er Nederlandse missionarissen actief in de apostolische prefectuur van Malakal.
Ruanda was eveneens een missiegebied van Mill Hill. Over Nederlandse missionarissen in dit gebied is niets bekend.
Ver. Staten Pieter Oud heeft ook enkele jaren in Richmond (Virginia) gewerkt in het apostolaat onder de Afro-Amerikaanse bevolking .
Falklandeilanden In de apostolische prefectuur van de Falklandeilanden werkten waarschijnlijk ook Nederlandse missionarissen.
De in 1965 aangevangen missie in Chili valt buiten het bestek van de gids.
Alle informatie is, tenzij anders wordt vermeld, geput uit: Katholieke Encyclopaedie 1936, lemma 'Josephscongregatie van Mill-Hill', Van Woesik, Willemsen, I, par. 1-21, bezoekrapport KAN 1997, Ros, 100 jaar, Pius-almanak 1960/61, 411-415 en Derix, Brengers van de boodschap, 262-263, 275 en 336.
|
Organisatie | De congregatie Definitieve pauselijke goedkeuring ontving de congregatie in 1908. De congregatie werd tot 1970 centraal bestuurd vanuit Mill Hill en kende geen indeling in autonome provincies. Regionale besturen bestonden wel maar zij waren sterk gebonden aan het hoofdbestuur in Engeland. De algemeen overste te Mill Hill stond aan het hoofd van de congregatie. Hij werd voor tien jaar gekozen door het algemeen kapittel en geassisteerd door vier adviseurs, consultores genaamd. consultoren. De algemeen overste had wel een vertegenwoordiger in Nederland. Nederland kende eveneens een algemeen agent, procurator genaamd.Het generalaat bevindt zich in Engeland. De rechtspersoon van de congregatie was in 1960 de 'Centrale Stichting Kardinaal Vaughan' die gevestigd is in Roosendaal. De congregatie bestond uit zowel seculiere priesters als uit lekenbroeders. Een specifieke opleiding voor de broeders kwam er pas in 1920, maar deze beantwoordde nog niet aan haar doel.
Alle informatie is, tenzij anders wordt vermeld, geput uit: Van Woesik, Willemsen, I, par. 1-21, Bezoekrapport KAN 1997, Ros, 100 jaar, Pius-almanak 1960/61, 323 |
Doelstelling | Tot de doelstellingen van de congregatie behoorden pastoraal werk en missiewerk buiten Europa. Hiervoor had de congregatie het liefdewerk van de Sint Joseph-Missiekring, tot ondersteuning der missionarisopleiding en der missies van Mill Hill (Willemsen, 21; Van Woesik, 29; Pius-almanak 1960/61, 323). |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | 47 interviews, en wel de nrs. 51 82 95 130 147 152 224 227 315 387 409 428 457 513 520 522 541 631 653 703-706 730-733 751 753-754 766 769 813 815 821-822 837 839 841 845 849 851-852 854 857
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||
Websites |
|
||||||||||||||||||||||||
Losse archiefstukken | In het Katholiek Documentatie Centrum bevindt zich in de Verzameling Losse Archivalia:
LARC 3130. Stukken betreffende Jan Hanrath, priester-missionaris van Mill-Hill. Afkomstig van G. Diercks te Nijmegen. 1935, z.j, 1 omslag.
|
||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers |
|
||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Op den duur zullen archieven gevormd in Nederland overgebracht worden naar Engeland. Dit past binnen de traditie dat het regionaal bestuur sterk gebonden is aan het hoofdbestuur in Engeland.
|
||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Interressant archief |