Ursulinen van de Romeinse Unie (OSU)
Naam | Ursulinen van de Romeinse Unie (OSU) |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1535-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De orde De orde van de Ursulinen werd gesticht in Brescia (Italië) in 1535 door Angela Merici (1474-1540). Tussen 1645 en 1798 had de orde vestigingen in Nederland, maar deze verdwenen tijdens de Franse periode. De orde werd in 1818 opnieuw in de Nederlanden geïntroduceerd door pastoor J.C.M. Lambertsz. die in zijn parochie Tildonk (bij Leuven, België) een klooster stichtte. In 1836 betrok een groep Ursulinen het voormalige Augustinessen-klooster in Venray, waar zij spoedig pensionnairen en leerlingen ontvingen. Daarop volgden nog vele andere stichtingen met name in de Nederlandse province Limburg: Sittard (1843), Uden (1845), Eysden (1849), Maastricht (1850), Roermond (1853), Posterholt (1853), Grubbenvorst (1858), Kerkrade (1859), Echt (1865) enz. In Vught werd in 1899 het provincialaat en het noviciaat gevestigd. Pas later ontstonden er ook vestigingen boven de grote rivieren.
Verwantschap met de Jezuïeten De Ursulinen zijn in dezelfde tijd gesticht en kenden een geestelijke verwantschap (apostolaat in de wereld) en een organisatievorm (als compagnie onder leiding van een algemene overste) die leek op die van de Jezuïeten. Ten slotte kenden beiden een vergelijkbare toewijding aan opvoeding, onderwijs en wetenschap.
De Missie Ned. Indië/Indonesië De Ursulinen vertrokken in 1855 op uitnodiging van apostolisch vicaris Vrancken naar Java. Op dat moment werkten er in Nederlands Indië enkel seculiere priesters. De Ursulinen waren de eerste vrouwelijke religieuzen in dat land, in 1859 gevolgd door de eerste mannelijke religieuzen, de Jezuïeten (archief, inv. nr.997). Vrancken kende als oud-pastoor van Sittard de Ursulinen en wist dat zij goed katholiek onderwijs verzorgden (archief, inv.nr. 391). De pastoor van Tildonck, Lambertz, koos zes zusters en een overste uit en zond hen naar Batavia. Daar aangekomen zetten zij een school op in de wijk Noordwijk, gelegen tussen het oude centrum in het noorden en het nieuwe centrum Weltevreden in het zuiden van de stad. Vanuit Noordwijk zijn de volgende stichtingen voortgekomen: Batavia Weltevreden (ook Postweg, Kleine Klooster of Djakarta Djalan Pos genoemd; in 1859), Soerabaja (Kepadjan; in 1863), Buitenzorg (1902), Bandoeng (Merdeka; in 1906/1907) en Batavia-Theresia (1927). Soerabaja telde in 1908 maar liefst 90 Ursulinen. Vanuit het klooster in Soerabaja kwamen weer drie nieuwe stichtingen voort: Malang (1900), Madioen (1914) en Soerabaya-Darmo (1922). Ook uit de stichtingen in Bandoeng en Weltevreden zijn weer nieuwe stichtingen voortgekomen (voor een overzicht tot 1935 van deze stichtingen: Gedenkboek, 221-228). In 1935 kende de vice-provincie Java acht huizen, 255 leden en 6.133 leerlingen. Van de 249 geprofeste zusters waren er 59 Indonesisch. De eerste Indonesische Ursuline trad al in 1868 in. In 1960 waren de Ursulinen nog steeds werkzaam op Java, en wel in: Jakarta, Bandoeng, Malang, Semarang, Soerabaja en Soekaboemi. Tot 1900 gaven de Ursulinen alleen kleuter- en lager onderwijs, daarna kwamen er ook scholen voor vervolgonderwijs zoals HBS'en en MULO's bij. Zij verzorgden ook nijverheidsscholen, kweekscholen, fröbelscholen en pensionaten. Aan sommige scholen was een internaat verbonden. Tot in het begin van de twintigste eeuw was het onderwijs voornamelijk gericht op kinderen van Europeanen en andere elite-groepen. Na 1900 ging de meeste aandacht uit naar Europese, Indische en Chinese leerlingen. De gedachte was, dat wanneer de Europese elite werd opgevoed tot goede katholieken, ook de missie onder de inheemse bevolking daarvan zou profiteren. Waarschijnlijk hebben ook financiële motieven een rol gespeeld: welgestelde ouders konden schoolgeld betalen, arme ouders niet. Een andere factor die van invloed was, was de beperkende regelgeving van de koloniale regering. Zendelingen en missionarissen hadden een 'bijzondere toelating' nodig om in Indië hun werk te kunnen doen. Buitenzorg zag lange tijd niet graag dat men missioneerde onder de islamitische Javaanse bevolking. In 1929 besloot de leiding van de Ursulinen op het congres van Tjitoeroeg zich ook op de opvoeding van Indonesische kinderen te richten (archief, inv.nrs. 391 en 997). Pas nadat Indonesië onafhankelijk was geworden, werd het onderwijs in het Indonesisch gegeven. De Europese kinderen verdwenen van de scholen en het onderwijs werd aangepast aan het Indonesische systeem. Een deel van de zusters nam het om het werk te kunnen voortzetten het Indonesische staatsburgerschap aan (archief, inv.nrs. 389, 391, 997,en 6650). Naast onderwijs en opvoeding hebben de Ursulinen zich ook bekommerd om de zorg voor kerken, de zorg voor de priesters (wassen, koken, verstellen) en het geven van catechismuslessen op scholen, aan soldatenvrouwen en gehuwde vrouwen die katholiek wilden worden of een niet-katholiek huwelijk kerkelijk wilden laten inzegenen. Ook vingen zij Nederlandse soldaten op die tijdens de Indonesische Onafhankelijkheids Oorlog moesten dienen (archief, inv.nrs. 389 en 391). Ten slotte hebben de Ursulinen religieuzen opgeleid. In 1932 traden de eerste 3 Javaanse meisjes in (archief, inv.nr. 6650).
Guyana In 1847 werden zusters vanuit Nederland gezonden naar Brits Guyana (thans Guyana). Na een moeilijke start breidde deze vestiging zich uit met een posten in Berbice (1892) en het eiland Barbados. In 1935 stonden de drie huizen direct onder het generalaat en zij hadden toen 36 leden met 922 leerlingen. In 1947 had de vestiging in Georgetown vier inrichtingen en een diocesaan weeshuis met 600 kinderen .
Zuid-Afrika In 1895 vertrokken zes Ursulinen -vijf Nederlandse en één Britse- vanuit het klooster in Sittard naar Barberton in Transvaal om daar te werken in de snel opkomende nederzettingen van arbeiders in de goudmijnen. Vanuit Sittard kwamen er vestigingen in Bramfontein (1895-1904), Krugersdorp (1904), Johannesburg (1912), Roodeport (1912), Randfontein (1936) en Simonstown (1925-1935). Het verzoek om zusters te zenden ging uit van de congregatie van de paters Oblaten van Maria Onbevlekte Ontvangenis. De paters wilden dat de Ursulinen vooral zouden werken onder de blanke bevolking, die dan tot voorbeeld konden dienen voor de rest van de bevolking. De Ursulinen kozen echter voor een andere koers door zich met bepaalde onderwijsvormen op de niet-blanke bevolking te richten (archief, inv.nr. 2173 ).
Andere landen Na de Tweede Wereldoorlog werden de zusters actief in een reeks landen in Afrika, Azië, Zuid- en Noord-Amerika. Zie daarvoor het veld Geografie.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Gedenkboek (1935), Van Woesik, 66, Katholieke Encyclopaedie 1939, lemma 'Ursulinen', Willemsen, I, par. 2-47, Pius-almanak 1960/61, 431 .Kocken, Ursulinen, Derix, Brengers van de boodschap, en tenslotte uit het archief dat zich bevindt in het Erfgoedcentrum in St. Agatha. |
Organisatie | De congregatie Pauselijke goedkeuring kreeg men in 1544. Aan het einde van de zestiende eeuw gingen de Ursulinen op aansporing van de aartsbisschop van Milaan, Carolus Borromeus, een religieus instituut vormen met constituties volgens de regel van Augustinus. Bijzonder was de vanaf 1640 bestaande vierde gelofte om zich aan opvoeding van meisjes te wijden. Onderwijs is altijd de belangrijkste activiteit geweest en de Ursulinen hebben een goede reputatie verworven met op de elite gericht onderwijs van hoog niveau. In 1612 werd het gezelschap van vrome vrouwen een orde en werd in Franse kloosters het pauselijk slot ingevoerd. In 1918 zijn de regel en de constituties herzien en in 1928 pauselijk goedgekeurd. De Nederlandse kloosters van de Ursulinen (met uitzondering van Weert) weken in een aantal opzichten af van Ursulinenkloosters in Italië en Frankrijk. Zij kenden geen pauselijk slot en plechtige geloften, zodat er meer mogelijkheden waren om buiten de kloosterpoort te werken.
Vorming van Unies Roermondse Unie De Ursulinenkloosters in Limburg die waren voortgekomen uit de stichting in Tildonk, waren in het begin van de twintigste eeuw zelfstandig. Zij hadden wel dezelfde constituties als Tildonck, en de oversten vergaderden jaarlijks in Tildonk. Zij hadden bovendien een gezamenlijk noviciaat, waar ook zusters werden opgeleid die naar Indië zouden gaan. Na herhaaldelijke verzoeken van de bisschop van Roermond, besloot men in 1916 tot nauwere samenwerking in de Roermondse Unie. Er kwam een kapittel, dat werd voorgezeten door een algemeen overste, gekozen uit de lokale oversten. In 1928 trad de Roermondse Unie toe tot de Romeinse Unie.
Romeinse Unie Op aandringen van paus Leo XIII verenigden enkele kloosters zich in 1900 in een internationale Romeinse Unie. Onder de eerste leden waren de Nederlandse kloosters in Bergeijk, Vught en Uden. De leden van de Unie stelden zich onder leiding van een generaal bestuur in Rome en er kwamen provincies. Het generalaat bevindt zich aan de Via Nomentana in Rome. De meeste kloosters in Nederland en Nederlands-Indië hebben zich in de loop van de twintigste eeuw bij de Romeinse Unie aangesloten. In 1935 telde de orde van de Ursulinen over de hele wereld ongeveer 15.000 zusters waarvan er 6.500 waren aangesloten bij de Romeinse Unie. Er waren toen negen provincies, waaronder Nederland met 20 huizen en 800 zusters en zes viceprovincies waaronder Java met acht huizen met 255 leden en 6133 leerlingen. De apostolisch vicaris van Batavia, Mgr. Luypen sj, was een groot voorstander van aansluiting bij de Romeinse Unie. De kloosters die zich niet aansloten gaf hij geen verlof uit te breiden met fililaal-huizen (archief, inv.nrs . 415 en 6654). In 1900 reisden de oversten van de Ursulinen kloosters Noordwijk, Weltevreden en Soerabaja (Kepandjen) naar Rome voor overleg over de Romeinse Unie, wat resulteerde in de aansluiting van Kepandje en het filiaal daarvan, in Malang (archief, inv. nrs. 389 en 6654). Het klooster Noordwijk, met de filialen te Buitenzorg en Bandoeng, sloot zich in 1907 aan, zodat alleen Weltevreden nog tot 1940 buiten de Romeinse Unie bleef (archief, inv. nrs. 389 en 415). In het archief bevindt zich een nota over de ingewikkelde verhouding tussen de Ursulinen in Nederland en die in Ned. Indië (archief, inv. nr. 2323).
Opleiding in Nederland Door de grote toeloop van leerlingen op Java was er een chronisch tekort aan zusters. Vanaf 1860 werden in Venray ook novicen toegelaten die bestemd waren voor de missie op Java. (archief, inv.nrs. 6643 en 6654). In 1890/1891 opende de overste van Noordwijk een eigen noviciaat in Amsterdam omdat zij niet tevreden was over aantal en kwaliteit van de uit Nederland overgezonden zusters (archief, inv.nrs. 415, 6558, p. 114-115, en inv.nr. 6654). Dit Amsterdamse noviciaat bleek echter niet lonend, omdat er geen eigen middelbare school en pensionaat aan verbonden waren. Alleen meisjes uit de werkende stand meldden zich aan voor de toch al kostbare opleiding (archief, inv.nrs. 415 en 6654). Een andere lezing voor het korte bestaan van dit Amsterdamse noviciaat -dat de deuren al weer sloot in 1894/1895- is dat de sluiting gelast werd door mgr. Staal, apostolisch-vicaris van Batavia (archief, aantekening in inv. nr. 2767). Het noviciaat voor de missie keerde terug naar Venray. In 1908/1909 werd een Missiehuis voor Indië geopend in Vught. Weltevreden opende in 1911 een eigen studiehuis. Toen de Nederlandse Ursulinenkloosters uit de Roermondse Unie zich in 1928 aansloten bij de Romeinse Unie werd hun noviciaat van Vught naar Boxtel verplaatst (archief, inv.nr.415). Overigens verzorgden de Indische kloosters ook een deel van de opleiding van nieuwe zusters. Soerabaja deed dat vanaf 1884 en Noordwijk vanaf 1887. In 1907 ontstond een gemeenschappelijk noviciaat voor Ned. Indië voor de tot de Romeinse Unie toegetreden Javaanse kloosters. Dit noviciaat werd in 1919 verplaatst naar Malang en in 1932 naar Bandoeng toen het als huis van de vice-provincie ging dienen (archief, inv.nr. 6643).
De Nederlandse provincie In 1905 kwam een provincie tot stand die omvatte: Nederland met de missie op Java, België, Engeland en Duitsland. Nederland met Indië werd in 1914 afgescheiden als een aparte provincie. In 1920 werd Indië vice-provincie. De Indonesische provincie had een missiehuis in Driebergen (provincie Utrecht).
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Gedenkboek (1935), Van Woesik, 66, Willemsen, I, par. 2-47, Pius-almanak 1960/61, 359, en ten slotte het archief in St. Agatha. |
Doelstelling | Doelstellingen van de orde waren onderwijs en opvoeding van meisjes uit de betere standen en daarnaast missiewerk. 'Vooral in de missie nemen, naast de intellectuele opvoeding, de werken van geestelijke en lichamelijke barmhartigheid, zooals weeshuizen, catechumenaten, vondelingentehuizen, armenbedeeling, hun plaats in.' (Van Woesik, 92). Specifiek voor de missie op Java was bij aanvang het doel een "transfiguratie" van de Indische jeugd te bewerkstelligen, door hen (Europees) op te voeden (ENK, AR-Z117, 997). De wapenspreuk bij dit alles is: "Cor Unum et Anima Una" ("Eén van Hart en één van Ziel"). Vanuit een grondbegrip van liefde trachtten zij zich daarvoor grenzeloos in te zetten over de gehele wereld. Rond 1900 hebben de Nederlandse Ursulinen een belangrijke rol gespeeld in de emancipatie van het katholieke onderwijs. Over het algemeen was het onderwijs van hoog niveau en gericht op de elite (AR-Z117, Inleiding, 14-1-2010). In 1929 werd besloten zich voortaan zoveel mogelijk te richten op onderwijs aan Indonesiërs. In de jaren dertig kwamen er inderdaad aparte scholen voor Chinese kinderen en kinderen van arme Javanen (Provinciale Noordbrabantsche Courant-Het Huisgezin 10 september 1955; zie boven). |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnenpublicatie |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Tien interviews en wel de nrs.: 2 159 226 265 307 350 352 372 587 627 |
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Websites | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Verwezen wordt naar de nummers van de nieuwe inventaris AR-Z117, met tussen [ ] de nummers van de oude inventaris.
Dagboeken en memoires
30. Dagboek van zuster Françoise Middelhoff over de kamptijd. 1945. 1 deel
3615 [508]. Reisbeschrijvingen "Dagboek gedurende den overtogt naar Indie via Suez gehouden door eene der Ursulinen van Venray" door J.A. de Rijk, pr. (1872) alsmede doorslagen van een reisbeschrijving van Ursulinen in 1855 en 1856. 1873, z.j. 1 omslag
1787 [50]. Dagboek van zuster Magdalena en zuster Stella (achternamen onbekend) uit India over hun verblijf op "Mater Dei". 1953. 1 cahier
1456 [16]. Verslag over de interneringstijd in de Japanse kampen van zusters Ursulinen van de communiteit van Surabaia 'Darmao' over de periode 1943-1946 van zuster Marie Marthe Somers. z.j. 1 omslag
Kronieken en annalen
996 "Religieuses Ursulines de Batavia-Noordwijk", kroniek over de periode 1856-1933 (fotokopie); alsmede een verslag over de oorlogsjaren van Buitenzorg (1942-1945), alsmede fotokopieën van knipsels over de 75-jarige aanwezigheid in Batavia in 1931, 1856-1933, 1945. NB: De kroniek werd tot 1909 in het Frans geschreven. Voor een toegang tot de kroniek, zie plaatsingsnummer 1000. Gekopieerd handschrift, deels in slechte kopieën, zie daarom inv.nr. 1000. Toegang op de kroniek van Batavia-Noordwijk, z.j.
996 [769] Kroniek "Religieuses Ursulines de Batavia-Noordwijk (Archief St. Maria Nusantara 1856-1935). z.j.
6558-6559 Afschriften van kronieken van het klooster te Weltevreden. 1858-1908 1908-1939 Kronieken van het klooster te Soerabaja 6560 1863-1890 6561 1890-1950
2173 [23]. Uittreksel van de Annalen van de Ursulinenorde in Transvaal. Met bijlagen. 1902, 1933, 1963, z.j. 1 omslag
406-413 [179-186]. Dagboeken van het Missiehuis St. Xaverius te Halfweg/Driebergen. 1911-1979. 6 delen
Conferenties van missieoversten 812 "Verslag van de Jubileum-Contact-Dagen gehouden te Bandung op 4, 5, 6 en 7 februari 1955 bij gelegenheid van de opening van het Jubeljaar; het 100-jarig vrouwelijk missiewerk in Indonesië; aankomst van de eerste Ursulinen op Java", 1955
Aanvankelijk bedoeld als viering van honderdjarig aanwezigheid van religieuzen, waarvan de Ursulinen de eerste waren, op Java, groeide de bijeenkomst uit tot een congres, waar leden van besturen van diverse congregaties hun visies gaven op verleden, heden en toekomst van het missiewerk. In die visies worden problemen aangekaart ten aanzien van de niet-Europese culturen, zoals de omgang met de islam, de adat en opvoeding van en onderwijs aan leerlingen met andere landaarden en daaraan toegeschreven eigenschappen. De bijeenkomst werd geopend en gesloten door hooggeplaatste clerici, die het congres daarmee sanctioneerden [zie ook inventarisnummer 814 Brief van P. Sigismondi, kardinaal prefect van de Voortplanting van het Geloof n.a.v het Congres, 1956].
813 "Verslag van het Tweede Congres voor vrouwelijke religieuzen werkzaam in Indonesië gehouden te Bandung van 18 t/m 24 februari", 1956 Dit congres is een vervolg op het congres gehouden in 1955, zie inventarisnummer 812. Bijzonder interessant is de bijeenkomst gewijd aan het beantwoorden van vragen van deelneemsters naar aanleiding van voorafgaande lezingen over opvoeding en verpleging (p50-54): een belangrijk besproken punt is aanpassing aan eigenlandse gewoonten en taal in allerlei opzichten.
815 Verslag van de bijeenkomst over de Ursulinen-Opvoeding te Bandung van 15 t/m 19 juli, 1958 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadere Toegangen | Verslag van een congres gehouden bij gelegenheid van het honderdjarig verblijf van de Ursulinen in Indonesië in Bandoeng op 4-7 februari 1955. Stencil, 52 p.
Aanwezig: Vertegenwoordigers van de volgende orden en congregaties (met tussen haakjes de aantallen zusters) Ursulinen (31) Franciscanessen van Heythuizen (2) Zusters van JMJ (2) Franciscanessen van Veghel (1) Liefdezusters van Carolus Borromeus (3) Dochters van O.L. Vrouw van het H. Hart (2) Franciscanessen van Etten (1) Zusters van Charitas (2) Zusters van het H. Hart van Jezus (3) Zusters van Barmhartigheid (2) Dominicanessen (2) Franciscanessen van Denekamp (2) Franciscanessen Missionarissen van Maria (3) Franciscanessen van Bergen op Zoom (2) Liefdezusters van het Kostbaar Bloed (2) Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (2) Zusters van O.L. Vrouw (Tegelen) (2) Medische Missiezusters (2) De Graal (2) De meeste zusters hebben een leidinggevende functie als provinciaal overste, missieoverste, novicenmeesteres of algemeen-overste. Het verslag bestaat uit de teksten van de gehouden voordrachten voorafgegaan door een openingswoord van de apostolisch vicaris van Bandoeng mgr. P. Arntz osc. en een inleiding door moeder Rodriguez Severijnen osu. De inhoud van discussie en het beraad, als dit al heeft plaatsgevonden, wordt niet weergegeven, wel wordt een enkele keer melding gemaakt van een vraag. De internuntius mgr. G. de Jonghe d'Ardoye houdt een slotrede. Het verslag wordt afgesloten door een reeks conclusies. Alle lezingen gaan over of ook over de culturele interactie die ontstond wanneer Europese zusters onderwijs gaven aan Javaanse meisjes of Javaanse meisjes zich meldden om in te treden en werden beproefd tijdens het noviciaat. De volgende lezingen zijn gehouden:
De religieuze roeping in de missie door moeder Théophile, Franciscanessen van Heythuizen (over de problemen die ontstaan bij Javaanse meisjes door de 'volksaard' en de gevolgen van de onafhankelijkheidsoorlog; vraag of Javaanse en Chinese meisjes gezamenlijk het noviciaat moeten volgen, en de kwestie welke taal moet worden gebruikt, het Maleis, het Javaans of het Nederlands)
Maria in de Islam door moeder Perpetua Zeppenfeld osu (spreekster behandelt de passages in de Koran en andere islamitische geschriften over Maria en constateert dat Mara ook voor islamieten een heilige vrouw is; dit biedt aanknopingspunten wanneer men islamitische meisjes benadert om hen voor het christendom te winnen)
De opvoeding van het jonge meisje voor de verpleging door moeder Christilla, Liefdezuster Carolus Borromeus.
Hoe bestrijden wij de oppervlakkigheid bij de tegenwoordige jeugd door moeder Redempta Dencher osu.
Het aankweken van een katholieke sfeer in de volksschool door moeder Inigo Prawirataruna osu.
Hoe brengen wij onze grote meisjes tot de beleving van het 'serviam' tijdens haar schooltijd en ook in het latere leven door moeder Xaveria Pantjawidagda
Voorlichting door zuster Martha (Medische Missiezusters) (bedoeld wordt seksuele voorlichting; dit is nodig; opvattingen over hoe een vrouw hoort te zijn, zij moet geen 'man-vrouw' worden, katholieke leer van het huwelijk (eeuwig, monogamie, voornaamste functie is verwekken van kinderen), kinderen worden gewaarschuwd tegen overheidscampagnes voor geboortebeperking, kunstmatige abortus is verkeerd)
Het missiewerk onder islamitische meisjes door mgr. N. Geise ofm, apostolisch prefect van Soekaboemi
Het congres vindt plaats op 4-6 februari 1955 en wordt gevolgd door de herdenking 100 jaar Ursulinen op 7 februari 1955. Bij de sluiting wordt besloten in 1956 weer een congres te beleggen. Doel is 'niet “bindende besluiten” te nemen, maar slechts tot vruchtbare gedachten uitwisseling van ideeën te komen om te beantwoorden aan de Pauselijke oproep tot geestelijke vernieuwing, de aanpassing van het kloosterleven aan de eisen van deze tijd'.
inv. nr. 813 Het tweede congres voor vrouwelijke religieuzen werd gehouden in Bandoeng op 18-24 februari 1956. Aantal deelnemers: 57 zusters. 20 congregaties, waaronder de Medische Missiezusters, waren wel uitgenodigd maar zonden geen afgevaardigden. Omvang van het verslag 62 p. De tekst van de lezingen mocht niet worden gepubliceerd. De volgende lezingen werden gehouden:
De vorming van de jonge kloosterlinge door moeder Theophile Boozoman, Franciscanessen van Heythuizen (bedoeld wordt Indonesische postulanten en novicen)
De voortzetting van de religieuze vorming tot aan de eeuwige professie door moeder Redempta Dencher osu
Beleving van de religieuze armoede in onze missie door moeder Stanislas Sarsini, Franciscanessen van Heythuizen
De geest in het internaat door moeder Xaveria Pantjawidagda osu
De opvoeding van het weeskind door moeder Madeleine van de Loo, Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (alleen een samenvatting)
Het opvoedingswerk van "The Good Shepherd" door moeder Immaculata van Leeuwen Zusters van de Goede Herder (betreft zogenaamde moeilijke meisjes)
De nood aan verpleegsters en de oplossing van dit probleem door dr. Soedjito directeur van het R.K. Ziekenhuis 'St. Elisabeth' in Semarang Verpleegsters-opleiding
Verpleegstersopleiding en haar problemen in het asrama door moeder Christilla Post, Liefdezusters Carolus Borromeus
De praktische kant van de verpleegstersopleiding in Indonesië door zuster Marie Chrystophorio Buurman, Liefdezuster Carolus Borromeus
Verslag van de bijeenkomst waarin de vragen worden behandeld die gerezen zijn naar aanleiding van de lezingen over opvoeding en verpleging. Aan het eind wordt besloten een Bond van Vrouwelijke Religieuzen van geheel Indonesië (Ikatan Biarawati Seluruh Indonesia) op te richten. Het algemeen secretariaat wordt gevestigd in het provincialaat van de Ursulinen in Bandoeng. Er wordt een permanent comité gekozen dat uit twee afdelingen bestaat, een voor onderwijsaangelegenheden en een voor ziekenhuisaangelegenheden. Het verslag eindigt met zes conclusies waaronder het besluit om in 1958 weer in Bandoeng bijeen te komen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Losse archiefstukken | In het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen, bevinden zich in de Verzameling Losse Archivalia:
LARC 6881. Copie van ‘Beknopt dagboek van de Nippon-oorlog, 5 maart 1942 – 21 augustus 1945’ van M.J.M. Middelhoff (kloosternaam: Mère Françoise OSU, Romeinse Unie). Met foto. Met gedachtenisprentjes.z.j, 1 omslag. NB: Afkomstig van T. Hagebeuk te Amersfoort. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen |
In Ursulinen van de Romeinse Unie, de in Nederland wonende zusters van de Indonesische Provincie KASKI Verslag van een onderzoek door drs. Jos Kocken osb (Den Haag 1971) is een stamboom van de Indonesische provincie te vinden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De orde De orde van de Ursulinen werd gesticht in Brescia (Italië) in 1535 door Angela Merici (1474-1540). Tussen 1645 en 1798 had de orde vestigingen in Nederland, maar deze verdwenen tijdens de Franse periode. De orde werd in 1818 opnieuw in de Nederlanden geïntroduceerd door pastoor J.C.M. Lambertsz. die in zijn parochie Tildonk (bij Leuven, België) een klooster stichtte. In 1836 betrok een groep Ursulinen het voormalige Augustinessen-klooster in Venray, waar zij spoedig pensionnairen en leerlingen ontvingen. Daarop volgden nog vele andere stichtingen met name in de Nederlandse province Limburg: Sittard (1843), Uden (1845), Eysden (1849), Maastricht (1850), Roermond (1853), Posterholt (1853), Grubbenvorst (1858), Kerkrade (1859), Echt (1865) enz. In Vught werd in 1899 het provincialaat en het noviciaat gevestigd. Pas later ontstonden er ook vestigingen boven de grote rivieren.
Verwantschap met de Jezuïeten De Ursulinen zijn in dezelfde tijd gesticht en kenden een geestelijke verwantschap (apostolaat in de wereld) en een organisatievorm (als compagnie onder leiding van een algemene overste) die leek op die van de Jezuïeten. Ten slotte kenden beiden een vergelijkbare toewijding aan opvoeding, onderwijs en wetenschap.
De Missie Ned. Indië/Indonesië De Ursulinen vertrokken in 1855 op uitnodiging van apostolisch vicaris Vrancken naar Java. Op dat moment werkten er in Nederlands Indië enkel seculiere priesters. De Ursulinen waren de eerste vrouwelijke religieuzen in dat land, in 1859 gevolgd door de eerste mannelijke religieuzen, de Jezuïeten (archief, inv. nr.997). Vrancken kende als oud-pastoor van Sittard de Ursulinen en wist dat zij goed katholiek onderwijs verzorgden (archief, inv.nr. 391). De pastoor van Tildonck, Lambertz, koos zes zusters en een overste uit en zond hen naar Batavia. Daar aangekomen zetten zij een school op in de wijk Noordwijk, gelegen tussen het oude centrum in het noorden en het nieuwe centrum Weltevreden in het zuiden van de stad. Vanuit Noordwijk zijn de volgende stichtingen voortgekomen: Batavia Weltevreden (ook Postweg, Kleine Klooster of Djakarta Djalan Pos genoemd; in 1859), Soerabaja (Kepadjan; in 1863), Buitenzorg (1902), Bandoeng (Merdeka; in 1906/1907) en Batavia-Theresia (1927). Soerabaja telde in 1908 maar liefst 90 Ursulinen. Vanuit het klooster in Soerabaja kwamen weer drie nieuwe stichtingen voort: Malang (1900), Madioen (1914) en Soerabaya-Darmo (1922). Ook uit de stichtingen in Bandoeng en Weltevreden zijn weer nieuwe stichtingen voortgekomen (voor een overzicht tot 1935 van deze stichtingen: Gedenkboek, 221-228). In 1935 kende de vice-provincie Java acht huizen, 255 leden en 6.133 leerlingen. Van de 249 geprofeste zusters waren er 59 Indonesisch. De eerste Indonesische Ursuline trad al in 1868 in. In 1960 waren de Ursulinen nog steeds werkzaam op Java, en wel in: Jakarta, Bandoeng, Malang, Semarang, Soerabaja en Soekaboemi. Tot 1900 gaven de Ursulinen alleen kleuter- en lager onderwijs, daarna kwamen er ook scholen voor vervolgonderwijs zoals HBS'en en MULO's bij. Zij verzorgden ook nijverheidsscholen, kweekscholen, fröbelscholen en pensionaten. Aan sommige scholen was een internaat verbonden. Tot in het begin van de twintigste eeuw was het onderwijs voornamelijk gericht op kinderen van Europeanen en andere elite-groepen. Na 1900 ging de meeste aandacht uit naar Europese, Indische en Chinese leerlingen. De gedachte was, dat wanneer de Europese elite werd opgevoed tot goede katholieken, ook de missie onder de inheemse bevolking daarvan zou profiteren. Waarschijnlijk hebben ook financiële motieven een rol gespeeld: welgestelde ouders konden schoolgeld betalen, arme ouders niet. Een andere factor die van invloed was, was de beperkende regelgeving van de koloniale regering. Zendelingen en missionarissen hadden een 'bijzondere toelating' nodig om in Indië hun werk te kunnen doen. Buitenzorg zag lange tijd niet graag dat men missioneerde onder de islamitische Javaanse bevolking. In 1929 besloot de leiding van de Ursulinen op het congres van Tjitoeroeg zich ook op de opvoeding van Indonesische kinderen te richten (archief, inv.nrs. 391 en 997). Pas nadat Indonesië onafhankelijk was geworden, werd het onderwijs in het Indonesisch gegeven. De Europese kinderen verdwenen van de scholen en het onderwijs werd aangepast aan het Indonesische systeem. Een deel van de zusters nam het om het werk te kunnen voortzetten het Indonesische staatsburgerschap aan (archief, inv.nrs. 389, 391, 997,en 6650). Naast onderwijs en opvoeding hebben de Ursulinen zich ook bekommerd om de zorg voor kerken, de zorg voor de priesters (wassen, koken, verstellen) en het geven van catechismuslessen op scholen, aan soldatenvrouwen en gehuwde vrouwen die katholiek wilden worden of een niet-katholiek huwelijk kerkelijk wilden laten inzegenen. Ook vingen zij Nederlandse soldaten op die tijdens de Indonesische Onafhankelijkheids Oorlog moesten dienen (archief, inv.nrs. 389 en 391). Ten slotte hebben de Ursulinen religieuzen opgeleid. In 1932 traden de eerste 3 Javaanse meisjes in (archief, inv.nr. 6650).
Guyana In 1847 werden zusters vanuit Nederland gezonden naar Brits Guyana (thans Guyana). Na een moeilijke start breidde deze vestiging zich uit met een posten in Berbice (1892) en het eiland Barbados. In 1935 stonden de drie huizen direct onder het generalaat en zij hadden toen 36 leden met 922 leerlingen. In 1947 had de vestiging in Georgetown vier inrichtingen en een diocesaan weeshuis met 600 kinderen .
Zuid-Afrika In 1895 vertrokken zes Ursulinen -vijf Nederlandse en één Britse- vanuit het klooster in Sittard naar Barberton in Transvaal om daar te werken in de snel opkomende nederzettingen van arbeiders in de goudmijnen. Vanuit Sittard kwamen er vestigingen in Bramfontein (1895-1904), Krugersdorp (1904), Johannesburg (1912), Roodeport (1912), Randfontein (1936) en Simonstown (1925-1935). Het verzoek om zusters te zenden ging uit van de congregatie van de paters Oblaten van Maria Onbevlekte Ontvangenis. De paters wilden dat de Ursulinen vooral zouden werken onder de blanke bevolking, die dan tot voorbeeld konden dienen voor de rest van de bevolking. De Ursulinen kozen echter voor een andere koers door zich met bepaalde onderwijsvormen op de niet-blanke bevolking te richten (archief, inv.nr. 2173 ).
Andere landen Na de Tweede Wereldoorlog werden de zusters actief in een reeks landen in Afrika, Azië, Zuid- en Noord-Amerika. Zie daarvoor het veld Geografie.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Gedenkboek (1935), Van Woesik, 66, Katholieke Encyclopaedie 1939, lemma 'Ursulinen', Willemsen, I, par. 2-47, Pius-almanak 1960/61, 431 .Kocken, Ursulinen, Derix, Brengers van de boodschap, en tenslotte uit het archief dat zich bevindt in het Erfgoedcentrum in St. Agatha. |
Organisatie | De congregatie Pauselijke goedkeuring kreeg men in 1544. Aan het einde van de zestiende eeuw gingen de Ursulinen op aansporing van de aartsbisschop van Milaan, Carolus Borromeus, een religieus instituut vormen met constituties volgens de regel van Augustinus. Bijzonder was de vanaf 1640 bestaande vierde gelofte om zich aan opvoeding van meisjes te wijden. Onderwijs is altijd de belangrijkste activiteit geweest en de Ursulinen hebben een goede reputatie verworven met op de elite gericht onderwijs van hoog niveau. In 1612 werd het gezelschap van vrome vrouwen een orde en werd in Franse kloosters het pauselijk slot ingevoerd. In 1918 zijn de regel en de constituties herzien en in 1928 pauselijk goedgekeurd. De Nederlandse kloosters van de Ursulinen (met uitzondering van Weert) weken in een aantal opzichten af van Ursulinenkloosters in Italië en Frankrijk. Zij kenden geen pauselijk slot en plechtige geloften, zodat er meer mogelijkheden waren om buiten de kloosterpoort te werken.
Vorming van Unies Roermondse Unie De Ursulinenkloosters in Limburg die waren voortgekomen uit de stichting in Tildonk, waren in het begin van de twintigste eeuw zelfstandig. Zij hadden wel dezelfde constituties als Tildonck, en de oversten vergaderden jaarlijks in Tildonk. Zij hadden bovendien een gezamenlijk noviciaat, waar ook zusters werden opgeleid die naar Indië zouden gaan. Na herhaaldelijke verzoeken van de bisschop van Roermond, besloot men in 1916 tot nauwere samenwerking in de Roermondse Unie. Er kwam een kapittel, dat werd voorgezeten door een algemeen overste, gekozen uit de lokale oversten. In 1928 trad de Roermondse Unie toe tot de Romeinse Unie.
Romeinse Unie Op aandringen van paus Leo XIII verenigden enkele kloosters zich in 1900 in een internationale Romeinse Unie. Onder de eerste leden waren de Nederlandse kloosters in Bergeijk, Vught en Uden. De leden van de Unie stelden zich onder leiding van een generaal bestuur in Rome en er kwamen provincies. Het generalaat bevindt zich aan de Via Nomentana in Rome. De meeste kloosters in Nederland en Nederlands-Indië hebben zich in de loop van de twintigste eeuw bij de Romeinse Unie aangesloten. In 1935 telde de orde van de Ursulinen over de hele wereld ongeveer 15.000 zusters waarvan er 6.500 waren aangesloten bij de Romeinse Unie. Er waren toen negen provincies, waaronder Nederland met 20 huizen en 800 zusters en zes viceprovincies waaronder Java met acht huizen met 255 leden en 6133 leerlingen. De apostolisch vicaris van Batavia, Mgr. Luypen sj, was een groot voorstander van aansluiting bij de Romeinse Unie. De kloosters die zich niet aansloten gaf hij geen verlof uit te breiden met fililaal-huizen (archief, inv.nrs . 415 en 6654). In 1900 reisden de oversten van de Ursulinen kloosters Noordwijk, Weltevreden en Soerabaja (Kepandjen) naar Rome voor overleg over de Romeinse Unie, wat resulteerde in de aansluiting van Kepandje en het filiaal daarvan, in Malang (archief, inv. nrs. 389 en 6654). Het klooster Noordwijk, met de filialen te Buitenzorg en Bandoeng, sloot zich in 1907 aan, zodat alleen Weltevreden nog tot 1940 buiten de Romeinse Unie bleef (archief, inv. nrs. 389 en 415). In het archief bevindt zich een nota over de ingewikkelde verhouding tussen de Ursulinen in Nederland en die in Ned. Indië (archief, inv. nr. 2323).
Opleiding in Nederland Door de grote toeloop van leerlingen op Java was er een chronisch tekort aan zusters. Vanaf 1860 werden in Venray ook novicen toegelaten die bestemd waren voor de missie op Java. (archief, inv.nrs. 6643 en 6654). In 1890/1891 opende de overste van Noordwijk een eigen noviciaat in Amsterdam omdat zij niet tevreden was over aantal en kwaliteit van de uit Nederland overgezonden zusters (archief, inv.nrs. 415, 6558, p. 114-115, en inv.nr. 6654). Dit Amsterdamse noviciaat bleek echter niet lonend, omdat er geen eigen middelbare school en pensionaat aan verbonden waren. Alleen meisjes uit de werkende stand meldden zich aan voor de toch al kostbare opleiding (archief, inv.nrs. 415 en 6654). Een andere lezing voor het korte bestaan van dit Amsterdamse noviciaat -dat de deuren al weer sloot in 1894/1895- is dat de sluiting gelast werd door mgr. Staal, apostolisch-vicaris van Batavia (archief, aantekening in inv. nr. 2767). Het noviciaat voor de missie keerde terug naar Venray. In 1908/1909 werd een Missiehuis voor Indië geopend in Vught. Weltevreden opende in 1911 een eigen studiehuis. Toen de Nederlandse Ursulinenkloosters uit de Roermondse Unie zich in 1928 aansloten bij de Romeinse Unie werd hun noviciaat van Vught naar Boxtel verplaatst (archief, inv.nr.415). Overigens verzorgden de Indische kloosters ook een deel van de opleiding van nieuwe zusters. Soerabaja deed dat vanaf 1884 en Noordwijk vanaf 1887. In 1907 ontstond een gemeenschappelijk noviciaat voor Ned. Indië voor de tot de Romeinse Unie toegetreden Javaanse kloosters. Dit noviciaat werd in 1919 verplaatst naar Malang en in 1932 naar Bandoeng toen het als huis van de vice-provincie ging dienen (archief, inv.nr. 6643).
De Nederlandse provincie In 1905 kwam een provincie tot stand die omvatte: Nederland met de missie op Java, België, Engeland en Duitsland. Nederland met Indië werd in 1914 afgescheiden als een aparte provincie. In 1920 werd Indië vice-provincie. De Indonesische provincie had een missiehuis in Driebergen (provincie Utrecht).
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Gedenkboek (1935), Van Woesik, 66, Willemsen, I, par. 2-47, Pius-almanak 1960/61, 359, en ten slotte het archief in St. Agatha. |
Doelstelling | Doelstellingen van de orde waren onderwijs en opvoeding van meisjes uit de betere standen en daarnaast missiewerk. 'Vooral in de missie nemen, naast de intellectuele opvoeding, de werken van geestelijke en lichamelijke barmhartigheid, zooals weeshuizen, catechumenaten, vondelingentehuizen, armenbedeeling, hun plaats in.' (Van Woesik, 92). Specifiek voor de missie op Java was bij aanvang het doel een "transfiguratie" van de Indische jeugd te bewerkstelligen, door hen (Europees) op te voeden (ENK, AR-Z117, 997). De wapenspreuk bij dit alles is: "Cor Unum et Anima Una" ("Eén van Hart en één van Ziel"). Vanuit een grondbegrip van liefde trachtten zij zich daarvoor grenzeloos in te zetten over de gehele wereld. Rond 1900 hebben de Nederlandse Ursulinen een belangrijke rol gespeeld in de emancipatie van het katholieke onderwijs. Over het algemeen was het onderwijs van hoog niveau en gericht op de elite (AR-Z117, Inleiding, 14-1-2010). In 1929 werd besloten zich voortaan zoveel mogelijk te richten op onderwijs aan Indonesiërs. In de jaren dertig kwamen er inderdaad aparte scholen voor Chinese kinderen en kinderen van arme Javanen (Provinciale Noordbrabantsche Courant-Het Huisgezin 10 september 1955; zie boven). |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnenpublicatie |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Tien interviews en wel de nrs.: 2 159 226 265 307 350 352 372 587 627 |
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Websites | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Verwezen wordt naar de nummers van de nieuwe inventaris AR-Z117, met tussen [ ] de nummers van de oude inventaris.
Dagboeken en memoires
30. Dagboek van zuster Françoise Middelhoff over de kamptijd. 1945. 1 deel
3615 [508]. Reisbeschrijvingen "Dagboek gedurende den overtogt naar Indie via Suez gehouden door eene der Ursulinen van Venray" door J.A. de Rijk, pr. (1872) alsmede doorslagen van een reisbeschrijving van Ursulinen in 1855 en 1856. 1873, z.j. 1 omslag
1787 [50]. Dagboek van zuster Magdalena en zuster Stella (achternamen onbekend) uit India over hun verblijf op "Mater Dei". 1953. 1 cahier
1456 [16]. Verslag over de interneringstijd in de Japanse kampen van zusters Ursulinen van de communiteit van Surabaia 'Darmao' over de periode 1943-1946 van zuster Marie Marthe Somers. z.j. 1 omslag
Kronieken en annalen
996 "Religieuses Ursulines de Batavia-Noordwijk", kroniek over de periode 1856-1933 (fotokopie); alsmede een verslag over de oorlogsjaren van Buitenzorg (1942-1945), alsmede fotokopieën van knipsels over de 75-jarige aanwezigheid in Batavia in 1931, 1856-1933, 1945. NB: De kroniek werd tot 1909 in het Frans geschreven. Voor een toegang tot de kroniek, zie plaatsingsnummer 1000. Gekopieerd handschrift, deels in slechte kopieën, zie daarom inv.nr. 1000. Toegang op de kroniek van Batavia-Noordwijk, z.j.
996 [769] Kroniek "Religieuses Ursulines de Batavia-Noordwijk (Archief St. Maria Nusantara 1856-1935). z.j.
6558-6559 Afschriften van kronieken van het klooster te Weltevreden. 1858-1908 1908-1939 Kronieken van het klooster te Soerabaja 6560 1863-1890 6561 1890-1950
2173 [23]. Uittreksel van de Annalen van de Ursulinenorde in Transvaal. Met bijlagen. 1902, 1933, 1963, z.j. 1 omslag
406-413 [179-186]. Dagboeken van het Missiehuis St. Xaverius te Halfweg/Driebergen. 1911-1979. 6 delen
Conferenties van missieoversten 812 "Verslag van de Jubileum-Contact-Dagen gehouden te Bandung op 4, 5, 6 en 7 februari 1955 bij gelegenheid van de opening van het Jubeljaar; het 100-jarig vrouwelijk missiewerk in Indonesië; aankomst van de eerste Ursulinen op Java", 1955
Aanvankelijk bedoeld als viering van honderdjarig aanwezigheid van religieuzen, waarvan de Ursulinen de eerste waren, op Java, groeide de bijeenkomst uit tot een congres, waar leden van besturen van diverse congregaties hun visies gaven op verleden, heden en toekomst van het missiewerk. In die visies worden problemen aangekaart ten aanzien van de niet-Europese culturen, zoals de omgang met de islam, de adat en opvoeding van en onderwijs aan leerlingen met andere landaarden en daaraan toegeschreven eigenschappen. De bijeenkomst werd geopend en gesloten door hooggeplaatste clerici, die het congres daarmee sanctioneerden [zie ook inventarisnummer 814 Brief van P. Sigismondi, kardinaal prefect van de Voortplanting van het Geloof n.a.v het Congres, 1956].
813 "Verslag van het Tweede Congres voor vrouwelijke religieuzen werkzaam in Indonesië gehouden te Bandung van 18 t/m 24 februari", 1956 Dit congres is een vervolg op het congres gehouden in 1955, zie inventarisnummer 812. Bijzonder interessant is de bijeenkomst gewijd aan het beantwoorden van vragen van deelneemsters naar aanleiding van voorafgaande lezingen over opvoeding en verpleging (p50-54): een belangrijk besproken punt is aanpassing aan eigenlandse gewoonten en taal in allerlei opzichten.
815 Verslag van de bijeenkomst over de Ursulinen-Opvoeding te Bandung van 15 t/m 19 juli, 1958 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadere Toegangen | Verslag van een congres gehouden bij gelegenheid van het honderdjarig verblijf van de Ursulinen in Indonesië in Bandoeng op 4-7 februari 1955. Stencil, 52 p.
Aanwezig: Vertegenwoordigers van de volgende orden en congregaties (met tussen haakjes de aantallen zusters) Ursulinen (31) Franciscanessen van Heythuizen (2) Zusters van JMJ (2) Franciscanessen van Veghel (1) Liefdezusters van Carolus Borromeus (3) Dochters van O.L. Vrouw van het H. Hart (2) Franciscanessen van Etten (1) Zusters van Charitas (2) Zusters van het H. Hart van Jezus (3) Zusters van Barmhartigheid (2) Dominicanessen (2) Franciscanessen van Denekamp (2) Franciscanessen Missionarissen van Maria (3) Franciscanessen van Bergen op Zoom (2) Liefdezusters van het Kostbaar Bloed (2) Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (2) Zusters van O.L. Vrouw (Tegelen) (2) Medische Missiezusters (2) De Graal (2) De meeste zusters hebben een leidinggevende functie als provinciaal overste, missieoverste, novicenmeesteres of algemeen-overste. Het verslag bestaat uit de teksten van de gehouden voordrachten voorafgegaan door een openingswoord van de apostolisch vicaris van Bandoeng mgr. P. Arntz osc. en een inleiding door moeder Rodriguez Severijnen osu. De inhoud van discussie en het beraad, als dit al heeft plaatsgevonden, wordt niet weergegeven, wel wordt een enkele keer melding gemaakt van een vraag. De internuntius mgr. G. de Jonghe d'Ardoye houdt een slotrede. Het verslag wordt afgesloten door een reeks conclusies. Alle lezingen gaan over of ook over de culturele interactie die ontstond wanneer Europese zusters onderwijs gaven aan Javaanse meisjes of Javaanse meisjes zich meldden om in te treden en werden beproefd tijdens het noviciaat. De volgende lezingen zijn gehouden:
De religieuze roeping in de missie door moeder Théophile, Franciscanessen van Heythuizen (over de problemen die ontstaan bij Javaanse meisjes door de 'volksaard' en de gevolgen van de onafhankelijkheidsoorlog; vraag of Javaanse en Chinese meisjes gezamenlijk het noviciaat moeten volgen, en de kwestie welke taal moet worden gebruikt, het Maleis, het Javaans of het Nederlands)
Maria in de Islam door moeder Perpetua Zeppenfeld osu (spreekster behandelt de passages in de Koran en andere islamitische geschriften over Maria en constateert dat Mara ook voor islamieten een heilige vrouw is; dit biedt aanknopingspunten wanneer men islamitische meisjes benadert om hen voor het christendom te winnen)
De opvoeding van het jonge meisje voor de verpleging door moeder Christilla, Liefdezuster Carolus Borromeus.
Hoe bestrijden wij de oppervlakkigheid bij de tegenwoordige jeugd door moeder Redempta Dencher osu.
Het aankweken van een katholieke sfeer in de volksschool door moeder Inigo Prawirataruna osu.
Hoe brengen wij onze grote meisjes tot de beleving van het 'serviam' tijdens haar schooltijd en ook in het latere leven door moeder Xaveria Pantjawidagda
Voorlichting door zuster Martha (Medische Missiezusters) (bedoeld wordt seksuele voorlichting; dit is nodig; opvattingen over hoe een vrouw hoort te zijn, zij moet geen 'man-vrouw' worden, katholieke leer van het huwelijk (eeuwig, monogamie, voornaamste functie is verwekken van kinderen), kinderen worden gewaarschuwd tegen overheidscampagnes voor geboortebeperking, kunstmatige abortus is verkeerd)
Het missiewerk onder islamitische meisjes door mgr. N. Geise ofm, apostolisch prefect van Soekaboemi
Het congres vindt plaats op 4-6 februari 1955 en wordt gevolgd door de herdenking 100 jaar Ursulinen op 7 februari 1955. Bij de sluiting wordt besloten in 1956 weer een congres te beleggen. Doel is 'niet “bindende besluiten” te nemen, maar slechts tot vruchtbare gedachten uitwisseling van ideeën te komen om te beantwoorden aan de Pauselijke oproep tot geestelijke vernieuwing, de aanpassing van het kloosterleven aan de eisen van deze tijd'.
inv. nr. 813 Het tweede congres voor vrouwelijke religieuzen werd gehouden in Bandoeng op 18-24 februari 1956. Aantal deelnemers: 57 zusters. 20 congregaties, waaronder de Medische Missiezusters, waren wel uitgenodigd maar zonden geen afgevaardigden. Omvang van het verslag 62 p. De tekst van de lezingen mocht niet worden gepubliceerd. De volgende lezingen werden gehouden:
De vorming van de jonge kloosterlinge door moeder Theophile Boozoman, Franciscanessen van Heythuizen (bedoeld wordt Indonesische postulanten en novicen)
De voortzetting van de religieuze vorming tot aan de eeuwige professie door moeder Redempta Dencher osu
Beleving van de religieuze armoede in onze missie door moeder Stanislas Sarsini, Franciscanessen van Heythuizen
De geest in het internaat door moeder Xaveria Pantjawidagda osu
De opvoeding van het weeskind door moeder Madeleine van de Loo, Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (alleen een samenvatting)
Het opvoedingswerk van "The Good Shepherd" door moeder Immaculata van Leeuwen Zusters van de Goede Herder (betreft zogenaamde moeilijke meisjes)
De nood aan verpleegsters en de oplossing van dit probleem door dr. Soedjito directeur van het R.K. Ziekenhuis 'St. Elisabeth' in Semarang Verpleegsters-opleiding
Verpleegstersopleiding en haar problemen in het asrama door moeder Christilla Post, Liefdezusters Carolus Borromeus
De praktische kant van de verpleegstersopleiding in Indonesië door zuster Marie Chrystophorio Buurman, Liefdezuster Carolus Borromeus
Verslag van de bijeenkomst waarin de vragen worden behandeld die gerezen zijn naar aanleiding van de lezingen over opvoeding en verpleging. Aan het eind wordt besloten een Bond van Vrouwelijke Religieuzen van geheel Indonesië (Ikatan Biarawati Seluruh Indonesia) op te richten. Het algemeen secretariaat wordt gevestigd in het provincialaat van de Ursulinen in Bandoeng. Er wordt een permanent comité gekozen dat uit twee afdelingen bestaat, een voor onderwijsaangelegenheden en een voor ziekenhuisaangelegenheden. Het verslag eindigt met zes conclusies waaronder het besluit om in 1958 weer in Bandoeng bijeen te komen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Losse archiefstukken | In het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen, bevinden zich in de Verzameling Losse Archivalia:
LARC 6881. Copie van ‘Beknopt dagboek van de Nippon-oorlog, 5 maart 1942 – 21 augustus 1945’ van M.J.M. Middelhoff (kloosternaam: Mère Françoise OSU, Romeinse Unie). Met foto. Met gedachtenisprentjes.z.j, 1 omslag. NB: Afkomstig van T. Hagebeuk te Amersfoort. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen |
In Ursulinen van de Romeinse Unie, de in Nederland wonende zusters van de Indonesische Provincie KASKI Verslag van een onderzoek door drs. Jos Kocken osb (Den Haag 1971) is een stamboom van de Indonesische provincie te vinden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |