Amsterdamse Vrouwenvereeniging tot Bevordering van de Zendingszaak
Naam | Amsterdamse Vrouwenvereeniging tot Bevordering van de Zendingszaak |
Periode | 1856-1870 |
Denominatie | Interdenominationeel |
Org | Zending |
Korte geschiedenis | De vereniging wordt voor het eerst in 1856 en voor het laatst in 1870 vermeld. Zij steunde de opleiding en uitzending van G. van Asselt, uitgezonden naar Sipirok in Batak-land op Sumatra door de zendingsgemeente te Ermelo van ds. H.W. Witteveen. Van Asselt trad overigens in 1860 in dienst van de Rheinische Missionsgesellschaft. Voor die tijd werd hij al scherp aangevallen door de in dienst van het Ned. Bijbelgenootschap in dienst genomen taalkundige H.Neubronner van der Tuuk. Deze schreef dat Van Asselt wegens geldgebrek als opziener te Sipirok werd benoemd. Verder noemde hij Van Asselt een ongehuwde boerenkinkel die zich ten onrechte uitgaf voor zendeling-werkman, aangezien hij geen ambacht beheerste. Ook de vrouwenvereniging kreeg er van langs, aangezien Van Asselt het bewijs leverde van de verregaande onnozelheid van het vrome of liever huichelachtige Holland. Hierbij moet worden aangetekend dat Van der Tuuk zich vaker scherp uitdrukte over andere mensen. (zie onder andere: Nieuwenhuys, De Pen in gal gedoopt, 109.) De vereniging schonk een doopschaal en waterkan aan zendeling A. Vermeer bij zijn uitzending naar Nederlandsch-Indie in 1861 door de Nederlandsche Gereformeerde Zendings Vereeniging (NGZV). Tevens nam de vereniging zijn uitrustingskosten op zich. De vereniging was verder nauw betrokken bij het werk van het Comite de Christen-Werkman en het Genootschap voor In- en Uitwendige zending te Batavia. Het Java-comité was weliswaar korte tijd de Nederlandse afdeling van het genootschap maar haar leden waren vooral afkomstig uit de burgerstand en de armen. De vrouwenvereniging bestond vrijwel uitsluitend uit leden van de hogere standen. Bij diverse gelegenheden schonk men (financiële) hulp aan verschillende zendeling-werklieden. Tenslotte zond de vereniging in 1858 de onderwijzer M. Hildering en zijn vrouw uit naar Salatiga. Hij werkte daar aan een particuliere school tot hij in 1863 in dienst trad van de NGZV als zendeling-onderwijzer. (o.a. Reenders, Heldring, 263). In 1870 nam de vereniging bovendien het initiatief tot de Vereniging tot opvoeding en opleiding van kinderen van zendelingen te Utrecht. Daarvoor had mw. S.E. de Haan-van Vollenhoven al kinderen van werklieden in haar eigen huis genomen.
|
Organisatie | In 1861 was mw. S.E. de Haan-van Vollenhoven voorzitster van de vereniging. |
Doelstelling | Ondersteuning van zendelingen |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
Meer over het archief |
|
||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||
Opmerkingen |
|
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De vereniging wordt voor het eerst in 1856 en voor het laatst in 1870 vermeld. Zij steunde de opleiding en uitzending van G. van Asselt, uitgezonden naar Sipirok in Batak-land op Sumatra door de zendingsgemeente te Ermelo van ds. H.W. Witteveen. Van Asselt trad overigens in 1860 in dienst van de Rheinische Missionsgesellschaft. Voor die tijd werd hij al scherp aangevallen door de in dienst van het Ned. Bijbelgenootschap in dienst genomen taalkundige H.Neubronner van der Tuuk. Deze schreef dat Van Asselt wegens geldgebrek als opziener te Sipirok werd benoemd. Verder noemde hij Van Asselt een ongehuwde boerenkinkel die zich ten onrechte uitgaf voor zendeling-werkman, aangezien hij geen ambacht beheerste. Ook de vrouwenvereniging kreeg er van langs, aangezien Van Asselt het bewijs leverde van de verregaande onnozelheid van het vrome of liever huichelachtige Holland. Hierbij moet worden aangetekend dat Van der Tuuk zich vaker scherp uitdrukte over andere mensen. (zie onder andere: Nieuwenhuys, De Pen in gal gedoopt, 109.) De vereniging schonk een doopschaal en waterkan aan zendeling A. Vermeer bij zijn uitzending naar Nederlandsch-Indie in 1861 door de Nederlandsche Gereformeerde Zendings Vereeniging (NGZV). Tevens nam de vereniging zijn uitrustingskosten op zich. De vereniging was verder nauw betrokken bij het werk van het Comite de Christen-Werkman en het Genootschap voor In- en Uitwendige zending te Batavia. Het Java-comité was weliswaar korte tijd de Nederlandse afdeling van het genootschap maar haar leden waren vooral afkomstig uit de burgerstand en de armen. De vrouwenvereniging bestond vrijwel uitsluitend uit leden van de hogere standen. Bij diverse gelegenheden schonk men (financiële) hulp aan verschillende zendeling-werklieden. Tenslotte zond de vereniging in 1858 de onderwijzer M. Hildering en zijn vrouw uit naar Salatiga. Hij werkte daar aan een particuliere school tot hij in 1863 in dienst trad van de NGZV als zendeling-onderwijzer. (o.a. Reenders, Heldring, 263). In 1870 nam de vereniging bovendien het initiatief tot de Vereniging tot opvoeding en opleiding van kinderen van zendelingen te Utrecht. Daarvoor had mw. S.E. de Haan-van Vollenhoven al kinderen van werklieden in haar eigen huis genomen.
|
Organisatie | In 1861 was mw. S.E. de Haan-van Vollenhoven voorzitster van de vereniging. |
Doelstelling | Ondersteuning van zendelingen |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||
Opmerkingen |
|