Franciscanessen van Heythuysen
Naam | Franciscanessen van Heythuysen |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1835-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van de Franciscanessen van Heythuysen werd in 1835 gesticht in Heythuysen (provincie Limburg) door Catharina Daemen (1787-1885). Zij kwam uit Maaseik (provincie Belgisch Limburg). De congregatie hield zich bezig met onderwijs aan arme kinderen en de zorg voor behoeftigen en zieken. In 1934 had de congregatie 153 huizen waarvan 34 in Nederland en 12 in Ned. Indië.
De missie Ned. Indië Na lang aandringen van mgr. Lijnen, pastoor te Semarang, stemde de generale overste in 1870 toe om zusters voor het weeshuis te sturen. Men werkte samen met de Jezuïeten. In 1908 waren er 150 Franciscanessen van Heythuyzen in Indië. Op aandringen van van pater Van Lith sj openden de zusters in 1908 in Mendoet het eerste pensionaat voor inlandse meisjes en in 1914 de eerste erkende kweekschool voor inlandse onderwijzeressen op Java . Ook werkten de zusters van 1904 tot 1920 samen met de Missionarissen van het Heilig Hart in Langgoer (Kei-Eilanden). De zusters gaven in het apostolisch vicariaat van Semarang diverse soorten onderwijs: kleuter-, lager-, middelbaar-, huishoud-, en fröbelonderwijs, Chinees onderwijs, onderwijs in muziek, steno en typen. Zij dreven ook een een internaat, een weeshuis en diverse ziekenhuizen en klinieken. In het apostolisch vicariaat Batavia werd ook onderwijs gegeven.
Tanzania De bisschop van Rutabo in Tanganyika bezocht in 1956 Nederland om de hulp in te roepen van Nederlandse religieuzen in zijn bisdom dat geheel bestond uit clerus uit de eigen bevolking. Na een visitatiereis door twee zusters en onder voorwaarde dat de zusters zich voor geestelijke verzorging mochten verlaten op Nederlandse priesters in het naburige bisdom, aanvaardden de zusters in 1959 de missie in Mwemage en later ook in Bukoba (1961) en Biharamulo (1964). Voor hun geestelijke verzorging maar ook voor praktische zaken konden de zusters een beroep doen op de Witte Paters. De zusters richtten zich meer op het verbeteren van de levensomstandigheden via onderwijs en gezondheidszorg dan op bekering. Dit strookte aanvankelijk met regeringsdoelen, zodat zij subsidie ontvingen. In 1972 werd deze missie om politieke redenen beëindigd.
Andere missiegebieden De congregatie heeft ook missionair werk gedaan in Zuid-Dakota (Ver. Staten) onder de Indianen of Inheemsen, in Zuid-Carolina, onder Afro-Amerikanen, en in Brazilië in de staten Mato Grosso, Sao Paulo en Rio Grande do Sul . De missie in Brazilië zou begonnen zijn in 1872, die in de Verenigde Staten in 1874, maar noch Willemsen noch de Pius-almanak maken hier melding van. Ook is niet duidelijk onder welke provincie deze missies vielen.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Katholieke Encyclopaedie 1934, lemma 'Franciscanessen', Van Woesik, 72, Willemsen, I, par. 2-24, Pius-almanak 1960/61, 370 en 433, Ackermans, Vereeniging van vrouwen, Eijt en Hauvast, Missie in de marge, en Derix, Brengers van de boodschap. |
Organisatie | De congregatie In 1860 werden de statuten door de bisschop goedgekeurd, het Vaticaan deed dat in 1852 en nogmaals in 1869. De congregatie werd toen rechtstreeks onder het gezag van de Congregatie De Propaganda Fide geplaatst. Dit had tot gevolg dat, anders dan bij congregaties die onder het gezag van een bisschop vielen, er geen door de bisschop benoemde priester-directeur was en dat de beslissingen door de zusters zelf genomen werden. Het congregatiebestuur vergaderde in een algemeen kapittel, waar afgevaardigden van alle provincies bijeenkwamen. De congregatie is internationaal georiënteerd en bestaat uit meerdere provincies (in 1994 tien). De eerste opdeling in provincies vond plaats rond 1900. Aan de Nederlandse provincie werd toen Nederlands Indië toevertrouwd. De Duitse provincie omvatte op dat moment de huizen in Duitsland en de missie in Brazilië en Noord-Amerika. De generaal-overste van de Minderbroeders-Franciscanen is beschermheer van de congregatie. Aanvankelijk bestond er geen scheiding tussen het generaal en het provinciaal bestuur. Dit veranderde in 1918. Het generalaat verhuisde in 1959 naar Rome. De provincie werd bestuurd door de provinciale overste, bijgestaan door vier zusters, die steeds voor zes jaar gekozen werden. Tot 1975 was er echter feitelijk sprake van éénhoofdig bestuur door de overste. Begin jaren zestig telde de Nederlandse provincie 28 huizen in Nederland en één in België. De vice-provincie Indonesia kende twee huizen op Java en Bali. Rechtspersoon van de congregatie was tussen 1842 en 1979 de 'Vereeniging van Vrouwen tot bevordering van huiselijk geluk'.
De missie In 1900 viel het bestuur van het missiegebied onder de Nederlandse provincie. De missieoverste vormde samen met enkele andere zusters de missieraad. Dit werd aangeduid als het missie-commissariaat van Nederlands-Indië. De Indonesische huizen kregen vanaf 1955 de status van vice-provincie en vielen vanaf toen onder direct gezag van het generaal bestuur
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 74, Willemsen, I, par. 2-24, Pius-almanak 1960/61, 370 en Ackermans, Vereeniging van vrouwen.
|
Doelstelling | De congregatie heeft als doel het heiligen van de leden, maar tevens het beoefenen van zogenaamde liefdewerken door opvoeding en onderwijs van de jeugd en verpleging van zieken en hulpbehoevenden. Zodoende was men actief op het gebied van de gezondheidszorg, sociaal werk, catechese, pastoraal werk en onderwijs. Deze doelstellingen breidde men ook uit naar missiegebieden. In 1960 liet men dat als volgt optekenen: 'Opvoeding en lager en middelbaar onderwijs in externaten, internaten en huishoudscholen, verpleging van zieken en ouden van dagen, zowel in ziekenhuizen als in de wijk en van zwakke kinderen (koloniehuis).' (Pius-almanak (1960/61) 370). |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnenpublicatie |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Vijf interviews, en wel de nrs.: 91 146 254 461 465 |
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging |
|
||||||||||||||||||||||
Archivalie elders | In het archief van de Ursulinen van de Romeinse Unie, dat berust in het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in St. Agatha zijn nog te vinden:
812 'Verslag van de Jubileum-Contact-Dagen gehouden te Bandung op 4, 5, 6 en 7 februari 1955 bij gelegenheid van de opening van het Jubeljaar; het 100-jarig vrouwelijk missiewerk in Indonesië; aankomst van de eerste Ursulinen op Java', 1955
Aanvankelijk bedoeld als viering van honderdjarig aanwezigheid van religieuzen, waarvan de Ursulinen de eerste waren, op Java, groeide de bijeenkomst uit tot een congres, waar leden van besturen van diverse congregaties hun visies gaven op verleden, heden en toekomst van het missiewerk. In die visies worden problemen aangekaart ten aanzien van de niet-Europese culturen, zoals de omgang met de islam, de adat en opvoeding van en onderwijs aan leerlingen met andere landaarden en daaraan toegeschreven eigenschappen. De bijeenkomst werd geopend en gesloten door hooggeplaatste clerici, die het congres daarmee sanctioneerden [zie ook inventarisnummer 814 Brief van P. Sigismondi, kardinaal prefect van de Voortplanting van het Geloof n.a.v het Congres, 1956].
813 'Verslag van het Tweede Congres voor vrouwelijke religieuzen werkzaam in Indonesië gehouden te Bandung van 18 t/m 24 februari', 1956.
Dit congres is een vervolg op het congres gehouden in 1955, zie inventarisnummer 812. Interessant is de bijeenkomst gewijd aan het beantwoorden van vragen van deelneemsters naar aanleiding van voorafgaande lezingen over opvoeding en verpleging (p 50-54): een punt van bespreking was de aanpassing aan eigenlandse gewoonten en taal in allerlei opzichten. |
||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Over de zusters zijn artikelen te vinden in St. Claverbond, een uitgave van de Jezuïeten. Zij werkten met hen samen in Nederlands-Indië, maar bestudeerden geen lokale talen zoals zij (Ackermans, Vereeniging van Vrouwen, 360).
|
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van de Franciscanessen van Heythuysen werd in 1835 gesticht in Heythuysen (provincie Limburg) door Catharina Daemen (1787-1885). Zij kwam uit Maaseik (provincie Belgisch Limburg). De congregatie hield zich bezig met onderwijs aan arme kinderen en de zorg voor behoeftigen en zieken. In 1934 had de congregatie 153 huizen waarvan 34 in Nederland en 12 in Ned. Indië.
De missie Ned. Indië Na lang aandringen van mgr. Lijnen, pastoor te Semarang, stemde de generale overste in 1870 toe om zusters voor het weeshuis te sturen. Men werkte samen met de Jezuïeten. In 1908 waren er 150 Franciscanessen van Heythuyzen in Indië. Op aandringen van van pater Van Lith sj openden de zusters in 1908 in Mendoet het eerste pensionaat voor inlandse meisjes en in 1914 de eerste erkende kweekschool voor inlandse onderwijzeressen op Java . Ook werkten de zusters van 1904 tot 1920 samen met de Missionarissen van het Heilig Hart in Langgoer (Kei-Eilanden). De zusters gaven in het apostolisch vicariaat van Semarang diverse soorten onderwijs: kleuter-, lager-, middelbaar-, huishoud-, en fröbelonderwijs, Chinees onderwijs, onderwijs in muziek, steno en typen. Zij dreven ook een een internaat, een weeshuis en diverse ziekenhuizen en klinieken. In het apostolisch vicariaat Batavia werd ook onderwijs gegeven.
Tanzania De bisschop van Rutabo in Tanganyika bezocht in 1956 Nederland om de hulp in te roepen van Nederlandse religieuzen in zijn bisdom dat geheel bestond uit clerus uit de eigen bevolking. Na een visitatiereis door twee zusters en onder voorwaarde dat de zusters zich voor geestelijke verzorging mochten verlaten op Nederlandse priesters in het naburige bisdom, aanvaardden de zusters in 1959 de missie in Mwemage en later ook in Bukoba (1961) en Biharamulo (1964). Voor hun geestelijke verzorging maar ook voor praktische zaken konden de zusters een beroep doen op de Witte Paters. De zusters richtten zich meer op het verbeteren van de levensomstandigheden via onderwijs en gezondheidszorg dan op bekering. Dit strookte aanvankelijk met regeringsdoelen, zodat zij subsidie ontvingen. In 1972 werd deze missie om politieke redenen beëindigd.
Andere missiegebieden De congregatie heeft ook missionair werk gedaan in Zuid-Dakota (Ver. Staten) onder de Indianen of Inheemsen, in Zuid-Carolina, onder Afro-Amerikanen, en in Brazilië in de staten Mato Grosso, Sao Paulo en Rio Grande do Sul . De missie in Brazilië zou begonnen zijn in 1872, die in de Verenigde Staten in 1874, maar noch Willemsen noch de Pius-almanak maken hier melding van. Ook is niet duidelijk onder welke provincie deze missies vielen.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Katholieke Encyclopaedie 1934, lemma 'Franciscanessen', Van Woesik, 72, Willemsen, I, par. 2-24, Pius-almanak 1960/61, 370 en 433, Ackermans, Vereeniging van vrouwen, Eijt en Hauvast, Missie in de marge, en Derix, Brengers van de boodschap. |
Organisatie | De congregatie In 1860 werden de statuten door de bisschop goedgekeurd, het Vaticaan deed dat in 1852 en nogmaals in 1869. De congregatie werd toen rechtstreeks onder het gezag van de Congregatie De Propaganda Fide geplaatst. Dit had tot gevolg dat, anders dan bij congregaties die onder het gezag van een bisschop vielen, er geen door de bisschop benoemde priester-directeur was en dat de beslissingen door de zusters zelf genomen werden. Het congregatiebestuur vergaderde in een algemeen kapittel, waar afgevaardigden van alle provincies bijeenkwamen. De congregatie is internationaal georiënteerd en bestaat uit meerdere provincies (in 1994 tien). De eerste opdeling in provincies vond plaats rond 1900. Aan de Nederlandse provincie werd toen Nederlands Indië toevertrouwd. De Duitse provincie omvatte op dat moment de huizen in Duitsland en de missie in Brazilië en Noord-Amerika. De generaal-overste van de Minderbroeders-Franciscanen is beschermheer van de congregatie. Aanvankelijk bestond er geen scheiding tussen het generaal en het provinciaal bestuur. Dit veranderde in 1918. Het generalaat verhuisde in 1959 naar Rome. De provincie werd bestuurd door de provinciale overste, bijgestaan door vier zusters, die steeds voor zes jaar gekozen werden. Tot 1975 was er echter feitelijk sprake van éénhoofdig bestuur door de overste. Begin jaren zestig telde de Nederlandse provincie 28 huizen in Nederland en één in België. De vice-provincie Indonesia kende twee huizen op Java en Bali. Rechtspersoon van de congregatie was tussen 1842 en 1979 de 'Vereeniging van Vrouwen tot bevordering van huiselijk geluk'.
De missie In 1900 viel het bestuur van het missiegebied onder de Nederlandse provincie. De missieoverste vormde samen met enkele andere zusters de missieraad. Dit werd aangeduid als het missie-commissariaat van Nederlands-Indië. De Indonesische huizen kregen vanaf 1955 de status van vice-provincie en vielen vanaf toen onder direct gezag van het generaal bestuur
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 74, Willemsen, I, par. 2-24, Pius-almanak 1960/61, 370 en Ackermans, Vereeniging van vrouwen.
|
Doelstelling | De congregatie heeft als doel het heiligen van de leden, maar tevens het beoefenen van zogenaamde liefdewerken door opvoeding en onderwijs van de jeugd en verpleging van zieken en hulpbehoevenden. Zodoende was men actief op het gebied van de gezondheidszorg, sociaal werk, catechese, pastoraal werk en onderwijs. Deze doelstellingen breidde men ook uit naar missiegebieden. In 1960 liet men dat als volgt optekenen: 'Opvoeding en lager en middelbaar onderwijs in externaten, internaten en huishoudscholen, verpleging van zieken en ouden van dagen, zowel in ziekenhuizen als in de wijk en van zwakke kinderen (koloniehuis).' (Pius-almanak (1960/61) 370). |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnenpublicatie |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Vijf interviews, en wel de nrs.: 91 146 254 461 465 |
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging |
|
||||||||||||||||||||||
Archivalie elders | In het archief van de Ursulinen van de Romeinse Unie, dat berust in het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in St. Agatha zijn nog te vinden:
812 'Verslag van de Jubileum-Contact-Dagen gehouden te Bandung op 4, 5, 6 en 7 februari 1955 bij gelegenheid van de opening van het Jubeljaar; het 100-jarig vrouwelijk missiewerk in Indonesië; aankomst van de eerste Ursulinen op Java', 1955
Aanvankelijk bedoeld als viering van honderdjarig aanwezigheid van religieuzen, waarvan de Ursulinen de eerste waren, op Java, groeide de bijeenkomst uit tot een congres, waar leden van besturen van diverse congregaties hun visies gaven op verleden, heden en toekomst van het missiewerk. In die visies worden problemen aangekaart ten aanzien van de niet-Europese culturen, zoals de omgang met de islam, de adat en opvoeding van en onderwijs aan leerlingen met andere landaarden en daaraan toegeschreven eigenschappen. De bijeenkomst werd geopend en gesloten door hooggeplaatste clerici, die het congres daarmee sanctioneerden [zie ook inventarisnummer 814 Brief van P. Sigismondi, kardinaal prefect van de Voortplanting van het Geloof n.a.v het Congres, 1956].
813 'Verslag van het Tweede Congres voor vrouwelijke religieuzen werkzaam in Indonesië gehouden te Bandung van 18 t/m 24 februari', 1956.
Dit congres is een vervolg op het congres gehouden in 1955, zie inventarisnummer 812. Interessant is de bijeenkomst gewijd aan het beantwoorden van vragen van deelneemsters naar aanleiding van voorafgaande lezingen over opvoeding en verpleging (p 50-54): een punt van bespreking was de aanpassing aan eigenlandse gewoonten en taal in allerlei opzichten. |
||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Over de zusters zijn artikelen te vinden in St. Claverbond, een uitgave van de Jezuïeten. Zij werkten met hen samen in Nederlands-Indië, maar bestudeerden geen lokale talen zoals zij (Ackermans, Vereeniging van Vrouwen, 360).
|