Vereeniging Nederlandsche Zendingsschool
Naam | Vereeniging Nederlandsche Zendingsschool |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1905-1946 |
Denominatie | Nederlandse Hervormde Kerk |
Org | Zending |
Korte geschiedenis | De Zendingschool leidde zendelingen op voor diverse zendingscorporaties (zie organisatie). Daarnaast leidde men ook hulppredikers, later Indisch predikanten genaamd, voor de Protestantse Kerk in Nederlands Indie op (de meer populaire naam van deze kerk was Indische Kerk). Dit laatste gebeurde tot 1934 toen deze taak werd overgenomen door de oprichting van de Hogere Theologische School te Batavia. De opleiding duurde gedurende de hele bestaansperiode zes jaar, verdeeld over drie klassen. De eerste twee jaar kon men echter overslaan wanneer men het middelbaar onderwijs had doorlopen. Later werd dit van Mulo verzwaard tot Gymnasium, H.B.S. of kweekschool om in 1946 tenslotte te eindigen, na veel discussie, in de verplichtstelling van het kandidaatsexamen theologie. De opleiding was tot 1917 gevestigd te Rotterdam en verhuisde daarna naar Oegstgeest. Dit gebeurde niet alleen omdat men meer ruimte nodig had maar ook omdat Oegstgeest dichtbij Leiden, waar de universiteit gevestigd was, lag. Aan de school bleef het al bestaande internaat verbonden. Tot werd de school geleid door Gunning en zijn vrouw. Het internaat werd in 1940 gesloten. In 1946 besloot men alleen nog maar kandidaten in de theologie toe te laten waarmee dus alleen universitair geschoolden toegang hadden tot de zendingsopleiding. De nieuwe naam werd derhalve zendingshogeschool. |
Organisatie | De organisatie was een vereniging die in 1905 door het Nederlandsch Zendeling Genootschap en de Utrechtse Zendingsvereeniging werd opgericht. Meteen [of in 1913 met de aansluiting van het STC bij de SZC?] sloot zich het Sangir- en Talaudcomité aan, later kwamen daar de Doopsgezinde Zendingsvereniging, de Gereformeerde Zendingsbond, het Zeister Zendingsgenootschap en de Protestantsche Kerk in Nederlands-Indië bij. Na 1919 was ook de Nederlandsche Zendingsvereeniging vertegenwoordigd. Oorspronkelijk namen de zendingsdirectoren, steeds aangevuld met enkele predikanten, de zendingsopleiding voor hun rekening. In 1905 werd er een fulltime rector aangesteld, steeds met een doctorsgraad in de theologie. De eerste rector was H.M. van Nes, in 1907 opgevolgd door A. van Veldhuizen. Daarop volgden dr. A.M. Brouwer (1910-1921) en F.J. Fokkema (1921-1946). Prof. dr. Chr. Snouck Hurgronje was ook jarenlang aan de opleiding verbonden met colleges in de Islam en het Arabisch. De vereniging bezat een school en een internaat. Aan het hoofd van de school stond een rector, het internaat werd geleid door een directeur. De twee stichtende corporaties (NZG en UZV) en het NZV stonden in nauw verband met de vereniging. In inwendige zaken was de school vrij, voor wijziging in statuten of huishoudelijk reglement was toestemming van de corporaties vereist. Verder hadden de corporaties budgetrecht, waarmee ze ook een veto konden uitspreken. De vereniging bestond uit tenminste negen leden met beslissende stem, drie van elke corporatie. Meer leden konden op voordracht van de vereniging door de samenwerkende verenigingen benoemd worden. Het bestuur van de vereniging en het dagelijks bestuur bestond in ieder geval uit de voorzitters der samenwerkende corporaties. Nadat de Vereenigde Nederlandsche Zendingscorporaties in 1951 waren overgedragen aan de Nederlandse Hervormde Kerk, stond de Zendingshogeschool onder toezicht van een curatorium, waarvan de leden werden benoemd door de Commissie voor het Theologisch Hoger Onderwijs der Ned. Hervormde Kerk, de zogeheten Raad voor de Zending. |
Doelstelling | Doel: de opleiding van a.s. zendelingen, hulppredikers in de dienst der Protestantsche Kerken en andere evangeliedienaren in de Nederlandsche overzeesche bezittingen.Zij bezit daartoe een school (onder den rector) en een internaat (onder den leider), beide gevestigd te Oegstgeest. [tot 1917 was de school gevestigd in Rotterdam]. |
Taken en activiteiten |
|
Voorloper |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Voor een korte introductie inzake de opleiding van zendelingen zie ook: S.C. Van Randwijck, Handelen en denken in dienst der zending, 36-40. |
||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Gering |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De Zendingschool leidde zendelingen op voor diverse zendingscorporaties (zie organisatie). Daarnaast leidde men ook hulppredikers, later Indisch predikanten genaamd, voor de Protestantse Kerk in Nederlands Indie op (de meer populaire naam van deze kerk was Indische Kerk). Dit laatste gebeurde tot 1934 toen deze taak werd overgenomen door de oprichting van de Hogere Theologische School te Batavia. De opleiding duurde gedurende de hele bestaansperiode zes jaar, verdeeld over drie klassen. De eerste twee jaar kon men echter overslaan wanneer men het middelbaar onderwijs had doorlopen. Later werd dit van Mulo verzwaard tot Gymnasium, H.B.S. of kweekschool om in 1946 tenslotte te eindigen, na veel discussie, in de verplichtstelling van het kandidaatsexamen theologie. De opleiding was tot 1917 gevestigd te Rotterdam en verhuisde daarna naar Oegstgeest. Dit gebeurde niet alleen omdat men meer ruimte nodig had maar ook omdat Oegstgeest dichtbij Leiden, waar de universiteit gevestigd was, lag. Aan de school bleef het al bestaande internaat verbonden. Tot werd de school geleid door Gunning en zijn vrouw. Het internaat werd in 1940 gesloten. In 1946 besloot men alleen nog maar kandidaten in de theologie toe te laten waarmee dus alleen universitair geschoolden toegang hadden tot de zendingsopleiding. De nieuwe naam werd derhalve zendingshogeschool. |
Organisatie | De organisatie was een vereniging die in 1905 door het Nederlandsch Zendeling Genootschap en de Utrechtse Zendingsvereeniging werd opgericht. Meteen [of in 1913 met de aansluiting van het STC bij de SZC?] sloot zich het Sangir- en Talaudcomité aan, later kwamen daar de Doopsgezinde Zendingsvereniging, de Gereformeerde Zendingsbond, het Zeister Zendingsgenootschap en de Protestantsche Kerk in Nederlands-Indië bij. Na 1919 was ook de Nederlandsche Zendingsvereeniging vertegenwoordigd. Oorspronkelijk namen de zendingsdirectoren, steeds aangevuld met enkele predikanten, de zendingsopleiding voor hun rekening. In 1905 werd er een fulltime rector aangesteld, steeds met een doctorsgraad in de theologie. De eerste rector was H.M. van Nes, in 1907 opgevolgd door A. van Veldhuizen. Daarop volgden dr. A.M. Brouwer (1910-1921) en F.J. Fokkema (1921-1946). Prof. dr. Chr. Snouck Hurgronje was ook jarenlang aan de opleiding verbonden met colleges in de Islam en het Arabisch. De vereniging bezat een school en een internaat. Aan het hoofd van de school stond een rector, het internaat werd geleid door een directeur. De twee stichtende corporaties (NZG en UZV) en het NZV stonden in nauw verband met de vereniging. In inwendige zaken was de school vrij, voor wijziging in statuten of huishoudelijk reglement was toestemming van de corporaties vereist. Verder hadden de corporaties budgetrecht, waarmee ze ook een veto konden uitspreken. De vereniging bestond uit tenminste negen leden met beslissende stem, drie van elke corporatie. Meer leden konden op voordracht van de vereniging door de samenwerkende verenigingen benoemd worden. Het bestuur van de vereniging en het dagelijks bestuur bestond in ieder geval uit de voorzitters der samenwerkende corporaties. Nadat de Vereenigde Nederlandsche Zendingscorporaties in 1951 waren overgedragen aan de Nederlandse Hervormde Kerk, stond de Zendingshogeschool onder toezicht van een curatorium, waarvan de leden werden benoemd door de Commissie voor het Theologisch Hoger Onderwijs der Ned. Hervormde Kerk, de zogeheten Raad voor de Zending. |
Doelstelling | Doel: de opleiding van a.s. zendelingen, hulppredikers in de dienst der Protestantsche Kerken en andere evangeliedienaren in de Nederlandsche overzeesche bezittingen.Zij bezit daartoe een school (onder den rector) en een internaat (onder den leider), beide gevestigd te Oegstgeest. [tot 1917 was de school gevestigd in Rotterdam]. |
Taken en activiteiten |
|
Voorloper |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Voor een korte introductie inzake de opleiding van zendelingen zie ook: S.C. Van Randwijck, Handelen en denken in dienst der zending, 36-40. |
||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Gering |