Franciscanessen van Oirschot
Naam | Franciscanessen van Oirschot |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1797-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De Zusters Penitenten-Recollectinen
Uit de stichting van Franciscus van Assisi ontstonden al in de middeleeuwen diverse groepen kloosters doordat de meningen over hoe streng de regel moest worden toegepast verschilden. Een van deze op strenge onderhouding gerichte bewegingen was die van de Zusters Penitenten-Recolettinen. Onderdeel daarvan was een groep kloosters die in 1623 ontstond en de naam kreeg van Reform van Limburg. Deze zusters leiden een contemplatief bestaan in een slotklooster. Uit de Reform van Limburg zijn na 1795 voortgekomen: de Franciscanessen van Oirschot (1797) en de Franciscanessen van Dongen (1801). Uit deze twee congregaties ontstonden door afsplitsingen weer veel nieuwe congregaties. We onderscheiden twee families. De eerste ontstond uit de Franciscanessen van Oirschot: de Franciscanessen van Oisterwijk (1844) en de Franciscanessen van Gemert (1848). De aanvankelijke zelfstandige communiteiten in Oisterwijk en Gemert werden in 1891 weer ondergeschikt aan het moederhuis te Oirschot. De tweede familie ontstond uit de Franciscanessen van Dongen: de Franciscanessen van Etten (1820), de Franciscanessen van Roosendaal (1832) en de Franciscanessen van Oudenbosch (1838). Uiteindelijk ontstonden in het kleine bisdom Breda acht zustercongregaties die tot deze groep behoorden, en wel de congregaties van: Dongen, Etten-Leur, Roosendaal, Oudenbosch, Bergen op Zoom (voortgekomen uit Bredase gasthuiszusters), Roosendaal en twee in Breda (de zusters van Mater Dei [Moeder van God] die gespecialiseerd waren in ziekenhuiszorg en het St. Elisabethgesticht voortgekomen uit de zusters van Mater Dei. Buiten het bisdom Breda ontstonden de congregaties in Bennebroek (eveneens afgescheiden van de gasthuiszusters van Breda) en Veghel.
De congregatie De Congregatie van de Franciscanessen van Oirschot is in 1797 ontstaan doordat de Franse regering het in 1663 gestichte klooster in Weert ophief omdat het in hun ogen nutteloos was. Enkele zusters gingen in het geheim door en vestigden zich in nabije Oirschot (provincie Noord-Brabant) dat in de veilige Bataafse Republiek lag. De congregatie specialiseerde zich in het onderwijs aan kleuters, lagere scholen, huishoudonderwijs en vervolgonderwijs zoals MULO en ULO. De meeste vestigingen van de congregatie lagen in de provincie Noord-Brabant. Men probeerde het contemplatieve ideaal van de Penitenten-Recollectinen dat strenge tucht en strikte afzondering van de wereld inhield te combineren met een actief apostolaat buiten de kloosterpoort. Dit leidde wel tot een hoge werkbelasting en geregeld tot discussie in eigen gelederen over hoe deze innerlijke tegensrijdigheid moest worden overwonnen. In 1935 had de congregatie 29 huizen en ongeveer 700 leden.
De missie Brazilië De congregatie heeft maar één missiegebied gehad: Brazilië. Van 1926 tot 1997 werkten de zusters hier in het missiegebied van de Franciscanen. De overste van de Nederlandse provincie van de Minderbroeders-Franciscanen bracht als bemiddelaar van de bisschop van Araçuai persoonlijk een bezoek aan Oirschot, nadat eerdere pogingen om de zusters bij de missie te betrekken op niets waren uitgelopen. Het algemeen bestuur in Oirschot besloot op 24 mei 1925 een klooster in Araçuai in de deelstaat Minas Gerais te stichten. Het bestuur was ervan overtuigd dat dit werk in overeenstemming kon worden gebracht met de constituties. Het hoopte echter ook op roepingen zowel in Nederland als in Brazilië. Een ander motief om op het verzoek in te gaan was dat het afkomstig was van een lid van de Franciscaanse familie waartoe de congregatie ook behoorde. De eerste lichting zusters bestond uit vijf koorzusters en een lekenzuster. Vier van hen waren bestemd voor het onderwijs en een voor het huishouden. In 1926 viel al het besluit tot een tweede stichting in Teofilo Otoni. De meeste leerlingen op de scholen waren kinderen van de Braziliaanse elite. Veel scholen waren gecombineerd met internaten. Braziliaanse vrouwen konden wel intreden, maar voor het noviciaat moesten zij de Atalantische Oceaan oversteken om hun opleiding in Oirschot te krijgen, wat uiteraard grote bezwaren met zich mee bracht. De eerste Braziliaanse zuster trad desalniettemin al in 1929 in. Toen door de Tweede Wereldoorlog de contacten tussen Brazilië en Nederland verbroken waren, besloot de bisschop van Araçuai, mgr. De Haas, een noviciaat op te richten. In 1946 kon de algemeen-overste niet anders dan instemmen met dit besluit dat door Rome was goedgekeurd. In 1948 besloot het algemeen kapittel tot uitbreiding naar verpleging in ziekenhuizen. De zusters werden te werk gesteld in het stadsziekenhuis van Belo Horizonte, de hoofdstad van Minas Gerais. Meer uitbreidingen volgden in 1951 in ziekenhuizen in Araçuai en Belo Horizonte. De Braziliaanse missie breidde zich in de jaren zestig nog verder uit.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Katholieke Encyclopaedie 1935, lemma 'Franciscanessen', Willemsen, I, par. 2-26, Pius-almanak 1960/61, 435, en Monteiro, Vroomheid in veelvoud. |
Organisatie | De congregatie De congregatie kende tot 1948 het veel voorkomende onderscheid tussen koorzusters en lekenzusters. Laatstgenoemden hadden een veel lagere status, hadden nauwelijks zeggenschap en deden het zware huishoudelijke werk. Als Penitenten-Recollectinen stonden de Franciscanessen van Oirschot onder de provinciaal overste van de Minderbroeders-Franciscanen. Vanaf 1832 probeerde de apostolisch-vicarissen en bisschoppen van 's-Hertogenbosch de congregatie aan hun gezag te onderwerpen, maar dit stuitte op hardnekking verzet van de zusters en mislukte tenslotte. De constituties werden in 1878 voorlopig en in 1891 definitief door het Vaticaan goedgekeurd. Voorwaarde was wel dat de drie inmiddels ontstane kloosters in Oirschot, Oisterwijk en Gemert werden samengevoegd tot één congregatie. Deze werd bestuurd door een algemeen overste die veel macht had. Naast haar stonden vier raadszusters van wie er één vicares of plaatsvervangend algemeen-overste was. Het bestuur werd gekozen door het algemeen kapittel dat bestond uit het bestuur, de huisoversten en afgevaardigden die waren gekozen door de koorzusters die de eeuwige geloften hadden afgelegd. Vanaf 1918 was de algemene overste niet langer eveneens overste van het moederhuis. Het generalaat bevond zich tot 2002 in Oirschot en werd toen verplaatst naar Belo Horizonte in Brazilië.
De missie Tot de Tweede Wereldoorlog werd de missie helemaal geregeld vanuit Oirschot. Daar werd beslist over plaatsing en overplaatsing, grote uitgaven, bouw en verbouw van huizen enzovoort. De leidinggevenden in Nederland voelden echter vaak niet goed aan welke problemen in Brazilië speelden. De communicatie werd ernstig bemoeilijkt doordat de zusters in Nederland geen Portugees kenden en het aantal Portugees sprekende Braziliaanse zusters voortdurend toenam. Aan de groeiende wens om meer autonomie gaf het bestuur maar schoorvoetend gehoor. In 1946 werden de huizen verenigd onder een district met een districtsoverste en twee raadszusters. In 1973 werd Brazilië na veel discussie een vice-provincie. Rechtspersoon van de congregatie is de Vereniging van Vrouwen.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: de Pius-almanak 1960/61, 377, en vooral uit Monteiro, Vroomheid in veelvoud.
Algemeen-overste waren:
Baptista Noyen 1891-1906 Joseph Vermeulen 1906-1908 Elisabeth Bolsius 1908-1912 Clementine Snoeijs 1912-1927 Clementine Anssems 1927-1936 Egidia van der Zande 1936-1942 Theodata Vlek 1942-1950 Louisa Niclaes 1950-1966
Missieoverste in Brazilië waren:
Humilia van Delft 1943-1958 Wilfrida Schoutissen 1958-1961 (uit: Monteiro, Vroomheid in veelvoud, 415)
|
Doelstelling | Tot de doelstellingen behoorden zowel contemplatief leven als het geven van onderwijs. Deze doelstellingen strekten zich uit tot het missiegebied. Daarnaast verzorgde men ook bejaardenzorg en in de missie meer algemene ziekenverpleging. Hoewel de zusters grote waarde hechtten aan hun contemplatieve traditie leidden zij in de praktijk een 'vita mixta', waarbij in elk geval formeel het actieve apostolische leven niet de overhand kreeg. |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Drie interviews, en wel de nrs.: 53 249 593 |
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Gering |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De Zusters Penitenten-Recollectinen
Uit de stichting van Franciscus van Assisi ontstonden al in de middeleeuwen diverse groepen kloosters doordat de meningen over hoe streng de regel moest worden toegepast verschilden. Een van deze op strenge onderhouding gerichte bewegingen was die van de Zusters Penitenten-Recolettinen. Onderdeel daarvan was een groep kloosters die in 1623 ontstond en de naam kreeg van Reform van Limburg. Deze zusters leiden een contemplatief bestaan in een slotklooster. Uit de Reform van Limburg zijn na 1795 voortgekomen: de Franciscanessen van Oirschot (1797) en de Franciscanessen van Dongen (1801). Uit deze twee congregaties ontstonden door afsplitsingen weer veel nieuwe congregaties. We onderscheiden twee families. De eerste ontstond uit de Franciscanessen van Oirschot: de Franciscanessen van Oisterwijk (1844) en de Franciscanessen van Gemert (1848). De aanvankelijke zelfstandige communiteiten in Oisterwijk en Gemert werden in 1891 weer ondergeschikt aan het moederhuis te Oirschot. De tweede familie ontstond uit de Franciscanessen van Dongen: de Franciscanessen van Etten (1820), de Franciscanessen van Roosendaal (1832) en de Franciscanessen van Oudenbosch (1838). Uiteindelijk ontstonden in het kleine bisdom Breda acht zustercongregaties die tot deze groep behoorden, en wel de congregaties van: Dongen, Etten-Leur, Roosendaal, Oudenbosch, Bergen op Zoom (voortgekomen uit Bredase gasthuiszusters), Roosendaal en twee in Breda (de zusters van Mater Dei [Moeder van God] die gespecialiseerd waren in ziekenhuiszorg en het St. Elisabethgesticht voortgekomen uit de zusters van Mater Dei. Buiten het bisdom Breda ontstonden de congregaties in Bennebroek (eveneens afgescheiden van de gasthuiszusters van Breda) en Veghel.
De congregatie De Congregatie van de Franciscanessen van Oirschot is in 1797 ontstaan doordat de Franse regering het in 1663 gestichte klooster in Weert ophief omdat het in hun ogen nutteloos was. Enkele zusters gingen in het geheim door en vestigden zich in nabije Oirschot (provincie Noord-Brabant) dat in de veilige Bataafse Republiek lag. De congregatie specialiseerde zich in het onderwijs aan kleuters, lagere scholen, huishoudonderwijs en vervolgonderwijs zoals MULO en ULO. De meeste vestigingen van de congregatie lagen in de provincie Noord-Brabant. Men probeerde het contemplatieve ideaal van de Penitenten-Recollectinen dat strenge tucht en strikte afzondering van de wereld inhield te combineren met een actief apostolaat buiten de kloosterpoort. Dit leidde wel tot een hoge werkbelasting en geregeld tot discussie in eigen gelederen over hoe deze innerlijke tegensrijdigheid moest worden overwonnen. In 1935 had de congregatie 29 huizen en ongeveer 700 leden.
De missie Brazilië De congregatie heeft maar één missiegebied gehad: Brazilië. Van 1926 tot 1997 werkten de zusters hier in het missiegebied van de Franciscanen. De overste van de Nederlandse provincie van de Minderbroeders-Franciscanen bracht als bemiddelaar van de bisschop van Araçuai persoonlijk een bezoek aan Oirschot, nadat eerdere pogingen om de zusters bij de missie te betrekken op niets waren uitgelopen. Het algemeen bestuur in Oirschot besloot op 24 mei 1925 een klooster in Araçuai in de deelstaat Minas Gerais te stichten. Het bestuur was ervan overtuigd dat dit werk in overeenstemming kon worden gebracht met de constituties. Het hoopte echter ook op roepingen zowel in Nederland als in Brazilië. Een ander motief om op het verzoek in te gaan was dat het afkomstig was van een lid van de Franciscaanse familie waartoe de congregatie ook behoorde. De eerste lichting zusters bestond uit vijf koorzusters en een lekenzuster. Vier van hen waren bestemd voor het onderwijs en een voor het huishouden. In 1926 viel al het besluit tot een tweede stichting in Teofilo Otoni. De meeste leerlingen op de scholen waren kinderen van de Braziliaanse elite. Veel scholen waren gecombineerd met internaten. Braziliaanse vrouwen konden wel intreden, maar voor het noviciaat moesten zij de Atalantische Oceaan oversteken om hun opleiding in Oirschot te krijgen, wat uiteraard grote bezwaren met zich mee bracht. De eerste Braziliaanse zuster trad desalniettemin al in 1929 in. Toen door de Tweede Wereldoorlog de contacten tussen Brazilië en Nederland verbroken waren, besloot de bisschop van Araçuai, mgr. De Haas, een noviciaat op te richten. In 1946 kon de algemeen-overste niet anders dan instemmen met dit besluit dat door Rome was goedgekeurd. In 1948 besloot het algemeen kapittel tot uitbreiding naar verpleging in ziekenhuizen. De zusters werden te werk gesteld in het stadsziekenhuis van Belo Horizonte, de hoofdstad van Minas Gerais. Meer uitbreidingen volgden in 1951 in ziekenhuizen in Araçuai en Belo Horizonte. De Braziliaanse missie breidde zich in de jaren zestig nog verder uit.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Katholieke Encyclopaedie 1935, lemma 'Franciscanessen', Willemsen, I, par. 2-26, Pius-almanak 1960/61, 435, en Monteiro, Vroomheid in veelvoud. |
Organisatie | De congregatie De congregatie kende tot 1948 het veel voorkomende onderscheid tussen koorzusters en lekenzusters. Laatstgenoemden hadden een veel lagere status, hadden nauwelijks zeggenschap en deden het zware huishoudelijke werk. Als Penitenten-Recollectinen stonden de Franciscanessen van Oirschot onder de provinciaal overste van de Minderbroeders-Franciscanen. Vanaf 1832 probeerde de apostolisch-vicarissen en bisschoppen van 's-Hertogenbosch de congregatie aan hun gezag te onderwerpen, maar dit stuitte op hardnekking verzet van de zusters en mislukte tenslotte. De constituties werden in 1878 voorlopig en in 1891 definitief door het Vaticaan goedgekeurd. Voorwaarde was wel dat de drie inmiddels ontstane kloosters in Oirschot, Oisterwijk en Gemert werden samengevoegd tot één congregatie. Deze werd bestuurd door een algemeen overste die veel macht had. Naast haar stonden vier raadszusters van wie er één vicares of plaatsvervangend algemeen-overste was. Het bestuur werd gekozen door het algemeen kapittel dat bestond uit het bestuur, de huisoversten en afgevaardigden die waren gekozen door de koorzusters die de eeuwige geloften hadden afgelegd. Vanaf 1918 was de algemene overste niet langer eveneens overste van het moederhuis. Het generalaat bevond zich tot 2002 in Oirschot en werd toen verplaatst naar Belo Horizonte in Brazilië.
De missie Tot de Tweede Wereldoorlog werd de missie helemaal geregeld vanuit Oirschot. Daar werd beslist over plaatsing en overplaatsing, grote uitgaven, bouw en verbouw van huizen enzovoort. De leidinggevenden in Nederland voelden echter vaak niet goed aan welke problemen in Brazilië speelden. De communicatie werd ernstig bemoeilijkt doordat de zusters in Nederland geen Portugees kenden en het aantal Portugees sprekende Braziliaanse zusters voortdurend toenam. Aan de groeiende wens om meer autonomie gaf het bestuur maar schoorvoetend gehoor. In 1946 werden de huizen verenigd onder een district met een districtsoverste en twee raadszusters. In 1973 werd Brazilië na veel discussie een vice-provincie. Rechtspersoon van de congregatie is de Vereniging van Vrouwen.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: de Pius-almanak 1960/61, 377, en vooral uit Monteiro, Vroomheid in veelvoud.
Algemeen-overste waren:
Baptista Noyen 1891-1906 Joseph Vermeulen 1906-1908 Elisabeth Bolsius 1908-1912 Clementine Snoeijs 1912-1927 Clementine Anssems 1927-1936 Egidia van der Zande 1936-1942 Theodata Vlek 1942-1950 Louisa Niclaes 1950-1966
Missieoverste in Brazilië waren:
Humilia van Delft 1943-1958 Wilfrida Schoutissen 1958-1961 (uit: Monteiro, Vroomheid in veelvoud, 415)
|
Doelstelling | Tot de doelstellingen behoorden zowel contemplatief leven als het geven van onderwijs. Deze doelstellingen strekten zich uit tot het missiegebied. Daarnaast verzorgde men ook bejaardenzorg en in de missie meer algemene ziekenverpleging. Hoewel de zusters grote waarde hechtten aan hun contemplatieve traditie leidden zij in de praktijk een 'vita mixta', waarbij in elk geval formeel het actieve apostolische leven niet de overhand kreeg. |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Drie interviews, en wel de nrs.: 53 249 593 |
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Gering |