Hulpzendelinggenootschap in de Molukken
Naam | Hulpzendelinggenootschap in de Molukken |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1821-1850 |
Denominatie | Nederlands Hervormd |
Org | Zending |
Korte geschiedenis | Het Hulpzendelinggenootschap in de Molukken werd in 1821 door Jozef Kam opgericht. Het diende, evenals het Javaansch Medewerkend Zendelinggenootschap, als een intermediair tussen het hoofdbestuur van het Nederlands Zendelinggenootschap en de zendelingen in de Molukken. Het genootschap beheerde de kas van de Molukkenzending en voorzag het hoofdbestuur in Rotterdam van informatie. Niet bekend is wanneer het is opgehouden te bestaan. Wellicht is de vereniging van zendelingen in de Molukken de functionele opvolger. |
Organisatie | De in Ambon-stad staande predikant was in principe voorzitter van het genootschap, maar wanneer deze post vacant was zoals in 1835 was de oudste zendeling in de Midden Molukken voorzitter. Het hoofdbestuur van het Nederlandsch Zendelinggenootschap benoemde, desgewenst op voordracht van de zittende leden, de bestuursleden. Verder is er niets bekend over de samenstelling van het bestuur. |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||
Nadere Toegangen | Brieven van het Nederlands Zendelinggenootschap naar Ambon 1835-1837
bron: Archief Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers Nederlands Zendelinggenootschap toegangsnummer 1102-1 inv. nr. 219 Register met afschrift van uitgegane brieven naar Ambon, 1835-1840 Samenvattingen van brieven
Inleiding
Het register bevat afschriften van uitgaande brieven aan het Hulpgenootschap op Ambon en aan zendelingen, en daarnaast uittreksels uit het register van besluiten van het hoofdbestuur met veelal benoemingen. Veel stukken gaan over de financiën. Jaarlijks, later halfjaarlijks werd de rekening van de zending opgemaakt. Er werd met wissels geld overgemaakt naar Batavia. De brieven aan de zendelingen bevatten veel instructies en vermaningen. Het op Ambon gevestigde Hulpgenootschap is bedoeld als een intermediair tussen het hoofdbestuur van het NZG in Rotterdam en de zendelingen in het veld op Ambon en de andere eilanden. In principe is de predikant van Ambon-Stad voorzitter van het Hulpgenootschap. Wanneer de post van predikant vacant is komt de oudste zendeling op Ambon in aanmerking om het voorzitterschap te bekleden. Nieuwe leden van het hulpgenootschap worden benoemd door de directie [= bestuur] van het NZG of aan dit ter benoeming voorgedragen. Van vergaderingen van zendelingen over problemen die zij tegen zijn gekomen is in de brieven geen spoor te vinden. Wel worden de zendelingen steeds weer aangespoord om een dagboek of journaal bij te houden en uittreksels daaruit op te zenden naar Rotterdam waar het hoofdbestuur kantoor houdt. Deze uittreksels of delen daaruit worden dan weer afgedrukt in de organen van het Nederlands Zendelinggenootschap. Het NZG zag Ambon als het middelpunt van de zending in de Molukken, terwijl men rond 1835 ook al dacht over een zending op Noord-Celebes. Hieronder zijn de brieven samengevat.
1835, 16 december Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap Over de financiën. De weduwe Kam heeft aan het NZG overgemaakt f 4.356 waarvoor wij haar zeer erkentelijk zijn. Br. Vonk is werkzaam op Ceram en heeft er blijkens een brief van 1 december 1834 door ons ontvangen op 22 september 1835 in de negorij Waysama 62 heidenen met het opperhoofd in de christelijke kerk opgenomen en er een kerk ingewijd. Hij heeft ook een kerk ingewijd in de negorij Loky en in een derde negorij scholen bezocht, catechisatie gehouden en kinderen gedoopt. Het genootschap moet Ceram als het grootste eiland zorgvuldig in de gaten houden. Daarna komt Boeroe aan de beurt. Br. Keyzer blijft uw voorzitter en eerste raadsman van de andere zendelingen. Het NZG wenst een nauwkeurig rapport te ontvangen over de staat van het christendom op het hele eiland Ambon. Dit moet een geheel christelijk eiland worden. Graag aandacht voor het plan van de gouverneur om br. Roskott aan te stellen tot hoofd van de Hollandse school. Dit mag niet buiten u om geregeld worden. Het NZG wil dat er onder toezicht van het Hulpzendelinggenootschap een school voor inlandse onderwijzers komt. Deze zijn niet alleen bestemd voor Ambon maar ook voor andere eilanden. Onder bepaalde voorwaarden mag br. Roskott beide functies combineren. Roskott wil ontheven worden van de verplichting in artikel 14 van zijn instructie verwoord, maar daar gaat het NZG niet mee akkoord. Dit artikel bepaalt dat een zendeling alleen na verlof van het NZG mag trouwen. Het NZG wil voorkomen dat het huwelijk van een zendeling hem belemmert in zijn functie en een verbintenis met een niet geschikte persoon voorkomen. Wij vernamen echter dat de keuze van Roskott is gevallen op een dochter van der bestuurders, en dat is een goede partij. Roskott kan echter zijn vrouw alleen onderhouden als hij benoemd wordt aan de Hollandse school en daarvoor van het gouvernement een salaris ontvangt. Zo niet, dan zouden de kosten van de echtgenote ten laste komen van het genootschap, iets wat het niet kan doen. ‘wij moeten van alle onze zendelingen vorderen dat zy tegen alle de begeerlijkheden des tegenwoordigen levens strijd voeren in de volle wapenrusting des geloofs en geene andere spyze kennen dan te doen den wil des Hemelschen Vaders.’ Er wordt op Ambon waarschijnlijk een predikant aangesteld.
1835, 16 december Hoofdbestuur aan br. Roskott Roskott kan voor minder belangrijke zaken corresponderen met de zoon van secretaris Ledeboer. Het genootschap is tevreden over wat Roskott tot nu toe heeft gedaan. Hij heeft Maleis geleerd en kan al na drie maanden teksten vertalen. Het is uw taak Maleise onderwijzers op te leiden zodat er overal scholen komen. Het Hulpgenootschap is derhalve gemachtigd Roskotts salaris te verhogen. Een combinatie met een aanstelling op de Hollandse school mag onder zekere voorwaarden waarvoor Roskott zich moet wenden tot het Hulpgenootschap. ‘Daarom, Waarde Broeder! […] beschouw Uwe Instructie als eene tweede conscientie.’ In plaats van ontheffing te vragen van artikel 14 hadden wij liever gezien dat u om verlof tot een huwelijk had gevraagd. Ontheffing wordt niet verleend want ‘de ervaring heeft ons geleerd dat het hart menigmaal verstand en roeping cijnsbaar aan zich maakte.’ Aangezien wij vernamen naar wie uw voorkeur uitgaat, hebben wij echter het hulpgenootschap bericht dat deze verbintenis wordt toegestaan.
1835, 16 december Hoofdbestuur aan br. Keyzer, voorzittervan het Hulpgenootschap. Wij verwachten van het Hulpgenootschap hulp bij de uitvoering van de zending, medebestuur samen met ons en handhaving van de aan de zendelingen gegeven instructies. Wij hebben het Hulpgenootschap door wissels te accepteren van voldoende middelen voorzien om te doen wat u is opgedragen. Het NZG wil niet dat zendelingen zonder voorkennis van het NZG in dienst van het gouvernement treden. Het NZG verwacht dat het gouvernement Keyzer betaalt voor zijn werk als predikant ad interim. Het is niet de bedoeling dat de zendelingen verbintenissen aan gaan buiten het Hulpgenootschap om, Verzoek om toezending van de jaarrekening van 1835 en de begroting van 1836. Na de dood van br. Gericke hebben wij br. Hartig, die zonder onze toestemming naar Padang was gegaan en daarom door ons was ontslagen, tot predikant in Ambon willen benoemen omdat wij graag daar een zendeling als leraar willen hebben staan. Volgens de instructie van Keyzer uit 1832 was zijn bestemming Celebes, mocht br. Kam hem niet nodig hebben op Ambon. Na de dood van Gericke en Kam moet Keyzer in Ambon blijven, maar zich buiten de hoofdstad vestigen omdat het wonen daar goedkoper is. Hij moet alle gemeenten en negorijen bezoeken, daar de zondag vieren, zorgen voor de scholen en onderwijzers zodat de hele bevolking van dit eiland en de omliggende eilanden, geschat op ongeveer 20.000 zielen, christen worde. Nu br. Tinn van de Banda Eilanden is vertrokken, zenden wij daarheen geen predikant meer, wel moeten deze eilanden vanuit Ambon eens per jaar bezocht worden. Br. Ruden moet, wanneer hij gemist kan worden, naar een van de andere eilanden worden gezonden. Het NZG beveelt de school van Roskott in zijn aandacht aan.
1836, 4 januari Hoofdbestuur aan br. Keyzer Br. Keyzer moet zich ergens vestigen op Ambon en af en toe bezoekreizen maken. Het is niet de bedoeling dat hij voortdurend reizen maakt. Bij afwezigheid moet hij een onderzitter van het Hulpgenootschap aanwijzen.
1836, 23 maart Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Het voorstel om de weduwe van br. Gericke naar Nederland te laten overkomen wordt toegestaan. De voordracht is gedateerd 28 maart 1835, pas in september 1835 verzonden en op 4 maart 1836 in Rotterdam aangekomen.
1836, 23 maart Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang Wij hebben met genoegen vernomen dat u klaar staat om naar Ambon te vertrekken. De post daar evenals de posten op Timor en in Menado worden al jaren lang door onze zendelingen bekleed. Nu is Van der Beek op Ambon tot predikant benoemd zodat er geen reden meer is naar Ambon te gaan, want dan zouden er daar te veel zendelingen zijn. Br. Hartig moet daarom in Padang blijven waar per koninklijk besluit een predikantsplaats is gecreëerd. Sumatra komt nog niet aan bod als zendingsgebied, pas wanneer alle heidenen in de Molukken bekeerd zijn en de nieuwe gemeenten kunnen worden overgedragen aan de Indische Kerk, kan daar sprake van zijn. Het NZG kan daarom nog geen assistent en een drukpers zenden. Wel krijgt Hartig een salaris van f 200 als voorzitter van het nieuwe weeshuis. Bijgevoegd is het bestuursbesluit over het salaris. Het weeshuis is bestemd voor kinderen van christelijke vaders en heidense moeders. Het geld wordt uitbetaald door het Javaans Medewerkend Zendelinggenootschap.
1836, 24 maart Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang. Sprake van een onbeleefde brief van Hartig aan het NZG en een latere waarin hij daar op terugkomt. Het ontslag is door het bestuur ingetrokken. Hij heeft in Padang al veel tot stand weten te brengen mede door de hulp van de heer Aandeweg. Wij willen graag meer informatie. Het NZG ziet graag dat zendelingen een journaal bijhouden. Br. Hartig doet dit niet omdat naar zijn inzicht ‘vele zaken later in een ander licht gezien worden dan te voren.’ en er makkelijk een verkeerd gebruik wordt gemaakt van uittreksels uit een journaal die worden overgezonden. Een journaal is volgens het hoofdbestuur nodig omdat ‘gij volgende ondervindingen met vroegere vergelijken kunt en alzoo te eerder door ervaring wijs wordt, Uzelven ook steeds zoowel als anderen verantwoording doen kunt en een schat van bijzonderheden verzamelt, waaruit gij voegzame gelegenheden nuttige mededeeling kan voortvloeyen.’ Wij rekenen er dus op dat wij voortaan geregeld journalen van u ontvangen. Verzoeken en voorstellen aan het bestuur horen niet in het journaal thuis maar moeten worden verwoord in een afzonderlijke brief die u richt ofwel aan het hoofdbestuur ofwel aan de aan u toegewezen correspondent. Verzoeken om een assistent en om een Engelse drukpers daar te mogen overnemen worden niet ingewilligd. Wij zijn verheugd te lezen dat de verwoeste kerk van Padang is herbouwd. Aan het weeshuis wordt een bijdrage gegeven van f 200. Wij willen dat u overlegt met andere zendelingen en ons alvorens nieuwe activiteiten te ondernemen. Wij hadden u graag naar de Zuid-Wester Eilanden gezonden. U vindt dat nutteloos. Oproep tot een coöperatieve houding.
1836, 25 maart Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap Wij zenden aan u het bestuursbesluit over de oprichting van de kweekschool. Bij plaatsing van de opgeleide onderwijzers hebben de scholen die onder een bestaande zendingspost vallen voorrang. De schoolmeesters hoeven niet te worden opgeleid tot zendelingen, alleen in bijzondere gevallen en bij uitstekende capaciteiten kan dit geschieden. Wij rekenen erop dat u samenwerkt met de gouverneur van de Molukken en de subcommissie van onderwijs aldaar. [In Batavia zetelt de hoofdcommissie voor het Onderwijs die de koloniale regering adviseert over onderwijszaken] Wij zullen naar Batavia schrijven om een of meerdere schoolboekjes herdrukt te krijgen. Het is goed dat Roskott enige boekjes heeft vertaald en zien graag dat hij ook wat oorspronkelijks maakt. Er komt een reglement op de kweekschool. Bijgesloten is het besluit van het hoofdbestuur van 23 maart 1836 tot oprichting van de kweekschool, het instituut genaamd. Het plan waarover de gouverneur van de Molukken heeft geadviseerd wordt goedgekeurd. Het plan voorzag oorspronkelijk in een opleiding voor zendelingen. De school valt onder het Hulpzendelinggenootschap.
1836, xx maart Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Verzoek aan het genootschap om de subcommissie voor onderwijs zo ver te krijgen dat het geschikte onderwijzers zendt naar de Zuid-Wester Eilanden Roma, Moa en Letti. Zij staan onder de daar werkende zendelingen die ieder half jaar rapporteren aan de subcommissie over hun werk. Aan de zendelingen Bär op Kisser en Holtz op Letti wordt toegestaan hun zonen naar de nieuwe kweekschool te zenden.
1836, 30 maart Hoofdbestuur aan br. Keyzer op Ambon. Wij lazen uw dagverhaal over uw reis naar Ceram lopend over de periode 8 augustus tot 31 december 1834, in januari 1836 door ons ontvangen. Verbazing over het aantal naamchristenen dat hij aantrof ondanks het gebrek aan toezicht en de slechte schoolmeesters in diverse negorijen. Goed dat u op enkele uitzonderingen na het Avondmaal niet hebt laten vieren omdat de bevolking zondig leefde of te veel onkundig was. Bij aankomst op Waysama werd u verwelkomd door lieflijk gezang van kinderen. Zodra er weer een zendeling beschikbaar is moet deze naar dit dorp worden gezonden. Hoe is de ligging en wat brengt de grond er voort? Is dit te danken aan het werk van br. Vonk? Verbazing dat er in Karuw nog een overblijfsel is van een groot kerkgebouw, waaruit weer blijkt tot hoever de verkondiging is gegaan. Nu is 80% van de bevolking er islamitisch, de rest christen. Ook in Sory Sory stond een kerk die nog uit de tijd van de Compagnie moet stammen. Dit bewijst dat men het niet gevaarlijk vond om de bevolking christelijk te maken en dat er geen gevaren uit zijn voortgekomen. Het werk op Ceram moet worden voortgezet. Het journaal geeft helaas niet duidelijk aan waar de bezochte plaatsen liggen en hoe u gereisd bent. Graag de volgende maal een meer nauwkeurige opgave. De situatie op de kleine eilanden zoals Saparoea en Haroekoe is beter. Wij zijn benieuwd naar de resultaten van uw komende bezoekreis naar Boeroe. Hier hebben wij nog nooit iets gedaan en er moeten eerst scholen komen. Het aantal christenen zal er klein zijn. Wij ontvangen van de broeders werkzaam op de Zuid-Wester Eilanden een fraaie beschrijving van de situatie daar. Uw dagverhaal zal ‘voor zooveel mogelijk’ worden gedrukt en verspreid.
1836, 22 mei Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Goedkeuring rekening maart 1832-december 1832. Details over de verschillende posten en de wijze waarop de rekening is ingericht. Dank voor de rekening van de schoolmeesters over november 1833-juni 1835. De rekening zelf is afgeschreven.
1835 [sic], 3 mei Hoofdbestuur aan br. Roskott. Wij ontvingen de eerste aflevering van uw Maleise schoolboek en zijn daar tevreden over. Wij vernamen over de ramp die onze kleine kerk heeft getroffen. Brieven aan het Hulpgenootschap zijn verloren gegaan, maar duplicaten zijn meegegeven aan een ander schip.
1836, 16 juni Hoofdbestuur aan br. Ruden. Spijtig te vernemen dat uw reis naar Ambon is vertraagd.
1836, 20 juni Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Besluit over het boekjaar van de rekeningen. Gezien de grote afstand tussen Nederland en het zendingsgebied moet er frequenter rekening worden afgelegd. Voortaan ieder half jaar een rekening en een begroting.
1836, 4 oktober Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Handelt over het zenden van geld per wissel via de Nederlandse Handelmaatschappij naar Batavia en Ambon.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap Bevestiging van de overdracht van het voorzitterschap door br. Keyzer aan ds. P. van der Beek bij diens aankomst op Ambon. Het NZG zendt het diploma dat Van der Beek nodig heeft om de vergaderingen bij te mogen wonen en de aanstelling tot directeur. Aangezien het verblijf op Ambon duur is, moeten zo veel mogelijk zendelingen naar andere eilanden gezonden worden. De verplichting om de kerken op Ambon in stand te houden berust bij het bestuur van de Protestantse Kerk van Nederlands-Indië. De zendelingen Keyzer en Ruden moeten derhalve naar Saparoea. Zij moeten af en toe ook de negorijen op Ambon bezoeken en br. Keyzer blijft lid van het Hulpgenootschap. Voor herstel van de verwoeste kerk is f 4.000 nodig, maar er is geen geld voor herbouw.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Besluit tot toekenning van een eenmalige uitkering van f 100 aan de weduwe van B. Muller.
1836, 28 oktober Extract bestuursbesluit. Br. Keyzer en br. Ruder gaan naar Saparoea en verdelen daar het werk onderling. Het Hulpgenootschap zal zorgen voor voldoende schoolmeesters.
1836, 11 november Extract bestuursbesluit. Br. ds. F. van der Beek, die al medewerkend lid is, aan te stellen tot directeur van het Hulpgenootschap.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan ds. Van der Beek. Nu u bent aangetreden als predikant van Ambon, kunnen onze zendelingen weer worden aangewend voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Het is altijd onze wens geweest dat gemeenten die helemaal christelijk zijn en streken die het christendom zijn toegedaan geleid worden door predikanten. Als medewerkend lid en directeur van het Hulpgenootschap is hij een wachter over de kudde.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan br. Roskott. Met genoegen vernemen wij over de voortgang van de school en dat uw schoolboekjes over heel Ambon en de omliggende eilanden zijn verspreid. Een aantal ervan zal naar Menado worden gezonden. Op uw verzoek zenden wij u de concordantie op de Bijbel van Frommius. Wij zien met leedwezen dat u in strijd met artikel 2 van uw instructie niet bereid bent om zich te onderwerpen aan de zendelingen. Elk beroep heeft zijn eigen plaats. Titus gehoorzaamde toch ook Paulus?
1836, 7 november Hoofdbestuur aan de weduwe van Jozef Kam sr. Mededeling dat het hoofdbestuur geen geld uit kan trekken voor de herbouw van de verwoeste kerk in Ambon die door haar en wijlen haar man aan het NZG was geschonken.
1836, 21 december Extract bestuursbesluit. Besloten dat br. Höfker, die tijdelijk is gestationeerd op Ternate, naar Rotti gaat.
1837, 27 januari Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Mededeling dat nieuwe leden van het hulpgenootschap benoemd worden door de directie van het NZG of aan dit kunnen worden voorgedragen.
1837, 4 april Hooofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Handelt over de rekening januari-juli 1836. Zendeling Keyzer die op Kaybobo op Ceram is gestationeerd moet worden opgedragen ieder half jaar een journaal in te leveren. Dit moet zijn ingericht als een dagverhaal. Verder verlangt het hoofdbestuur vanaf juli 1837 een verslag over wat er is gedaan. Rotterdam wil ook meer details over het financiële beheer van de kweekschool terwijl aan br. Roskott te veel salaris is uitgekeerd. De school is begroot op 12 leerlingen. Het Hulpgenootschap mag, zoals al eerder is bepaald, geen geld op rente uitzetten.
1837, 8 augustus Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap Br. Keyzer heeft het ambt van predikant in Ambon waargenomen omdat ds. Van der Beek is overleden. Het verslag van de reis van Keyzer gemaakt in 1835 is het hoofdbestuur goed bevallen en in de handelingen van het NZG afgedrukt. In 1838 moet br. Keyzer weer een reis maken waarvoor f 300 wordt gereserveerd. Men verwacht een verslag daarvan vóór juni 1839 en hoopt op toezending van journaals uit de jaren 1836 en 1837.
1837, 9 augustus Hoofdbestuur aan br. Roskott. Papier en inkt worden opgezonden om schoolboekjes te laten drukken. Wat bij u niet gedrukt kan worden, moet naar Rotterdam worden opgestuurd om daar gedrukt te worden. Met genoegen vernemen wij dat het gouvernement de afgestudeerde kwekelingen plaatst en dat er twee schoolmeesters zijn uitgezonden naar de Zuid-Wester Eilanden. Het bestuur wil ieder half jaar een rekening zien van de school met de namen van de leerlingen met persoonlijke gegevens. Raadgevingen: houd de school op peil, zorg ervoor dat de kwekelingen in contact met elkaar blijven en onderhoud een briefwisseling met hen. Laat enkele van hen verslagen opzenden en gebruik deze om een overzicht te maken van het onderwijs in het gebied van de Ambonmissie. Verzoek om de door hem gemaakte schoolboeken op te sturen, want ‘hier zullen zij U een goeden naam, vertrouwen, hulp en bekroning’ bezorgen.
1837, 10 augustus Hoofdbestuur aan br. Ruden op Saparoea. Aan Ruden is bericht dat hij geordend is. Dit dient te volgen op een goede kennis van het Maleis en niet, wat vroeger wel gebeurde, eraan vooraf te gaan. Wij ontvingen van u geen journaal of bericht over uw werkzaamheden zoals in de instructie is voorgeschreven. U mag alles aan ons vragen, maar wij accepteren niet dat u langs andere wegen uw doel bereikt. Verzoek om toezending van brieven en verslagen over wat hij in 1836 en 1837 heeft gedaan.
1837, 10 augustus Extract bestuursbesluit. Verzoek aan het Hulpgenootschap te berichten hoe het staat met de spreekvaardigheid van br. Ruden in het Maleis.
1837, 12 augustus Hoofdbestuur aan het Hulpgenootschap. In uw laatste brief wederom geen nieuws over br. Vonck die in Kaibobi zit. Wij ontvingen ook geen journaals en andere berichten van hem, dus wordt gedreigd met intrekking van zijn salaris. Verzoek om een rapport over de activiteiten van deze zendeling.
1837, 18 augustus Hoofdbestuur aan br. Vonck in Kaijbobo op Ceram. Wij hebben sedert een jaar niets van u vernomen en nemen dus aan dat u niet actief bent. Andere broeders, waaronder die van ons geen salaris ontvangen omdat zij in dienst van het gouvernement zijn, zenden ons wel hun journaals. Dreiging met intrekking van het salaris ‘want luie en nuttelooze dienstknechten willen wij niet gaarne versorgen.’Verzoek om geregeld journaal te houden en ons ieder half jaar een uittreksel toe te zenden.
1837, 20 augustus Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Goedkeuring van de rekening tot einde 1836.
1837, 21 augustus Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. De vermoedelijke uitgaven in 1837 bedragen f 9.260. Op de loonlijst staan de zendelingen Keyser, Roskott, Ruden en Vonk, een onbekend aantal schoolmeesters en het instituut van br. Roskott met 12 kwekelingen.
1837, 2 oktober Hoofdbestuur aan de nieuwe gouverneur-generaal [sic] van de Molukken. Dankzij de medewerking van de oude gouverneur Ellinghuijzen is het christendom op de Molukken sterk vooruitgegaan, zodat de bevolking van dit gebied op een hogere trap van beschaving is beland. Het NZG vraagt aandacht voor de huisvesting van de zendelingen Ruder en Keyzer op Saparoea, de kweekschool en medewerking aan de jaarlijkse reis die de meest ervaren zendeling maakt langs de eilanden om de scholen te inspecteren, de sacramenten toe te dienen enz. Meermalen hebben onze zendelingen waargenomen als predikant in de Europese en Maleise gemeenten in Ambon-Stad. zonder daarvoor salaris te ontvangen. Verder bevelen wij het lot aan van onze zendelingen op de Zuid-Wester Eilanden. Er wordt daar vaak oorlog gevoerd. Wanneer deze eilanden onder burgerlijk gezag gebracht worden, kunnen wij de bevolking christen maken ‘en daar door tot nuttige onderdanen voor onze colonies op te leiden’.
1837, 6 november Secretarissen van het NZG aan br. Keyzer, voorzitter van het Hulpgenootschap. Wij ontvingen geen berichten van u, ook geen journaal over 1836. Een ijzeren drukpers waar u om gevraagd heeft zal worden aangekocht en opgezonden. De oude is nog bruikbaar en mag niet door witte mieren worden opgegeten. Opzenden van een drukkersgezel is niet nodig omdat dergelijke lieden in Ambon kunnen worden opgeleid. We willen volgend jaar Maleise schoolboeken opzenden naar Ambon.
1837, 8 november Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Wij zien graag een beschrijving van de toestand van het christendom in uw gebied tegenoet. Br. Keyzer wordt ontheven van zijn verplichtingen als zendeling nu hij in dienst is getreden van het gouvernement.
1837, 7 november Secretarissen NZG aan Hulpgenootschap. Over de zending van brs. Keyzer en Ruden naar Saparoea. Uitvoerig betoog dat het NZG alles heeft gedaan wat nodig was voor deze uitzending. De broeders klagen nu en verwijten het hoofdbestuur ontrouw. Verzoek aan het Hulpgenootschap de broeders terecht te wijzen.
1837, 21 december Secretarissen aan Hulpgenootschap. Br. Ruden is vertrokken naar Saparoea. Wij verwachten in 1838 nader bericht over hoe het gaat.
1837, 21 december Secretarissen aan br. Keyzer te Ambon. Wij ontvingen een uittreksel uit uw dagverhaal over de periode januari-juni 1836. Een journaal dient om de voortgang na te gaan, problemen te signaleren en een zekere verantwoording af te leggen aan de leden. Uw tocht in de baai was zeer nuttig. Het is uw taak onbekwame meesters te weren. De kweekschool moet onderwijzers afleveren die de dag des Heren op de juiste wijze kunnen vieren. Nog beter is het wanneer u een dergelijke reis meer dan één maal per jaar doet. Sprake van ds. Veekmans die op Ambon de beide gemeenten moet gaan bedienen. Leren van het Maleis is moeilijk. Uit uw binnengekomen verslag blijkt dat het aantal nieuwe christenen niet groot was. raadgevingen: sticht op het middelpunt van het eiland of waar veel gemeenschap is een kerk en een gemeente. Probeer te bewerkstelligen dat de christenen één keer per jaar bijeenkomen voor een christelijk feest om dit gezamenlijk te vieren. Wij hopen dat u eind 1836 een reis heeft gemaakt naar Ceram. ‘Schrijft toch menigvuldig [aan ons] wat gij doet, denkt en zoudt begeeren dat gedaan werdt’.
1837, 28 december Secretarissen aan Hulpgenootschap. Gezien de berichten van de eilanden Moa en Lackar achten wij nodig dat het onderwijs daar meer wordt ondersteund. Er zijn nu op deze twee eilanden negen scholen met daaraan verbonden drie Ambonse meesters, drie inheemse en drie ondermeesters. Dringend verzoek meer meesters te sturen naar br. Dommers. Verzoek om rescriptie op dit bericht.
|
||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | Het Hulpzendelinggenootschap in de Molukken werd in 1821 door Jozef Kam opgericht. Het diende, evenals het Javaansch Medewerkend Zendelinggenootschap, als een intermediair tussen het hoofdbestuur van het Nederlands Zendelinggenootschap en de zendelingen in de Molukken. Het genootschap beheerde de kas van de Molukkenzending en voorzag het hoofdbestuur in Rotterdam van informatie. Niet bekend is wanneer het is opgehouden te bestaan. Wellicht is de vereniging van zendelingen in de Molukken de functionele opvolger. |
Organisatie | De in Ambon-stad staande predikant was in principe voorzitter van het genootschap, maar wanneer deze post vacant was zoals in 1835 was de oudste zendeling in de Midden Molukken voorzitter. Het hoofdbestuur van het Nederlandsch Zendelinggenootschap benoemde, desgewenst op voordracht van de zittende leden, de bestuursleden. Verder is er niets bekend over de samenstelling van het bestuur. |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||
Nadere Toegangen | Brieven van het Nederlands Zendelinggenootschap naar Ambon 1835-1837
bron: Archief Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers Nederlands Zendelinggenootschap toegangsnummer 1102-1 inv. nr. 219 Register met afschrift van uitgegane brieven naar Ambon, 1835-1840 Samenvattingen van brieven
Inleiding
Het register bevat afschriften van uitgaande brieven aan het Hulpgenootschap op Ambon en aan zendelingen, en daarnaast uittreksels uit het register van besluiten van het hoofdbestuur met veelal benoemingen. Veel stukken gaan over de financiën. Jaarlijks, later halfjaarlijks werd de rekening van de zending opgemaakt. Er werd met wissels geld overgemaakt naar Batavia. De brieven aan de zendelingen bevatten veel instructies en vermaningen. Het op Ambon gevestigde Hulpgenootschap is bedoeld als een intermediair tussen het hoofdbestuur van het NZG in Rotterdam en de zendelingen in het veld op Ambon en de andere eilanden. In principe is de predikant van Ambon-Stad voorzitter van het Hulpgenootschap. Wanneer de post van predikant vacant is komt de oudste zendeling op Ambon in aanmerking om het voorzitterschap te bekleden. Nieuwe leden van het hulpgenootschap worden benoemd door de directie [= bestuur] van het NZG of aan dit ter benoeming voorgedragen. Van vergaderingen van zendelingen over problemen die zij tegen zijn gekomen is in de brieven geen spoor te vinden. Wel worden de zendelingen steeds weer aangespoord om een dagboek of journaal bij te houden en uittreksels daaruit op te zenden naar Rotterdam waar het hoofdbestuur kantoor houdt. Deze uittreksels of delen daaruit worden dan weer afgedrukt in de organen van het Nederlands Zendelinggenootschap. Het NZG zag Ambon als het middelpunt van de zending in de Molukken, terwijl men rond 1835 ook al dacht over een zending op Noord-Celebes. Hieronder zijn de brieven samengevat.
1835, 16 december Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap Over de financiën. De weduwe Kam heeft aan het NZG overgemaakt f 4.356 waarvoor wij haar zeer erkentelijk zijn. Br. Vonk is werkzaam op Ceram en heeft er blijkens een brief van 1 december 1834 door ons ontvangen op 22 september 1835 in de negorij Waysama 62 heidenen met het opperhoofd in de christelijke kerk opgenomen en er een kerk ingewijd. Hij heeft ook een kerk ingewijd in de negorij Loky en in een derde negorij scholen bezocht, catechisatie gehouden en kinderen gedoopt. Het genootschap moet Ceram als het grootste eiland zorgvuldig in de gaten houden. Daarna komt Boeroe aan de beurt. Br. Keyzer blijft uw voorzitter en eerste raadsman van de andere zendelingen. Het NZG wenst een nauwkeurig rapport te ontvangen over de staat van het christendom op het hele eiland Ambon. Dit moet een geheel christelijk eiland worden. Graag aandacht voor het plan van de gouverneur om br. Roskott aan te stellen tot hoofd van de Hollandse school. Dit mag niet buiten u om geregeld worden. Het NZG wil dat er onder toezicht van het Hulpzendelinggenootschap een school voor inlandse onderwijzers komt. Deze zijn niet alleen bestemd voor Ambon maar ook voor andere eilanden. Onder bepaalde voorwaarden mag br. Roskott beide functies combineren. Roskott wil ontheven worden van de verplichting in artikel 14 van zijn instructie verwoord, maar daar gaat het NZG niet mee akkoord. Dit artikel bepaalt dat een zendeling alleen na verlof van het NZG mag trouwen. Het NZG wil voorkomen dat het huwelijk van een zendeling hem belemmert in zijn functie en een verbintenis met een niet geschikte persoon voorkomen. Wij vernamen echter dat de keuze van Roskott is gevallen op een dochter van der bestuurders, en dat is een goede partij. Roskott kan echter zijn vrouw alleen onderhouden als hij benoemd wordt aan de Hollandse school en daarvoor van het gouvernement een salaris ontvangt. Zo niet, dan zouden de kosten van de echtgenote ten laste komen van het genootschap, iets wat het niet kan doen. ‘wij moeten van alle onze zendelingen vorderen dat zy tegen alle de begeerlijkheden des tegenwoordigen levens strijd voeren in de volle wapenrusting des geloofs en geene andere spyze kennen dan te doen den wil des Hemelschen Vaders.’ Er wordt op Ambon waarschijnlijk een predikant aangesteld.
1835, 16 december Hoofdbestuur aan br. Roskott Roskott kan voor minder belangrijke zaken corresponderen met de zoon van secretaris Ledeboer. Het genootschap is tevreden over wat Roskott tot nu toe heeft gedaan. Hij heeft Maleis geleerd en kan al na drie maanden teksten vertalen. Het is uw taak Maleise onderwijzers op te leiden zodat er overal scholen komen. Het Hulpgenootschap is derhalve gemachtigd Roskotts salaris te verhogen. Een combinatie met een aanstelling op de Hollandse school mag onder zekere voorwaarden waarvoor Roskott zich moet wenden tot het Hulpgenootschap. ‘Daarom, Waarde Broeder! […] beschouw Uwe Instructie als eene tweede conscientie.’ In plaats van ontheffing te vragen van artikel 14 hadden wij liever gezien dat u om verlof tot een huwelijk had gevraagd. Ontheffing wordt niet verleend want ‘de ervaring heeft ons geleerd dat het hart menigmaal verstand en roeping cijnsbaar aan zich maakte.’ Aangezien wij vernamen naar wie uw voorkeur uitgaat, hebben wij echter het hulpgenootschap bericht dat deze verbintenis wordt toegestaan.
1835, 16 december Hoofdbestuur aan br. Keyzer, voorzittervan het Hulpgenootschap. Wij verwachten van het Hulpgenootschap hulp bij de uitvoering van de zending, medebestuur samen met ons en handhaving van de aan de zendelingen gegeven instructies. Wij hebben het Hulpgenootschap door wissels te accepteren van voldoende middelen voorzien om te doen wat u is opgedragen. Het NZG wil niet dat zendelingen zonder voorkennis van het NZG in dienst van het gouvernement treden. Het NZG verwacht dat het gouvernement Keyzer betaalt voor zijn werk als predikant ad interim. Het is niet de bedoeling dat de zendelingen verbintenissen aan gaan buiten het Hulpgenootschap om, Verzoek om toezending van de jaarrekening van 1835 en de begroting van 1836. Na de dood van br. Gericke hebben wij br. Hartig, die zonder onze toestemming naar Padang was gegaan en daarom door ons was ontslagen, tot predikant in Ambon willen benoemen omdat wij graag daar een zendeling als leraar willen hebben staan. Volgens de instructie van Keyzer uit 1832 was zijn bestemming Celebes, mocht br. Kam hem niet nodig hebben op Ambon. Na de dood van Gericke en Kam moet Keyzer in Ambon blijven, maar zich buiten de hoofdstad vestigen omdat het wonen daar goedkoper is. Hij moet alle gemeenten en negorijen bezoeken, daar de zondag vieren, zorgen voor de scholen en onderwijzers zodat de hele bevolking van dit eiland en de omliggende eilanden, geschat op ongeveer 20.000 zielen, christen worde. Nu br. Tinn van de Banda Eilanden is vertrokken, zenden wij daarheen geen predikant meer, wel moeten deze eilanden vanuit Ambon eens per jaar bezocht worden. Br. Ruden moet, wanneer hij gemist kan worden, naar een van de andere eilanden worden gezonden. Het NZG beveelt de school van Roskott in zijn aandacht aan.
1836, 4 januari Hoofdbestuur aan br. Keyzer Br. Keyzer moet zich ergens vestigen op Ambon en af en toe bezoekreizen maken. Het is niet de bedoeling dat hij voortdurend reizen maakt. Bij afwezigheid moet hij een onderzitter van het Hulpgenootschap aanwijzen.
1836, 23 maart Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Het voorstel om de weduwe van br. Gericke naar Nederland te laten overkomen wordt toegestaan. De voordracht is gedateerd 28 maart 1835, pas in september 1835 verzonden en op 4 maart 1836 in Rotterdam aangekomen.
1836, 23 maart Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang Wij hebben met genoegen vernomen dat u klaar staat om naar Ambon te vertrekken. De post daar evenals de posten op Timor en in Menado worden al jaren lang door onze zendelingen bekleed. Nu is Van der Beek op Ambon tot predikant benoemd zodat er geen reden meer is naar Ambon te gaan, want dan zouden er daar te veel zendelingen zijn. Br. Hartig moet daarom in Padang blijven waar per koninklijk besluit een predikantsplaats is gecreëerd. Sumatra komt nog niet aan bod als zendingsgebied, pas wanneer alle heidenen in de Molukken bekeerd zijn en de nieuwe gemeenten kunnen worden overgedragen aan de Indische Kerk, kan daar sprake van zijn. Het NZG kan daarom nog geen assistent en een drukpers zenden. Wel krijgt Hartig een salaris van f 200 als voorzitter van het nieuwe weeshuis. Bijgevoegd is het bestuursbesluit over het salaris. Het weeshuis is bestemd voor kinderen van christelijke vaders en heidense moeders. Het geld wordt uitbetaald door het Javaans Medewerkend Zendelinggenootschap.
1836, 24 maart Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang. Sprake van een onbeleefde brief van Hartig aan het NZG en een latere waarin hij daar op terugkomt. Het ontslag is door het bestuur ingetrokken. Hij heeft in Padang al veel tot stand weten te brengen mede door de hulp van de heer Aandeweg. Wij willen graag meer informatie. Het NZG ziet graag dat zendelingen een journaal bijhouden. Br. Hartig doet dit niet omdat naar zijn inzicht ‘vele zaken later in een ander licht gezien worden dan te voren.’ en er makkelijk een verkeerd gebruik wordt gemaakt van uittreksels uit een journaal die worden overgezonden. Een journaal is volgens het hoofdbestuur nodig omdat ‘gij volgende ondervindingen met vroegere vergelijken kunt en alzoo te eerder door ervaring wijs wordt, Uzelven ook steeds zoowel als anderen verantwoording doen kunt en een schat van bijzonderheden verzamelt, waaruit gij voegzame gelegenheden nuttige mededeeling kan voortvloeyen.’ Wij rekenen er dus op dat wij voortaan geregeld journalen van u ontvangen. Verzoeken en voorstellen aan het bestuur horen niet in het journaal thuis maar moeten worden verwoord in een afzonderlijke brief die u richt ofwel aan het hoofdbestuur ofwel aan de aan u toegewezen correspondent. Verzoeken om een assistent en om een Engelse drukpers daar te mogen overnemen worden niet ingewilligd. Wij zijn verheugd te lezen dat de verwoeste kerk van Padang is herbouwd. Aan het weeshuis wordt een bijdrage gegeven van f 200. Wij willen dat u overlegt met andere zendelingen en ons alvorens nieuwe activiteiten te ondernemen. Wij hadden u graag naar de Zuid-Wester Eilanden gezonden. U vindt dat nutteloos. Oproep tot een coöperatieve houding.
1836, 25 maart Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap Wij zenden aan u het bestuursbesluit over de oprichting van de kweekschool. Bij plaatsing van de opgeleide onderwijzers hebben de scholen die onder een bestaande zendingspost vallen voorrang. De schoolmeesters hoeven niet te worden opgeleid tot zendelingen, alleen in bijzondere gevallen en bij uitstekende capaciteiten kan dit geschieden. Wij rekenen erop dat u samenwerkt met de gouverneur van de Molukken en de subcommissie van onderwijs aldaar. [In Batavia zetelt de hoofdcommissie voor het Onderwijs die de koloniale regering adviseert over onderwijszaken] Wij zullen naar Batavia schrijven om een of meerdere schoolboekjes herdrukt te krijgen. Het is goed dat Roskott enige boekjes heeft vertaald en zien graag dat hij ook wat oorspronkelijks maakt. Er komt een reglement op de kweekschool. Bijgesloten is het besluit van het hoofdbestuur van 23 maart 1836 tot oprichting van de kweekschool, het instituut genaamd. Het plan waarover de gouverneur van de Molukken heeft geadviseerd wordt goedgekeurd. Het plan voorzag oorspronkelijk in een opleiding voor zendelingen. De school valt onder het Hulpzendelinggenootschap.
1836, xx maart Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Verzoek aan het genootschap om de subcommissie voor onderwijs zo ver te krijgen dat het geschikte onderwijzers zendt naar de Zuid-Wester Eilanden Roma, Moa en Letti. Zij staan onder de daar werkende zendelingen die ieder half jaar rapporteren aan de subcommissie over hun werk. Aan de zendelingen Bär op Kisser en Holtz op Letti wordt toegestaan hun zonen naar de nieuwe kweekschool te zenden.
1836, 30 maart Hoofdbestuur aan br. Keyzer op Ambon. Wij lazen uw dagverhaal over uw reis naar Ceram lopend over de periode 8 augustus tot 31 december 1834, in januari 1836 door ons ontvangen. Verbazing over het aantal naamchristenen dat hij aantrof ondanks het gebrek aan toezicht en de slechte schoolmeesters in diverse negorijen. Goed dat u op enkele uitzonderingen na het Avondmaal niet hebt laten vieren omdat de bevolking zondig leefde of te veel onkundig was. Bij aankomst op Waysama werd u verwelkomd door lieflijk gezang van kinderen. Zodra er weer een zendeling beschikbaar is moet deze naar dit dorp worden gezonden. Hoe is de ligging en wat brengt de grond er voort? Is dit te danken aan het werk van br. Vonk? Verbazing dat er in Karuw nog een overblijfsel is van een groot kerkgebouw, waaruit weer blijkt tot hoever de verkondiging is gegaan. Nu is 80% van de bevolking er islamitisch, de rest christen. Ook in Sory Sory stond een kerk die nog uit de tijd van de Compagnie moet stammen. Dit bewijst dat men het niet gevaarlijk vond om de bevolking christelijk te maken en dat er geen gevaren uit zijn voortgekomen. Het werk op Ceram moet worden voortgezet. Het journaal geeft helaas niet duidelijk aan waar de bezochte plaatsen liggen en hoe u gereisd bent. Graag de volgende maal een meer nauwkeurige opgave. De situatie op de kleine eilanden zoals Saparoea en Haroekoe is beter. Wij zijn benieuwd naar de resultaten van uw komende bezoekreis naar Boeroe. Hier hebben wij nog nooit iets gedaan en er moeten eerst scholen komen. Het aantal christenen zal er klein zijn. Wij ontvangen van de broeders werkzaam op de Zuid-Wester Eilanden een fraaie beschrijving van de situatie daar. Uw dagverhaal zal ‘voor zooveel mogelijk’ worden gedrukt en verspreid.
1836, 22 mei Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Goedkeuring rekening maart 1832-december 1832. Details over de verschillende posten en de wijze waarop de rekening is ingericht. Dank voor de rekening van de schoolmeesters over november 1833-juni 1835. De rekening zelf is afgeschreven.
1835 [sic], 3 mei Hoofdbestuur aan br. Roskott. Wij ontvingen de eerste aflevering van uw Maleise schoolboek en zijn daar tevreden over. Wij vernamen over de ramp die onze kleine kerk heeft getroffen. Brieven aan het Hulpgenootschap zijn verloren gegaan, maar duplicaten zijn meegegeven aan een ander schip.
1836, 16 juni Hoofdbestuur aan br. Ruden. Spijtig te vernemen dat uw reis naar Ambon is vertraagd.
1836, 20 juni Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Besluit over het boekjaar van de rekeningen. Gezien de grote afstand tussen Nederland en het zendingsgebied moet er frequenter rekening worden afgelegd. Voortaan ieder half jaar een rekening en een begroting.
1836, 4 oktober Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Handelt over het zenden van geld per wissel via de Nederlandse Handelmaatschappij naar Batavia en Ambon.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap Bevestiging van de overdracht van het voorzitterschap door br. Keyzer aan ds. P. van der Beek bij diens aankomst op Ambon. Het NZG zendt het diploma dat Van der Beek nodig heeft om de vergaderingen bij te mogen wonen en de aanstelling tot directeur. Aangezien het verblijf op Ambon duur is, moeten zo veel mogelijk zendelingen naar andere eilanden gezonden worden. De verplichting om de kerken op Ambon in stand te houden berust bij het bestuur van de Protestantse Kerk van Nederlands-Indië. De zendelingen Keyzer en Ruden moeten derhalve naar Saparoea. Zij moeten af en toe ook de negorijen op Ambon bezoeken en br. Keyzer blijft lid van het Hulpgenootschap. Voor herstel van de verwoeste kerk is f 4.000 nodig, maar er is geen geld voor herbouw.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Besluit tot toekenning van een eenmalige uitkering van f 100 aan de weduwe van B. Muller.
1836, 28 oktober Extract bestuursbesluit. Br. Keyzer en br. Ruder gaan naar Saparoea en verdelen daar het werk onderling. Het Hulpgenootschap zal zorgen voor voldoende schoolmeesters.
1836, 11 november Extract bestuursbesluit. Br. ds. F. van der Beek, die al medewerkend lid is, aan te stellen tot directeur van het Hulpgenootschap.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan ds. Van der Beek. Nu u bent aangetreden als predikant van Ambon, kunnen onze zendelingen weer worden aangewend voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Het is altijd onze wens geweest dat gemeenten die helemaal christelijk zijn en streken die het christendom zijn toegedaan geleid worden door predikanten. Als medewerkend lid en directeur van het Hulpgenootschap is hij een wachter over de kudde.
1836, 7 november Hoofdbestuur aan br. Roskott. Met genoegen vernemen wij over de voortgang van de school en dat uw schoolboekjes over heel Ambon en de omliggende eilanden zijn verspreid. Een aantal ervan zal naar Menado worden gezonden. Op uw verzoek zenden wij u de concordantie op de Bijbel van Frommius. Wij zien met leedwezen dat u in strijd met artikel 2 van uw instructie niet bereid bent om zich te onderwerpen aan de zendelingen. Elk beroep heeft zijn eigen plaats. Titus gehoorzaamde toch ook Paulus?
1836, 7 november Hoofdbestuur aan de weduwe van Jozef Kam sr. Mededeling dat het hoofdbestuur geen geld uit kan trekken voor de herbouw van de verwoeste kerk in Ambon die door haar en wijlen haar man aan het NZG was geschonken.
1836, 21 december Extract bestuursbesluit. Besloten dat br. Höfker, die tijdelijk is gestationeerd op Ternate, naar Rotti gaat.
1837, 27 januari Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap. Mededeling dat nieuwe leden van het hulpgenootschap benoemd worden door de directie van het NZG of aan dit kunnen worden voorgedragen.
1837, 4 april Hooofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Handelt over de rekening januari-juli 1836. Zendeling Keyzer die op Kaybobo op Ceram is gestationeerd moet worden opgedragen ieder half jaar een journaal in te leveren. Dit moet zijn ingericht als een dagverhaal. Verder verlangt het hoofdbestuur vanaf juli 1837 een verslag over wat er is gedaan. Rotterdam wil ook meer details over het financiële beheer van de kweekschool terwijl aan br. Roskott te veel salaris is uitgekeerd. De school is begroot op 12 leerlingen. Het Hulpgenootschap mag, zoals al eerder is bepaald, geen geld op rente uitzetten.
1837, 8 augustus Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap Br. Keyzer heeft het ambt van predikant in Ambon waargenomen omdat ds. Van der Beek is overleden. Het verslag van de reis van Keyzer gemaakt in 1835 is het hoofdbestuur goed bevallen en in de handelingen van het NZG afgedrukt. In 1838 moet br. Keyzer weer een reis maken waarvoor f 300 wordt gereserveerd. Men verwacht een verslag daarvan vóór juni 1839 en hoopt op toezending van journaals uit de jaren 1836 en 1837.
1837, 9 augustus Hoofdbestuur aan br. Roskott. Papier en inkt worden opgezonden om schoolboekjes te laten drukken. Wat bij u niet gedrukt kan worden, moet naar Rotterdam worden opgestuurd om daar gedrukt te worden. Met genoegen vernemen wij dat het gouvernement de afgestudeerde kwekelingen plaatst en dat er twee schoolmeesters zijn uitgezonden naar de Zuid-Wester Eilanden. Het bestuur wil ieder half jaar een rekening zien van de school met de namen van de leerlingen met persoonlijke gegevens. Raadgevingen: houd de school op peil, zorg ervoor dat de kwekelingen in contact met elkaar blijven en onderhoud een briefwisseling met hen. Laat enkele van hen verslagen opzenden en gebruik deze om een overzicht te maken van het onderwijs in het gebied van de Ambonmissie. Verzoek om de door hem gemaakte schoolboeken op te sturen, want ‘hier zullen zij U een goeden naam, vertrouwen, hulp en bekroning’ bezorgen.
1837, 10 augustus Hoofdbestuur aan br. Ruden op Saparoea. Aan Ruden is bericht dat hij geordend is. Dit dient te volgen op een goede kennis van het Maleis en niet, wat vroeger wel gebeurde, eraan vooraf te gaan. Wij ontvingen van u geen journaal of bericht over uw werkzaamheden zoals in de instructie is voorgeschreven. U mag alles aan ons vragen, maar wij accepteren niet dat u langs andere wegen uw doel bereikt. Verzoek om toezending van brieven en verslagen over wat hij in 1836 en 1837 heeft gedaan.
1837, 10 augustus Extract bestuursbesluit. Verzoek aan het Hulpgenootschap te berichten hoe het staat met de spreekvaardigheid van br. Ruden in het Maleis.
1837, 12 augustus Hoofdbestuur aan het Hulpgenootschap. In uw laatste brief wederom geen nieuws over br. Vonck die in Kaibobi zit. Wij ontvingen ook geen journaals en andere berichten van hem, dus wordt gedreigd met intrekking van zijn salaris. Verzoek om een rapport over de activiteiten van deze zendeling.
1837, 18 augustus Hoofdbestuur aan br. Vonck in Kaijbobo op Ceram. Wij hebben sedert een jaar niets van u vernomen en nemen dus aan dat u niet actief bent. Andere broeders, waaronder die van ons geen salaris ontvangen omdat zij in dienst van het gouvernement zijn, zenden ons wel hun journaals. Dreiging met intrekking van het salaris ‘want luie en nuttelooze dienstknechten willen wij niet gaarne versorgen.’Verzoek om geregeld journaal te houden en ons ieder half jaar een uittreksel toe te zenden.
1837, 20 augustus Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Goedkeuring van de rekening tot einde 1836.
1837, 21 augustus Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. De vermoedelijke uitgaven in 1837 bedragen f 9.260. Op de loonlijst staan de zendelingen Keyser, Roskott, Ruden en Vonk, een onbekend aantal schoolmeesters en het instituut van br. Roskott met 12 kwekelingen.
1837, 2 oktober Hoofdbestuur aan de nieuwe gouverneur-generaal [sic] van de Molukken. Dankzij de medewerking van de oude gouverneur Ellinghuijzen is het christendom op de Molukken sterk vooruitgegaan, zodat de bevolking van dit gebied op een hogere trap van beschaving is beland. Het NZG vraagt aandacht voor de huisvesting van de zendelingen Ruder en Keyzer op Saparoea, de kweekschool en medewerking aan de jaarlijkse reis die de meest ervaren zendeling maakt langs de eilanden om de scholen te inspecteren, de sacramenten toe te dienen enz. Meermalen hebben onze zendelingen waargenomen als predikant in de Europese en Maleise gemeenten in Ambon-Stad. zonder daarvoor salaris te ontvangen. Verder bevelen wij het lot aan van onze zendelingen op de Zuid-Wester Eilanden. Er wordt daar vaak oorlog gevoerd. Wanneer deze eilanden onder burgerlijk gezag gebracht worden, kunnen wij de bevolking christen maken ‘en daar door tot nuttige onderdanen voor onze colonies op te leiden’.
1837, 6 november Secretarissen van het NZG aan br. Keyzer, voorzitter van het Hulpgenootschap. Wij ontvingen geen berichten van u, ook geen journaal over 1836. Een ijzeren drukpers waar u om gevraagd heeft zal worden aangekocht en opgezonden. De oude is nog bruikbaar en mag niet door witte mieren worden opgegeten. Opzenden van een drukkersgezel is niet nodig omdat dergelijke lieden in Ambon kunnen worden opgeleid. We willen volgend jaar Maleise schoolboeken opzenden naar Ambon.
1837, 8 november Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap. Wij zien graag een beschrijving van de toestand van het christendom in uw gebied tegenoet. Br. Keyzer wordt ontheven van zijn verplichtingen als zendeling nu hij in dienst is getreden van het gouvernement.
1837, 7 november Secretarissen NZG aan Hulpgenootschap. Over de zending van brs. Keyzer en Ruden naar Saparoea. Uitvoerig betoog dat het NZG alles heeft gedaan wat nodig was voor deze uitzending. De broeders klagen nu en verwijten het hoofdbestuur ontrouw. Verzoek aan het Hulpgenootschap de broeders terecht te wijzen.
1837, 21 december Secretarissen aan Hulpgenootschap. Br. Ruden is vertrokken naar Saparoea. Wij verwachten in 1838 nader bericht over hoe het gaat.
1837, 21 december Secretarissen aan br. Keyzer te Ambon. Wij ontvingen een uittreksel uit uw dagverhaal over de periode januari-juni 1836. Een journaal dient om de voortgang na te gaan, problemen te signaleren en een zekere verantwoording af te leggen aan de leden. Uw tocht in de baai was zeer nuttig. Het is uw taak onbekwame meesters te weren. De kweekschool moet onderwijzers afleveren die de dag des Heren op de juiste wijze kunnen vieren. Nog beter is het wanneer u een dergelijke reis meer dan één maal per jaar doet. Sprake van ds. Veekmans die op Ambon de beide gemeenten moet gaan bedienen. Leren van het Maleis is moeilijk. Uit uw binnengekomen verslag blijkt dat het aantal nieuwe christenen niet groot was. raadgevingen: sticht op het middelpunt van het eiland of waar veel gemeenschap is een kerk en een gemeente. Probeer te bewerkstelligen dat de christenen één keer per jaar bijeenkomen voor een christelijk feest om dit gezamenlijk te vieren. Wij hopen dat u eind 1836 een reis heeft gemaakt naar Ceram. ‘Schrijft toch menigvuldig [aan ons] wat gij doet, denkt en zoudt begeeren dat gedaan werdt’.
1837, 28 december Secretarissen aan Hulpgenootschap. Gezien de berichten van de eilanden Moa en Lackar achten wij nodig dat het onderwijs daar meer wordt ondersteund. Er zijn nu op deze twee eilanden negen scholen met daaraan verbonden drie Ambonse meesters, drie inheemse en drie ondermeesters. Dringend verzoek meer meesters te sturen naar br. Dommers. Verzoek om rescriptie op dit bericht.
|
||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |