Missiezusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika
Naam | Missiezusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1869-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van de Missiezusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika, vaak genaamd de Witte Zusters, werd in 1869 gesticht in Algiers (Algerije) door de aartsbisschop van Algiers, kardinaal Charles Martial Allemand Lavigerie (1825-1892). Hij was ook de geestelijk vader van de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika (de zogenaamde Witte Paters, gesticht in 1868). Lavigerie deed een oproep aan vrouwen om zich in te zetten voor het apostolaat voor de Afrikaanse vrouw. De congregatie is in Nederland gevestigd sinds 1887 toen er in Wijck bij Maastricht een huis geopend werd met de bedoeling vrouwen op te leiden tot religieuze. In 1895 werd het Nederlandse moederhuis te Esch gebouwd. Het is nooit de bedoeling geweest een Nederlandse afdeling te stichten; de congregatie had een internationale oriëntatie. Wel had zij een onmiskenbaar Frans stempel, wat onder meer tot uiting kwam in de voertaal.
De missie De zusters werkten in de missie in Afrika, meestal in de missiegebieden van de Witte Paters. Overigens waren hun werkterreinen strikt gescheiden, om geen aanleiding te geven bij de bevolking hun celibaat ter discussie te stellen. Zij zorgden onder meer voor de opvang van en onderwijs aan vrouwen en meisjes, die soms opgeleid werden tot catechist. De eisen die aan het religieuze leven van de zusters gesteld werden waren aangepast aan het actieve missieleven .
Nederlandse zusters in de missie De congregatie had met opzet een internationale oriëntatie. De leiders wilden voorkomen dat de zusters zich zouden identificeren met de koloniale regeringen. Het Nederlandse aandeel in de missie is daarom moeilijk vast te stellen. Er is nooit sprake geweest van Nederlandse vestigingen overzee. Nederlandse zusters behoorden tot andere provincies van de congregatie en buitenlandse, waaronder ook Europese, zusters behoorden tot de Nederlandse provincie. Vast staat dat Nederlandse zusters werkzaam zijn geweest in een groot aantal landen in Afrika ten zuiden van de Sahara. In 1940 werkten 230 Nederlandse zusters op dit continent. Duidelijker aanwijsbaar was het Nederlandse aandeel van zusters in Tanzania. Afgezien van de onderwijssector, waren zij ook actief in de gezondheidszorg: kraamklinieken, poliklinieken, onderwijs voor verpleegkundigen en vroedvrouwen. Toen veel Afrikaanse landen rond 1960 onafhankelijk werden, maakten apostolische vicarissen plaats voor gewone bisschoppen en kreeg de katholieke kerk meer autonomie. Het proces van politieke onafhankelijkheid luidde in veel gevallen ook kerkelijke onafhankelijkheid in. Het zelfstandig worden van de vice-provincies geschiedde tussen 1961 en 1970 en valt daarmee buiten het bestek van dit Repertorium.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Willemsen, I, par. 2-42, Pius-almanak 1960/61, 359 en 430, Poels, Vrouwen met een missie, inleiding op de inventaris berustend op het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in St. Agatha. |
Organisatie | De congregatie De stichter van de congregatie, kardinaal Lavigerie, zette de organisatie centralistisch op omdat dit overeen zou stemmen met het apostolisch doel. De congregatie stond onder het gezag van de aartsbisschop van Algiers en werd bestuurd door een algemeen overste met vier raadsleden, die allen gekozen werden door het generaal kapittel. Zuster Marie Salomé (Marie-Renée Roudaut 1847-1930) was de eerste algemene overste (1882-1925) . Zij verruimde het werkterrein vanuit Noord-Afrika tot het hele continent. In 1960 werd het moederhuis en generalaat verplaatst van Algiers naar Rome . Kardinaal Lavigerie gaf de zusters de leefregel van St. Ignatius mee, waaraan de zusters uitdrukking gegeven hebben door dienstbetoon aan anderen. In 1901 vond de eerst opdeling in regio's plaats in Afrika met als moederhuis 'St. Charles' te Algiers. In 1939 werd de congregatie in Europa opgedeeld in regio's, waaronder de Nederlandse. De in aantal toenemende regio's ontwikkelden zich tot vice- of pro-provincie en ten slotte tot provincies. Nederland werd in 1948 een zelfstandige provincie met het provincialaat in Boxtel. Niettemin bleef de organisatie na 1948 zeer centralistisch: het algemeen bestuur benoemde de provinciaal-oversten en regelde de overplaatsing van zusters. De rechtspersoon van de congregatie is de St. Monicastichting.
Missie De provincies kregen, daartoe aangemoedigd door de Propaganda Fide, op hun beurt de verantwoordelijkheid voor eigen missiegebieden toegewezen. Voor Nederland was dat Tanganyika. In Afrika ontstond in 1953 een vice-provincie, van waaruit vanaf 1961 provincies begonnen te ontstaan. De zusters hielpen niet alleen in praktisch opzicht de missie, maar zij brachten ook geld binnen via de salarissen die zij ontvingen als zij op gesubsidieerde scholen lesgaven. Deze salarissen werden tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw aan de apostolisch vicaris afgestaan, die een uitkering gaf aan de zusters voor hun levensonderhoud maar het geld ook gebruikte om de priesters een salaris uit te betalen.
Bestuurlijke veranderingen na 1960 Voor de archiefvorming is van belang te weten dat de bestuursstructuur na 1960 aanzienlijk is veranderd. In 2000 werd een Europese provincie gevormd die bestond uit de huizen in Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, België, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Het provinciaal bestuur zetelde vanaf dat moment in Keulen.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Poels, Vrouwen met een missie, Inleiding op de inventaris van het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven |
Doelstelling | Lavigerie was één van de eersten die het belang van zusters onderkende, omdat zij contact konden maken met vrouwen en gezinnen in bijvoorbeeld islamitische gebieden. Het eerste doel van de congregatie was heiliging van de leden en daarnaast de bekering van heidenen in Afrika. Belangrijk zijn altijd geweest de gerichtheid op Afrika,aandacht voor vrouwen en hun positie in de samenleving, opbouw van de kerk, internationaliteit en niet in de laatste plaats caritas ofwel liefdevolle zorg. Daartoe werden onderwijs en gezondheidszorg in brede zin in Afrika aangewend, waarbij de zusters de Witte Paters ondersteunden. De eerste algemeen-overste zuster Marie Salomé zorgde er voor dat bij de herziening van de constituties en regels in 1892 het apostolaat een grotere rol kreeg toebedeeld. Voordien stond handenarbeid op de voorgrond. In de opbouw van de kerk speelden de zusters een rol door hulp aan eigenlandse congregaties. De congregatie gaf er de voorkeur aan om eigenlandse (lokale) congregaties te stichten boven het opnemen van vrouwen in de eigen congregatie. Daartoe startten zij in 1905 met een noviciaat. |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | 22 interviews, en wel de nrs.:
11 55 64 83 133 145 148 218 239 267 283 354 358 421 432 437 458 473 516 561 646 757
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Websites | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | ENK, AR-Z093 Missiezusters Onze Lieve Vrouw van Afrika
1.5.1 Stukken betreffende het Provinciaal Bestuur (tot 2000)
Jaarrapporten van de Nederlandse Provincie, 1948-2000 45 30 juni 1948-30 juni 1975. In het Frans. Alsmede aanvullende correspondentie o.a. met betrekking tot het opmaken van een jaarrapport Alle rapporten voor 1960 zijn in het Frans. Deze rapporten zijn een handig startpunt om kennis te maken met de achtergronden van de congregatie, omdat er systematisch informatie te vinden is over personeel, aanwas en opleiding van nieuwe zusters, religieus leven, meldingen van visitaties [ook een handige bron om een overzicht van bijv. een missiegebied te krijgen], vertrek en terugkeer naar de missiegebieden en daarmee de missiegebieden waar Nederlandse zusters heengingen, want de Witte Zusters hadden meest internationale missiestaties. Verder vind u er informatie over gezondheid en uittredingen, financiële middelen en relaties met anderen. Die laatste categorie biedt zicht op verhoudingen met de Witte Paters, in Nederland en in de missie, net als de verhouding met bijvoorbeeld de apostolisch vicarissen en bisschoppen in de missiegebieden, waarbij de toon af en toe kritisch is in vergelijking met andere congregaties.
Verslagen van Provinciale Raadsvergaderingen (o.a. benoemingen, toestemming voor alleenwonen, verkiezingen voor kapittels; laatste tijdens de periode van de samengevoegde 'North-Sea' Provincie 15.07.1997-2000), 1958-1994 136 1948-1959 (In boekvorm, geschreven in het Frans). De verslagen van 1960-1970 bevinden zich in het archief van Rome Handgeschreven. Soms paar keer per maand, soms één keer per twee maanden. Genoteerd datum, plaats van handelen, aanwezigen (provinciale overste en raadszusters) en verslagje, ongeveer twee kantjes handgeschreven info per vergadering, opening en sluiting met gebed. Op een arbeidsintensieve manier kan een goed beeld verkregen worden van het reilen en zeilen van de congregatie in Nederland, maar ook van het grote aantal beslissingen ten aanzien van de missie dat in Nederland werd genomen en/of voorgelegd aan het generaal bestuur. Tegen het einde van de jaren vijftig lijkt het thema missie in de beraadslagingen steeds belangrijker te worden. Het lijkt erop dat er op de missiestaties maar weinig zelfstandig beslist kon worden. Zo is er informatie over allerhande aankopen, personeelsverplaatsingen en het werk dat zusters daar deden. Wat eruit springt is de informatie over de verhoudingen tussen de zusters op de missiestatie en de plaatselijke apostolisch vicaris of bisschop, met name ten aanzien van geld en verplaatsingen. Vanuit Nederland wilde de provinciale overste de lokale clerus doordringen van haar bevoegdheden en de begrenzingen aan hun macht, iets wat bij een congregatie als de Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart in de archieven helemaal niet geconstateerd kon worden.
849 Rapport voor het generaal kapittel van 1953, 1953 Ook dit stuk is in het Frans en geeft een overzicht van de congregatie als geheel op dat moment, zoals het beleid ten aanzien van verloven uit de missie, visitaties missiegebieden, specifieke informatie over de huizen van de Nederlandse provincie en financiën, bijvoorbeeld ten aanzien van bouwwerkzaamheden in Afrika. Speciaal van belang is de rapportage over de historisch gegroeide financiële verhoudingen tussen de Chefs de Mission, ofwel de clerici die de Witte Zusters hadden verzocht in het missiegebied te komen werken, vaak Witte Paters, en Witte Zusters [Dit is tijdens het Generaal Kapittel van 1947 uitgebreid behandeld, zie ook inv.nr. 852]. De onderlinge verhoudingen en de ontwikkeling daarin, zowel financieel als de geest van het apostolaat, komen daarin goed tot uitdrukking. Verder is er de zeer interessante rubriek Missions, waarin een uitgebreide analyse wordt gegeven van de politieke ontwikkelingen van Afrika en de manieren waarop de zusters hun apostolaat aan de geest des tijds moeten aanpassen door tegemoet te komen aan de wens van de eigenlandse bevolking tot ontwikkeling en beter onderwijs. Daartoe moeten de zusters hun werken aanpassen (apostolaat staat voorop, niet de perfecte organisatie van de werken: efficiëntie en opleiding eigenlandse helpers), jonge zusters op het apostolaat voorbereiden door goede studie (taalstudie, pedagogische studie mn catechismus) en een goede katholieke geest hebben om begrip te hebben voor de inheemse opstandelingen, maar zelf boven nationalisme te staan en al helemaal niet meedoen aan raciale discriminatie.
1 Bestuursarchief 1.6 Betrekkingen 1.6.1 Contacten met het Generalaat 1.6.1.2 Contacten met het Generaal Bestuur (met name Rondzendbrieven) Rondzendbrieven en raadgevingen van algemeen oversten aan de zusters, 1915-1999 In het Engels, Frans en Nederlands
100 Uittreksels uit de rondzendbrieven en raadgevingen van mère Louise-Marie, de vierde algemene overste, aan de zusters. Ingebonden. 1947-1949. In het Engels De rondzendbrieven zijn erg naar binnen gericht op alle zusters van de congregatie en bevatten allerlei directieven aan de zusters om zich naar de geest van de congregatie -en dus de interpretatie daarvan afhankelijk van tijd, plaats en persoon van de overste- te gedragen. Op die manier bieden ze zicht op opvattingen over de vormgeving en beleving van het apostolaat. Zoals No 10, C.L., January 6, 1950: Necessity of knowing the people and the language 32; nogmaals het belang van talen- en volkenkennis maar eveneens een ware internationaal geörienteerde non-discriminatoire geest in No15 Counsels, Retreat of April 1952: The Encyclical Evangelii Praecones; the spirit of our apostolate and its expression 18; ten slotte de erg naar de spiritualiteit en charisma van de congregatie gerichte No 31 Counsels, Retreat of August 1955: Missionary and African character of our Congregation; qualities needed for the apostolate 25.
1 Bestuursarchief 1.7 Leden van de Congregatie 1.7.2 Lijsten en registers betreffende leden en statistische gegevens betreffende de congregatie en de leden Enveloppen met statistische algemene informatie apostolaat van de Vice-Provincie: Tanganyika/Tanzania
760 Katechese/moraal 1948-1965 *bekeken* Per maand, per missiepost aangegeven, met vermelding van regio, vicariaat en (vice)provincie, aantallen catechumenen, gesplitst naar vrouwen en kinderen, en daarbinnen in de missie, in de klas, in de dorpen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadere Toegangen | ENK, AR-Z093 Missiezusters Onze Lieve Vrouw van Afrika
1 Bestuursarchief 1.1 Stichting en ontwikkeling 1.1.2 Kronieken
44 Gedetailleerde inhoudsopgaven op de kronieken, z.j. NB oude code was 34, waarnaar in de inventarisbeschrijvingen bij de kronieken nog naar wordt verwezen [1-3-2011 KH]
1 Bestuursarchief 1.6 Betrekkingen 1.6.1 Contacten met het Generalaat 1.6.1.1 Contacten met het Generaal Kapittel
852 Registers van de kapittels van 1895 tot en met 1953, z.j. Deze Frans geschreven nadere toegang maakt inzichtelijk dat op de kapittels volgens een gestandaardiseerd format verslaglegging werd ingebracht en besproken. Per kapittel wordt weergegeven hoe de agenda is verlopen en vervolgens een alfabetische index van behandelde onderwerpen. Zo kwam ter sprake de vraag of men eten mocht accepteren bij (huis)bezoeken aan inheemse mensen, de toelating van inheemse leden tot de congregatie, de (studie van) inheemse talen, het gebruik van de inheemse taal tijdens het postulaat, bezoek aan inheemse mensen tijdens lange tournées, catechisme in de missie, (studie van) islam en verhouding tot Afrikaanse zusters. Ook allerlei andere relevante zaken voor de missie in het algemeen zijn terug te vinden, zoals de financiën, kleding, verlof en verhouding tot de lokale clerus, in het bijzonder de Witte Paters. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archivalie elders | In het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen bevinden zich in de Verzameling Losse Archivalia de volgende stukken:
LARC 2862. Verhandelingen ‘De Congregatie van de Afrikaanse zusters in Tabora’ (Tanzania) en ‘Saint Mary's School, Tabora’, door F. van Vlijmen WP. Typescripten. 1968, z.j, 2 stukken. <?> NB: 1 exemplaar in het Engels is beschadigd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Van de hand van Joke Linders verscheen in 2008 Witte zuster in Donker Afrika. Portret van een boerenfamilie. In dit boek reconstrueert zij aan de hand van brieven, foto's, reisverslagen en documenten de geschiedenis van haar tante Aagje Wesselingh. De auteur heeft de brieven van haar tante in haar eigen woorden naverteld. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van de Missiezusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika, vaak genaamd de Witte Zusters, werd in 1869 gesticht in Algiers (Algerije) door de aartsbisschop van Algiers, kardinaal Charles Martial Allemand Lavigerie (1825-1892). Hij was ook de geestelijk vader van de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika (de zogenaamde Witte Paters, gesticht in 1868). Lavigerie deed een oproep aan vrouwen om zich in te zetten voor het apostolaat voor de Afrikaanse vrouw. De congregatie is in Nederland gevestigd sinds 1887 toen er in Wijck bij Maastricht een huis geopend werd met de bedoeling vrouwen op te leiden tot religieuze. In 1895 werd het Nederlandse moederhuis te Esch gebouwd. Het is nooit de bedoeling geweest een Nederlandse afdeling te stichten; de congregatie had een internationale oriëntatie. Wel had zij een onmiskenbaar Frans stempel, wat onder meer tot uiting kwam in de voertaal.
De missie De zusters werkten in de missie in Afrika, meestal in de missiegebieden van de Witte Paters. Overigens waren hun werkterreinen strikt gescheiden, om geen aanleiding te geven bij de bevolking hun celibaat ter discussie te stellen. Zij zorgden onder meer voor de opvang van en onderwijs aan vrouwen en meisjes, die soms opgeleid werden tot catechist. De eisen die aan het religieuze leven van de zusters gesteld werden waren aangepast aan het actieve missieleven .
Nederlandse zusters in de missie De congregatie had met opzet een internationale oriëntatie. De leiders wilden voorkomen dat de zusters zich zouden identificeren met de koloniale regeringen. Het Nederlandse aandeel in de missie is daarom moeilijk vast te stellen. Er is nooit sprake geweest van Nederlandse vestigingen overzee. Nederlandse zusters behoorden tot andere provincies van de congregatie en buitenlandse, waaronder ook Europese, zusters behoorden tot de Nederlandse provincie. Vast staat dat Nederlandse zusters werkzaam zijn geweest in een groot aantal landen in Afrika ten zuiden van de Sahara. In 1940 werkten 230 Nederlandse zusters op dit continent. Duidelijker aanwijsbaar was het Nederlandse aandeel van zusters in Tanzania. Afgezien van de onderwijssector, waren zij ook actief in de gezondheidszorg: kraamklinieken, poliklinieken, onderwijs voor verpleegkundigen en vroedvrouwen. Toen veel Afrikaanse landen rond 1960 onafhankelijk werden, maakten apostolische vicarissen plaats voor gewone bisschoppen en kreeg de katholieke kerk meer autonomie. Het proces van politieke onafhankelijkheid luidde in veel gevallen ook kerkelijke onafhankelijkheid in. Het zelfstandig worden van de vice-provincies geschiedde tussen 1961 en 1970 en valt daarmee buiten het bestek van dit Repertorium.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Willemsen, I, par. 2-42, Pius-almanak 1960/61, 359 en 430, Poels, Vrouwen met een missie, inleiding op de inventaris berustend op het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in St. Agatha. |
Organisatie | De congregatie De stichter van de congregatie, kardinaal Lavigerie, zette de organisatie centralistisch op omdat dit overeen zou stemmen met het apostolisch doel. De congregatie stond onder het gezag van de aartsbisschop van Algiers en werd bestuurd door een algemeen overste met vier raadsleden, die allen gekozen werden door het generaal kapittel. Zuster Marie Salomé (Marie-Renée Roudaut 1847-1930) was de eerste algemene overste (1882-1925) . Zij verruimde het werkterrein vanuit Noord-Afrika tot het hele continent. In 1960 werd het moederhuis en generalaat verplaatst van Algiers naar Rome . Kardinaal Lavigerie gaf de zusters de leefregel van St. Ignatius mee, waaraan de zusters uitdrukking gegeven hebben door dienstbetoon aan anderen. In 1901 vond de eerst opdeling in regio's plaats in Afrika met als moederhuis 'St. Charles' te Algiers. In 1939 werd de congregatie in Europa opgedeeld in regio's, waaronder de Nederlandse. De in aantal toenemende regio's ontwikkelden zich tot vice- of pro-provincie en ten slotte tot provincies. Nederland werd in 1948 een zelfstandige provincie met het provincialaat in Boxtel. Niettemin bleef de organisatie na 1948 zeer centralistisch: het algemeen bestuur benoemde de provinciaal-oversten en regelde de overplaatsing van zusters. De rechtspersoon van de congregatie is de St. Monicastichting.
Missie De provincies kregen, daartoe aangemoedigd door de Propaganda Fide, op hun beurt de verantwoordelijkheid voor eigen missiegebieden toegewezen. Voor Nederland was dat Tanganyika. In Afrika ontstond in 1953 een vice-provincie, van waaruit vanaf 1961 provincies begonnen te ontstaan. De zusters hielpen niet alleen in praktisch opzicht de missie, maar zij brachten ook geld binnen via de salarissen die zij ontvingen als zij op gesubsidieerde scholen lesgaven. Deze salarissen werden tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw aan de apostolisch vicaris afgestaan, die een uitkering gaf aan de zusters voor hun levensonderhoud maar het geld ook gebruikte om de priesters een salaris uit te betalen.
Bestuurlijke veranderingen na 1960 Voor de archiefvorming is van belang te weten dat de bestuursstructuur na 1960 aanzienlijk is veranderd. In 2000 werd een Europese provincie gevormd die bestond uit de huizen in Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, België, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Het provinciaal bestuur zetelde vanaf dat moment in Keulen.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Poels, Vrouwen met een missie, Inleiding op de inventaris van het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven |
Doelstelling | Lavigerie was één van de eersten die het belang van zusters onderkende, omdat zij contact konden maken met vrouwen en gezinnen in bijvoorbeeld islamitische gebieden. Het eerste doel van de congregatie was heiliging van de leden en daarnaast de bekering van heidenen in Afrika. Belangrijk zijn altijd geweest de gerichtheid op Afrika,aandacht voor vrouwen en hun positie in de samenleving, opbouw van de kerk, internationaliteit en niet in de laatste plaats caritas ofwel liefdevolle zorg. Daartoe werden onderwijs en gezondheidszorg in brede zin in Afrika aangewend, waarbij de zusters de Witte Paters ondersteunden. De eerste algemeen-overste zuster Marie Salomé zorgde er voor dat bij de herziening van de constituties en regels in 1892 het apostolaat een grotere rol kreeg toebedeeld. Voordien stond handenarbeid op de voorgrond. In de opbouw van de kerk speelden de zusters een rol door hulp aan eigenlandse congregaties. De congregatie gaf er de voorkeur aan om eigenlandse (lokale) congregaties te stichten boven het opnemen van vrouwen in de eigen congregatie. Daartoe startten zij in 1905 met een noviciaat. |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | 22 interviews, en wel de nrs.:
11 55 64 83 133 145 148 218 239 267 283 354 358 421 432 437 458 473 516 561 646 757
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Websites | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | ENK, AR-Z093 Missiezusters Onze Lieve Vrouw van Afrika
1.5.1 Stukken betreffende het Provinciaal Bestuur (tot 2000)
Jaarrapporten van de Nederlandse Provincie, 1948-2000 45 30 juni 1948-30 juni 1975. In het Frans. Alsmede aanvullende correspondentie o.a. met betrekking tot het opmaken van een jaarrapport Alle rapporten voor 1960 zijn in het Frans. Deze rapporten zijn een handig startpunt om kennis te maken met de achtergronden van de congregatie, omdat er systematisch informatie te vinden is over personeel, aanwas en opleiding van nieuwe zusters, religieus leven, meldingen van visitaties [ook een handige bron om een overzicht van bijv. een missiegebied te krijgen], vertrek en terugkeer naar de missiegebieden en daarmee de missiegebieden waar Nederlandse zusters heengingen, want de Witte Zusters hadden meest internationale missiestaties. Verder vind u er informatie over gezondheid en uittredingen, financiële middelen en relaties met anderen. Die laatste categorie biedt zicht op verhoudingen met de Witte Paters, in Nederland en in de missie, net als de verhouding met bijvoorbeeld de apostolisch vicarissen en bisschoppen in de missiegebieden, waarbij de toon af en toe kritisch is in vergelijking met andere congregaties.
Verslagen van Provinciale Raadsvergaderingen (o.a. benoemingen, toestemming voor alleenwonen, verkiezingen voor kapittels; laatste tijdens de periode van de samengevoegde 'North-Sea' Provincie 15.07.1997-2000), 1958-1994 136 1948-1959 (In boekvorm, geschreven in het Frans). De verslagen van 1960-1970 bevinden zich in het archief van Rome Handgeschreven. Soms paar keer per maand, soms één keer per twee maanden. Genoteerd datum, plaats van handelen, aanwezigen (provinciale overste en raadszusters) en verslagje, ongeveer twee kantjes handgeschreven info per vergadering, opening en sluiting met gebed. Op een arbeidsintensieve manier kan een goed beeld verkregen worden van het reilen en zeilen van de congregatie in Nederland, maar ook van het grote aantal beslissingen ten aanzien van de missie dat in Nederland werd genomen en/of voorgelegd aan het generaal bestuur. Tegen het einde van de jaren vijftig lijkt het thema missie in de beraadslagingen steeds belangrijker te worden. Het lijkt erop dat er op de missiestaties maar weinig zelfstandig beslist kon worden. Zo is er informatie over allerhande aankopen, personeelsverplaatsingen en het werk dat zusters daar deden. Wat eruit springt is de informatie over de verhoudingen tussen de zusters op de missiestatie en de plaatselijke apostolisch vicaris of bisschop, met name ten aanzien van geld en verplaatsingen. Vanuit Nederland wilde de provinciale overste de lokale clerus doordringen van haar bevoegdheden en de begrenzingen aan hun macht, iets wat bij een congregatie als de Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart in de archieven helemaal niet geconstateerd kon worden.
849 Rapport voor het generaal kapittel van 1953, 1953 Ook dit stuk is in het Frans en geeft een overzicht van de congregatie als geheel op dat moment, zoals het beleid ten aanzien van verloven uit de missie, visitaties missiegebieden, specifieke informatie over de huizen van de Nederlandse provincie en financiën, bijvoorbeeld ten aanzien van bouwwerkzaamheden in Afrika. Speciaal van belang is de rapportage over de historisch gegroeide financiële verhoudingen tussen de Chefs de Mission, ofwel de clerici die de Witte Zusters hadden verzocht in het missiegebied te komen werken, vaak Witte Paters, en Witte Zusters [Dit is tijdens het Generaal Kapittel van 1947 uitgebreid behandeld, zie ook inv.nr. 852]. De onderlinge verhoudingen en de ontwikkeling daarin, zowel financieel als de geest van het apostolaat, komen daarin goed tot uitdrukking. Verder is er de zeer interessante rubriek Missions, waarin een uitgebreide analyse wordt gegeven van de politieke ontwikkelingen van Afrika en de manieren waarop de zusters hun apostolaat aan de geest des tijds moeten aanpassen door tegemoet te komen aan de wens van de eigenlandse bevolking tot ontwikkeling en beter onderwijs. Daartoe moeten de zusters hun werken aanpassen (apostolaat staat voorop, niet de perfecte organisatie van de werken: efficiëntie en opleiding eigenlandse helpers), jonge zusters op het apostolaat voorbereiden door goede studie (taalstudie, pedagogische studie mn catechismus) en een goede katholieke geest hebben om begrip te hebben voor de inheemse opstandelingen, maar zelf boven nationalisme te staan en al helemaal niet meedoen aan raciale discriminatie.
1 Bestuursarchief 1.6 Betrekkingen 1.6.1 Contacten met het Generalaat 1.6.1.2 Contacten met het Generaal Bestuur (met name Rondzendbrieven) Rondzendbrieven en raadgevingen van algemeen oversten aan de zusters, 1915-1999 In het Engels, Frans en Nederlands
100 Uittreksels uit de rondzendbrieven en raadgevingen van mère Louise-Marie, de vierde algemene overste, aan de zusters. Ingebonden. 1947-1949. In het Engels De rondzendbrieven zijn erg naar binnen gericht op alle zusters van de congregatie en bevatten allerlei directieven aan de zusters om zich naar de geest van de congregatie -en dus de interpretatie daarvan afhankelijk van tijd, plaats en persoon van de overste- te gedragen. Op die manier bieden ze zicht op opvattingen over de vormgeving en beleving van het apostolaat. Zoals No 10, C.L., January 6, 1950: Necessity of knowing the people and the language 32; nogmaals het belang van talen- en volkenkennis maar eveneens een ware internationaal geörienteerde non-discriminatoire geest in No15 Counsels, Retreat of April 1952: The Encyclical Evangelii Praecones; the spirit of our apostolate and its expression 18; ten slotte de erg naar de spiritualiteit en charisma van de congregatie gerichte No 31 Counsels, Retreat of August 1955: Missionary and African character of our Congregation; qualities needed for the apostolate 25.
1 Bestuursarchief 1.7 Leden van de Congregatie 1.7.2 Lijsten en registers betreffende leden en statistische gegevens betreffende de congregatie en de leden Enveloppen met statistische algemene informatie apostolaat van de Vice-Provincie: Tanganyika/Tanzania
760 Katechese/moraal 1948-1965 *bekeken* Per maand, per missiepost aangegeven, met vermelding van regio, vicariaat en (vice)provincie, aantallen catechumenen, gesplitst naar vrouwen en kinderen, en daarbinnen in de missie, in de klas, in de dorpen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadere Toegangen | ENK, AR-Z093 Missiezusters Onze Lieve Vrouw van Afrika
1 Bestuursarchief 1.1 Stichting en ontwikkeling 1.1.2 Kronieken
44 Gedetailleerde inhoudsopgaven op de kronieken, z.j. NB oude code was 34, waarnaar in de inventarisbeschrijvingen bij de kronieken nog naar wordt verwezen [1-3-2011 KH]
1 Bestuursarchief 1.6 Betrekkingen 1.6.1 Contacten met het Generalaat 1.6.1.1 Contacten met het Generaal Kapittel
852 Registers van de kapittels van 1895 tot en met 1953, z.j. Deze Frans geschreven nadere toegang maakt inzichtelijk dat op de kapittels volgens een gestandaardiseerd format verslaglegging werd ingebracht en besproken. Per kapittel wordt weergegeven hoe de agenda is verlopen en vervolgens een alfabetische index van behandelde onderwerpen. Zo kwam ter sprake de vraag of men eten mocht accepteren bij (huis)bezoeken aan inheemse mensen, de toelating van inheemse leden tot de congregatie, de (studie van) inheemse talen, het gebruik van de inheemse taal tijdens het postulaat, bezoek aan inheemse mensen tijdens lange tournées, catechisme in de missie, (studie van) islam en verhouding tot Afrikaanse zusters. Ook allerlei andere relevante zaken voor de missie in het algemeen zijn terug te vinden, zoals de financiën, kleding, verlof en verhouding tot de lokale clerus, in het bijzonder de Witte Paters. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archivalie elders | In het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen bevinden zich in de Verzameling Losse Archivalia de volgende stukken:
LARC 2862. Verhandelingen ‘De Congregatie van de Afrikaanse zusters in Tabora’ (Tanzania) en ‘Saint Mary's School, Tabora’, door F. van Vlijmen WP. Typescripten. 1968, z.j, 2 stukken. <?> NB: 1 exemplaar in het Engels is beschadigd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Van de hand van Joke Linders verscheen in 2008 Witte zuster in Donker Afrika. Portret van een boerenfamilie. In dit boek reconstrueert zij aan de hand van brieven, foto's, reisverslagen en documenten de geschiedenis van haar tante Aagje Wesselingh. De auteur heeft de brieven van haar tante in haar eigen woorden naverteld. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |