Zusters van de Goede Herder
Naam | Zusters van de Goede Herder |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1835-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De congregatie De Congregatie van de Zusters van de Goede Herder werd in 1644 gesticht in Caen (Frankrijk) door Jean Eudes en kreeg de naam Orde van Onze Lieve Vrouw van Liefde. De kloosters van deze congregatie verdwenen alle tijdens de Franse Revolutie. In de negentiende eeuw begon men opnieuw. In 1835 stichtte Rosa Virginia Pelletier (1796-1868; kloosternaam: moeder Maria Euphrasia) in Angers (Frankrijk) een nieuwe congregatie met de naam van Onze Lieve Vrouw van Liefde van de Goede Herder. In 1860 vestigde zij zich ook in Nederland. Een zelfstandige provincie kwam er in 1892. In 1937 telde de hele congregatie ongeveer 35 provincies en ongeveer 330 huizen. In Nederland had zij in 1932 vier huizen. De beide congregaties hebben zich altijd bezig gehouden met de zorg voor meisjes wier leefwijze niet voldeed aan de zedelijke normen van het katholicisme. Men noemde deze vrouwen vaak 'gevallen vrouwen'.
De missie De eerste buiteneuropese stichting, die overigens niet van Nederland uitging, kwam in 1842 tot stand, en wel in Louisville, Kentucky (Verenigde Staten). In 1927 vestigden Nederlandse zusters zich in Batavia.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Nolet, Katholiek Nederland, III, 268-275, Katholieke Encyclopaedie 1938, deel 24, kolom 704-705, Van Woesik, 92, Willemsen, I, par. 2-56, Pius-almanak 1960/61, 390. |
Organisatie | De congregatie wordt bestuurd door een generaal overste, en heeft provincies die geleid worden door een provinciaal overste. De generaal-overste wordt bijgestaan door een kardinaal-protector. Het generalaat bevond zich in Angers en later in Rome. De rechtspersoon is Liefdegesticht De Goede Herder, later de stichting 'De Goede Herder'.
Alle informatie is geput uit: Van Woesik, 93 en Pius-almanak 1960/61, 389-390. |
Doelstelling | Doel was 'gevallen meisjes' weer op de rails te zetten. Dit waren meisjes en jonge vrouwen die een buitenechtelijk kind gekregen hadden of anderszins een leefwijze er op na hielden die niet strookte met de katholieke huwelijksmoraal. Het voornaamste middel om ontspoorde of bedreigde meisjes terug te voeren tot de christelijke levensnormen was zelfheiliging. Daartoe legden de zusters naast de drie geloften (armoede, gehoorzaamheid en kuisheid) nog de vierde gelofte van zielenijver af. In het actieve leven kreeg dit streven vorm via onderwijs en heropvoeding. De zusters waren onder meer actief in observatie-, rehabilitatie- en tehuizen voor werkende meisjes en daarnaast in internaten voor moeilijk opvoedbare meisjes en voogdij- en regeringskinderen. |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Geen interviews. |
Meer over het archief |
|
||||||||||||||
Websites |
|
||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Klooster Sint Aegten, ENK, AR-Z117 Ursulinen van de Romeinse Unie 812 "Verslag van de Jubileum-Contact-Dagen gehouden te Bandung op 4, 5, 6 en 7 februari 1955 bij gelegenheid van de opening van het Jubeljaar; het 100-jarig vrouwelijk missiewerk in Indonesië; aankomst van de eerste Ursulinen op Java", 1955
Aanvankelijk bedoeld als viering van honderdjarig aanwezigheid van religieuzen, waarvan de Ursulinen de eerste waren, op Java, groeide de bijeenkomst uit tot een congres, waar leden van besturen van diverse congregaties hun visies gaven op verleden, heden en toekomst van het missiewerk. In die visies worden problemen aangekaart ten aanzien van de niet-Europese culturen, zoals de omgang met de islam, de adat en opvoeding van en onderwijs aan leerlingen met andere landaarden en daaraan toegeschreven eigenschappen. De bijeenkomst werd geopend en gesloten door hooggeplaatste clerici, die het congres daarmee sanctioneerden [zie ook inventarisnummer 814 Brief van P. Sigismondi, kardinaal prefect van de Voortplanting van het Geloof n.a.v het Congres, 1956].
813 "Verslag van het Tweede Congres voor vrouwelijke religieuzen werkzaam in Indonesië gehouden te Bandung van 18 t/m 24 februari", 1956 Dit congres is een vervolg op het congres gehouden in 1955, zie inventarisnummer 812. Bijzonder interessant is de bijeenkomst gewijd aan het beantwoorden van vragen van deelneemsters naar aanleiding van voorafgaande lezingen over opvoeding en verpleging (p50-54): een belangrijk besproken punt is aanpassing aan eigenlandse gewoonten en taal in allerlei opzichten.
|
||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||
Opmerkingen | De archieven gaan op termijn naar Klooster St. Aegten, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven. |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De congregatie De Congregatie van de Zusters van de Goede Herder werd in 1644 gesticht in Caen (Frankrijk) door Jean Eudes en kreeg de naam Orde van Onze Lieve Vrouw van Liefde. De kloosters van deze congregatie verdwenen alle tijdens de Franse Revolutie. In de negentiende eeuw begon men opnieuw. In 1835 stichtte Rosa Virginia Pelletier (1796-1868; kloosternaam: moeder Maria Euphrasia) in Angers (Frankrijk) een nieuwe congregatie met de naam van Onze Lieve Vrouw van Liefde van de Goede Herder. In 1860 vestigde zij zich ook in Nederland. Een zelfstandige provincie kwam er in 1892. In 1937 telde de hele congregatie ongeveer 35 provincies en ongeveer 330 huizen. In Nederland had zij in 1932 vier huizen. De beide congregaties hebben zich altijd bezig gehouden met de zorg voor meisjes wier leefwijze niet voldeed aan de zedelijke normen van het katholicisme. Men noemde deze vrouwen vaak 'gevallen vrouwen'.
De missie De eerste buiteneuropese stichting, die overigens niet van Nederland uitging, kwam in 1842 tot stand, en wel in Louisville, Kentucky (Verenigde Staten). In 1927 vestigden Nederlandse zusters zich in Batavia.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Nolet, Katholiek Nederland, III, 268-275, Katholieke Encyclopaedie 1938, deel 24, kolom 704-705, Van Woesik, 92, Willemsen, I, par. 2-56, Pius-almanak 1960/61, 390. |
Organisatie | De congregatie wordt bestuurd door een generaal overste, en heeft provincies die geleid worden door een provinciaal overste. De generaal-overste wordt bijgestaan door een kardinaal-protector. Het generalaat bevond zich in Angers en later in Rome. De rechtspersoon is Liefdegesticht De Goede Herder, later de stichting 'De Goede Herder'.
Alle informatie is geput uit: Van Woesik, 93 en Pius-almanak 1960/61, 389-390. |
Doelstelling | Doel was 'gevallen meisjes' weer op de rails te zetten. Dit waren meisjes en jonge vrouwen die een buitenechtelijk kind gekregen hadden of anderszins een leefwijze er op na hielden die niet strookte met de katholieke huwelijksmoraal. Het voornaamste middel om ontspoorde of bedreigde meisjes terug te voeren tot de christelijke levensnormen was zelfheiliging. Daartoe legden de zusters naast de drie geloften (armoede, gehoorzaamheid en kuisheid) nog de vierde gelofte van zielenijver af. In het actieve leven kreeg dit streven vorm via onderwijs en heropvoeding. De zusters waren onder meer actief in observatie-, rehabilitatie- en tehuizen voor werkende meisjes en daarnaast in internaten voor moeilijk opvoedbare meisjes en voogdij- en regeringskinderen. |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Geen interviews. |
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||
Websites |
|
||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Klooster Sint Aegten, ENK, AR-Z117 Ursulinen van de Romeinse Unie 812 "Verslag van de Jubileum-Contact-Dagen gehouden te Bandung op 4, 5, 6 en 7 februari 1955 bij gelegenheid van de opening van het Jubeljaar; het 100-jarig vrouwelijk missiewerk in Indonesië; aankomst van de eerste Ursulinen op Java", 1955
Aanvankelijk bedoeld als viering van honderdjarig aanwezigheid van religieuzen, waarvan de Ursulinen de eerste waren, op Java, groeide de bijeenkomst uit tot een congres, waar leden van besturen van diverse congregaties hun visies gaven op verleden, heden en toekomst van het missiewerk. In die visies worden problemen aangekaart ten aanzien van de niet-Europese culturen, zoals de omgang met de islam, de adat en opvoeding van en onderwijs aan leerlingen met andere landaarden en daaraan toegeschreven eigenschappen. De bijeenkomst werd geopend en gesloten door hooggeplaatste clerici, die het congres daarmee sanctioneerden [zie ook inventarisnummer 814 Brief van P. Sigismondi, kardinaal prefect van de Voortplanting van het Geloof n.a.v het Congres, 1956].
813 "Verslag van het Tweede Congres voor vrouwelijke religieuzen werkzaam in Indonesië gehouden te Bandung van 18 t/m 24 februari", 1956 Dit congres is een vervolg op het congres gehouden in 1955, zie inventarisnummer 812. Bijzonder interessant is de bijeenkomst gewijd aan het beantwoorden van vragen van deelneemsters naar aanleiding van voorafgaande lezingen over opvoeding en verpleging (p50-54): een belangrijk besproken punt is aanpassing aan eigenlandse gewoonten en taal in allerlei opzichten.
|
||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||
Opmerkingen | De archieven gaan op termijn naar Klooster St. Aegten, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven. |