Diocesaan Missie Comité aartsbisdom Utrecht
Naam | Diocesaan Missie Comité aartsbisdom Utrecht |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1918-1967 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | Centralisatie van de missieactie Vanaf 1914 gaan priesters als J.L. Janssen cssr, L. van Rijckevorsel sj en mgr. Hermus ervoor pleiten dat de seculiere geestelijkheid zich meer gaat inzetten voor de missie in zijn algemeenheid, dus niet alleen die in de Nederlandse koloniën. De priesters in de parochies moesten de gelovigen aansporen meer aan de missie te doen. In de praktijk betekende dat vooral dat zij meer geld aan de missie moesten geven en dat dan bij voorkeur aan de drie algemene, pauselijke missieorganisaties (Genootschap tot Voortplanting des Geloofs, Genootschap van de H. Kindsheid en Liefdewerk van de H. Petrus) en pas op de tweede plaats aan de Indische Missievereniging en aan de organisaties van de missionerende congregaties. Drijvende kracht achter deze beweging, die door de Propaganda Fide krachtig werd gesteund en geleid, was in Nederland mgr. A. Hermus, directeur van het katholieke doofstommengesticht in St. Michielsgestel. Resultaat was dat er in elk bisdom een Diocesaan Missie Comité werd gesticht. Het eerste was dat van het bisdom 's-Hertogenbosch in 1917, Haarlem sloot in 1919 de rij. Als overkoepeling wordt in 1919 de Priestermissiebond opgericht. De diocesane comités worden afdelingen van de Bond. Al deze organisaties waren bestemd voor de seculiere priesters. In 1923 komt er als kroon op het werk een nationaal bureau in Den Haag met mgr. J. Pompen als eerste directeur. Vanaf 1927 heet dit het Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken in Den Haag. In het kielzog van deze beweging ontstonden er tijdens het Interbellum tal van categorale missieorganisaties die propaganda maakten en geld ophaalden.
Het diocesaan comité in Utrecht Het aartsbisdom Utrecht richtte op 25 mei 1918 een Diocesaan Missie Comité (DCM) op (Willemsen OV07). Het zamelde geld in voor de drie pauselijke genootschappen. (Van den Eerenbeemt, Missie-Actie, 125-142 en Willemsen (2005) 31-53 en 38-39). |
Organisatie | Het comité werd voorgezeten door een director, net als de leden een seculier priester. Het secretariaat van de Priester Missie Bond (vanaf 1927 Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken) coördineerde de activiteiten. |
Doelstelling | De doelstellingen van het comité waren missionaire voorlichting en educatie op diocesaan niveau (Willemsen OV07). |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||
Periodieken |
|
Meer over het archief |
|
||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||
Opmerkingen | In deze gids zijn alleen de diocesane comités van het aartsbisdom Utrecht en het bisdom 's-Hertogenbosch opgenomen. De andere bisdommen hadden soortgelijke comités. |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | Centralisatie van de missieactie Vanaf 1914 gaan priesters als J.L. Janssen cssr, L. van Rijckevorsel sj en mgr. Hermus ervoor pleiten dat de seculiere geestelijkheid zich meer gaat inzetten voor de missie in zijn algemeenheid, dus niet alleen die in de Nederlandse koloniën. De priesters in de parochies moesten de gelovigen aansporen meer aan de missie te doen. In de praktijk betekende dat vooral dat zij meer geld aan de missie moesten geven en dat dan bij voorkeur aan de drie algemene, pauselijke missieorganisaties (Genootschap tot Voortplanting des Geloofs, Genootschap van de H. Kindsheid en Liefdewerk van de H. Petrus) en pas op de tweede plaats aan de Indische Missievereniging en aan de organisaties van de missionerende congregaties. Drijvende kracht achter deze beweging, die door de Propaganda Fide krachtig werd gesteund en geleid, was in Nederland mgr. A. Hermus, directeur van het katholieke doofstommengesticht in St. Michielsgestel. Resultaat was dat er in elk bisdom een Diocesaan Missie Comité werd gesticht. Het eerste was dat van het bisdom 's-Hertogenbosch in 1917, Haarlem sloot in 1919 de rij. Als overkoepeling wordt in 1919 de Priestermissiebond opgericht. De diocesane comités worden afdelingen van de Bond. Al deze organisaties waren bestemd voor de seculiere priesters. In 1923 komt er als kroon op het werk een nationaal bureau in Den Haag met mgr. J. Pompen als eerste directeur. Vanaf 1927 heet dit het Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken in Den Haag. In het kielzog van deze beweging ontstonden er tijdens het Interbellum tal van categorale missieorganisaties die propaganda maakten en geld ophaalden.
Het diocesaan comité in Utrecht Het aartsbisdom Utrecht richtte op 25 mei 1918 een Diocesaan Missie Comité (DCM) op (Willemsen OV07). Het zamelde geld in voor de drie pauselijke genootschappen. (Van den Eerenbeemt, Missie-Actie, 125-142 en Willemsen (2005) 31-53 en 38-39). |
Organisatie | Het comité werd voorgezeten door een director, net als de leden een seculier priester. Het secretariaat van de Priester Missie Bond (vanaf 1927 Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken) coördineerde de activiteiten. |
Doelstelling | De doelstellingen van het comité waren missionaire voorlichting en educatie op diocesaan niveau (Willemsen OV07). |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||
Periodieken |
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||
Opmerkingen | In deze gids zijn alleen de diocesane comités van het aartsbisdom Utrecht en het bisdom 's-Hertogenbosch opgenomen. De andere bisdommen hadden soortgelijke comités. |