Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960

 
English | Nederlands

Commissie tot de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië

Naam Commissie tot de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië
Naamsvarianten
  • Indische Commissie
  • Haagsche Commissie
Periode 1815 - 1959
Denominatie Nederlands Hervormd / Evangelisch-Luthers
Org Zending

Korte geschiedenis

In 1815 stelde koning Willem I een 'Provisioneele Commissie voor de zaken der Hervormde Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië' in. In 1820 kwam een definitieve regeling tot stand met de instellling van de Commissie voor de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië'. Deze laatste commissie stond onder toezicht van het departement voor de Zaken der Hervromde Kerk, dat zich weer moest verstaan met het departement van Koloniën.

De Haagse of Indische Commissie was bedoeld als de schakel tussen de regering en de protestantse kerken in Nederland. De commissie deed voordrachten voor de benoeming van predikanten voor Ned. Indië en bevestigde predikanten die door de Kroon voor Indië waren benoemd. Niet minder belangrijk was de ordening van kwekelingen van het Nederlands Zendelinggenootschap zendeling-leraar. Het NZG was namelijk als vereniging volgens eigen inzicht onbevoegd die ordening zelf ter hand te nemen. Op de Hervormde synode van 1817 was, op aandrang van de koning, door het NZG daarom voorgesteld de commissie te verzoeken de kwekelingen te examineren en te ordenen voor het bedienen van de sacramenten (Doop en Heilig Avondmaal) in gemeenten uit 'de heidenen'. De synode verleende de commissie toen de bevoegdheid om zendelingen van het Nederlandsch Zendeling Genootschap te examineren en te bevestigen. Een belangrijke beperking hierbij was de onbevoegdheid de sacramenten in 'niet-heidense' gemeenten te bedienen. Dat betekende dat zendelingen na terugkeer naar Nederland geen sacramenten konden toedienen.

De andere corporaties namen deze gang van zaken gedeeltelijk over. Het STC liet zijn kwekelingen door de commissie ordenen. De Utrechtsche Zendingsvereeniging (UZV) en de Nederlandsche Zendingsvereeniging (NZV) hadden zo hun bedenkingen bij de ordening van de Haagse Commissie, die immers ook geen strikt kerkelijk instituut was, maar doordat alleen door de commissie geordende kwekelingen actief konden zijn in de Indische Kerk gingen UZV en NZV al vrij snel overstag. Het zou tot 1947 duren voordat (oud-)zendelingen van de Samenwerkende Zendingscorporaties en Gereformeerde Zendingsbond dezelfde rechten kregen als 'gewone' predikanten.

Ook werd de Haagse Commissie geacht geregeld te corresponderen met de kerken in Ned. Indië, en met bijbel- en zendingsgenootschappen, bestuurscolleges van protestantse kerkgenootschappen, theologische faculteiten en hoogleraren in Nederland.  In de West had de commissie aanzienlijk minder invloed, maar ook daar besliste zij met name vaak in geschillen en werden activiteiten gestimuleerd.

Na de administratieve scheiding van kerk en staat in de koloniën in 1935 werd het werk voor Ned.Indië stopgezet. Voor West-Indie bleef de commissie, met geleidelijk minder invloed, haar werk voortzetten tot 1959. (Bronnen: De Protestantse Kerk op de Banda-eilanden, Inventaris Haagse Commissie, Van Randwijck, Handelen en denken in dienst der zending, 161).

De Commissie bouwde inhoudelijk gezien voort op het voor 1800 bestaande College der Indische Deputaten (Lion Cachet, Land en kerk, 30).

Organisatie

De commissie werd onder het toezicht van het departement voor de zaken der Hervormde Kerk gesteld, dat zijn handelen diende af te stemmen op dat van het departement van Koophandel en Koloniën, het latere ministerie van Koloniën. De commissie rapporteerde over alle zaken die haar door deze departementen werden voorgelegd, en was bevoegd voorstellen te doen in het belang van de Indische kerken. Vanaf 1820 bestond de Commissie uit zeven leden waaronder vijf werkelijk dienstdoende predikanten. De voorkeur ging daarnaast uit naar de secretarissen van de Algemene Hervormde en de Evangelisch Lutherse Synode en van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland.  Vanaf 1835 liep de communicatie van de commissie met het protestantse kerkbestuur te Batavia via de gouverneur-generaal. De commissie vertegenwoordigde dan ook het Protestants Kerkbestuur op de Algemene Synode der Hervormde Kerk in Nederland.

Doelstelling

Behartiging van de kerkelijke belangen in de koloniën

Taken en activiteiten
  • Ondersteuning
Voorloper
  • Voor 1815: Deputati ad res Indica / 1815: Provisioneele Commissie tot de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië (1815-1820)
Continenten
  • Latijns Amerika
  • Azië
Lokatie
  • Nederlands Indië
Selectie uit de literatuur
Titel
  • De Protestantsche kerk in Nederlandsch-Indië : haar ontwikkeling van 1620-1939
Auteur
  • Carel Wessel Theodorus Boetzelaer van Dubbeldam baron van
Paginering
  • xxxii, 488 p
Uitgever
  • 's-Gravenhage : M. Nijhoff
Jaar van uitgave
  • 1947

Titel
  • Land en kerk in Nederlandsch-Indië : historisch-staatsrechtelijke schets / door Carel Lion Cachet
Auteur
  • Carel Adolph Lion Cachet (1864-1945)
Paginering
  • [VI], 149 p
Uitgever
  • Leiden : "Luctor et Emergo"
Jaar van uitgave
  • 1933
Meer over het archief
Beschrijving archief

Het archief van de Commissie tot de zaken der protestantse kerken in Nederlands Oost- en West-Indië bevat o.a. notulen en bijlagen, stukken betreffende de instelling van de commissie, verslagen van de werkzaamheden, financiële stukken, stukken over de werving en de positie van predikanten in de koloniën, diverse stukken betreffende de beslechting van geschillen en een nota omtrent de interne verhoudingen en organisatie van de protestantse kerken in West-Indië. Ook bevinden zich in dit archief een aantal kaarten van Nederlandsch-Indië, waarop ingetekend de rechterlijke organisatie (1883) en het zendingsgebied van de protestantse kerk (ca. 1930). Verder zijn er onder de rubriek documentatie diverse verslagen, over de Protestantse kerk in Nederlands-Indië, de Indische kerken en de werkzaamheden der commissie en tevens zijn er kranten en krantenknipsels betreffende de godsdienst in de koloniën.

Bewaarplaats Nationaal Archief, Den Haag
Periode archief 1815-1958
Openbaarheid openbaar
Omvang 4,3 meter; 130 inventarisnummers
Toegang soort
  • Inventaris met inleiding
Opmerkingen toegang soort Digitaal beschikbaar
Toegang titel Inventaris van het archief van de Commissie tot de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië
Bijzondere relevantie
Toon

Verberg

Bijzonder relevantie hebben de stukken met betrekking op de aanstelling en instructie van predikanten, de verhouding en organisatie van de protestantse kerken in Nederlands-Indie en de beslechting van geschilllen.

Vermeldeswaard zijn:

 

1-8.

Notulen,1815-1940,1947,1949
 

 

79.

Ingekomen brieven van predikanten, verzoekende naar Nederlands Oost- of West-Indië te worden uitgezonden, met tafel van de namen der

sollicitanten, 1891-1908, 1942, 1947. 1 omslag

Beslechting van geschillen

 

87.

Minuten en concepten van uitgaande brieven aan het ministerie van Koloniën betreffende de reglementaire beslechting van kerkelijke geschillen in West-Indië en devoorstellen van het bestuur van de Protestantse kerken in Nederlands-Indië om bij de reorganisatie van de kerk de staats invloed te verminderen, 1900-1923,z.j 1omslag


xx. Eerste tot en met zeventiende brief (uitzee) door ds. A.J.Ph. Winoldde Wilde te Paramaribo betreffende leven en kerk in Suriname, overdrukken uit de Provinciale Groningsche Courant,1886-1888.

 

Audio-visueel materiaal

105A.

Foto's van protestantse kerken, scholen en ziekenhuizen en daarbij betrokken personen in Nederlands-Indië, alsmede lijsten van cliché's,

c. 1921-c. 1945.

 

76.

Kaarten van Nederlandsch-Indië , waarop ingetekend de rechterlijke organisatie, 1883, en het zendingsgebied van de protestantse kerk,

(ca. 1930)

Verwijzing naar andere archiefvormers
Opmerkingen

In 1959 werden de activiteiten van de commissie gestaakt, maar officieel is de commissie nooit opgeheven.

Informatiewaarde Interressant archief

Geschiedenis

Korte geschiedenis

In 1815 stelde koning Willem I een 'Provisioneele Commissie voor de zaken der Hervormde Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië' in. In 1820 kwam een definitieve regeling tot stand met de instellling van de Commissie voor de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië'. Deze laatste commissie stond onder toezicht van het departement voor de Zaken der Hervromde Kerk, dat zich weer moest verstaan met het departement van Koloniën.

De Haagse of Indische Commissie was bedoeld als de schakel tussen de regering en de protestantse kerken in Nederland. De commissie deed voordrachten voor de benoeming van predikanten voor Ned. Indië en bevestigde predikanten die door de Kroon voor Indië waren benoemd. Niet minder belangrijk was de ordening van kwekelingen van het Nederlands Zendelinggenootschap zendeling-leraar. Het NZG was namelijk als vereniging volgens eigen inzicht onbevoegd die ordening zelf ter hand te nemen. Op de Hervormde synode van 1817 was, op aandrang van de koning, door het NZG daarom voorgesteld de commissie te verzoeken de kwekelingen te examineren en te ordenen voor het bedienen van de sacramenten (Doop en Heilig Avondmaal) in gemeenten uit 'de heidenen'. De synode verleende de commissie toen de bevoegdheid om zendelingen van het Nederlandsch Zendeling Genootschap te examineren en te bevestigen. Een belangrijke beperking hierbij was de onbevoegdheid de sacramenten in 'niet-heidense' gemeenten te bedienen. Dat betekende dat zendelingen na terugkeer naar Nederland geen sacramenten konden toedienen.

De andere corporaties namen deze gang van zaken gedeeltelijk over. Het STC liet zijn kwekelingen door de commissie ordenen. De Utrechtsche Zendingsvereeniging (UZV) en de Nederlandsche Zendingsvereeniging (NZV) hadden zo hun bedenkingen bij de ordening van de Haagse Commissie, die immers ook geen strikt kerkelijk instituut was, maar doordat alleen door de commissie geordende kwekelingen actief konden zijn in de Indische Kerk gingen UZV en NZV al vrij snel overstag. Het zou tot 1947 duren voordat (oud-)zendelingen van de Samenwerkende Zendingscorporaties en Gereformeerde Zendingsbond dezelfde rechten kregen als 'gewone' predikanten.

Ook werd de Haagse Commissie geacht geregeld te corresponderen met de kerken in Ned. Indië, en met bijbel- en zendingsgenootschappen, bestuurscolleges van protestantse kerkgenootschappen, theologische faculteiten en hoogleraren in Nederland.  In de West had de commissie aanzienlijk minder invloed, maar ook daar besliste zij met name vaak in geschillen en werden activiteiten gestimuleerd.

Na de administratieve scheiding van kerk en staat in de koloniën in 1935 werd het werk voor Ned.Indië stopgezet. Voor West-Indie bleef de commissie, met geleidelijk minder invloed, haar werk voortzetten tot 1959. (Bronnen: De Protestantse Kerk op de Banda-eilanden, Inventaris Haagse Commissie, Van Randwijck, Handelen en denken in dienst der zending, 161).

De Commissie bouwde inhoudelijk gezien voort op het voor 1800 bestaande College der Indische Deputaten (Lion Cachet, Land en kerk, 30).

Organisatie

De commissie werd onder het toezicht van het departement voor de zaken der Hervormde Kerk gesteld, dat zijn handelen diende af te stemmen op dat van het departement van Koophandel en Koloniën, het latere ministerie van Koloniën. De commissie rapporteerde over alle zaken die haar door deze departementen werden voorgelegd, en was bevoegd voorstellen te doen in het belang van de Indische kerken. Vanaf 1820 bestond de Commissie uit zeven leden waaronder vijf werkelijk dienstdoende predikanten. De voorkeur ging daarnaast uit naar de secretarissen van de Algemene Hervormde en de Evangelisch Lutherse Synode en van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland.  Vanaf 1835 liep de communicatie van de commissie met het protestantse kerkbestuur te Batavia via de gouverneur-generaal. De commissie vertegenwoordigde dan ook het Protestants Kerkbestuur op de Algemene Synode der Hervormde Kerk in Nederland.

Doelstelling

Behartiging van de kerkelijke belangen in de koloniën

Taken en activiteiten
  • Ondersteuning
Voorloper
  • Voor 1815: Deputati ad res Indica / 1815: Provisioneele Commissie tot de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië (1815-1820)

Geografie

Continenten
  • Latijns Amerika
  • Azië
Lokatie
  • Nederlands Indië

Niet-archivalische bronnen

Selectie uit de literatuur
Titel
  • De Protestantsche kerk in Nederlandsch-Indië : haar ontwikkeling van 1620-1939
Auteur
  • Carel Wessel Theodorus Boetzelaer van Dubbeldam baron van
Paginering
  • xxxii, 488 p
Uitgever
  • 's-Gravenhage : M. Nijhoff
Jaar van uitgave
  • 1947

Titel
  • Land en kerk in Nederlandsch-Indië : historisch-staatsrechtelijke schets / door Carel Lion Cachet
Auteur
  • Carel Adolph Lion Cachet (1864-1945)
Paginering
  • [VI], 149 p
Uitgever
  • Leiden : "Luctor et Emergo"
Jaar van uitgave
  • 1933

Het archief

Meer over het archief
Beschrijving archief

Het archief van de Commissie tot de zaken der protestantse kerken in Nederlands Oost- en West-Indië bevat o.a. notulen en bijlagen, stukken betreffende de instelling van de commissie, verslagen van de werkzaamheden, financiële stukken, stukken over de werving en de positie van predikanten in de koloniën, diverse stukken betreffende de beslechting van geschillen en een nota omtrent de interne verhoudingen en organisatie van de protestantse kerken in West-Indië. Ook bevinden zich in dit archief een aantal kaarten van Nederlandsch-Indië, waarop ingetekend de rechterlijke organisatie (1883) en het zendingsgebied van de protestantse kerk (ca. 1930). Verder zijn er onder de rubriek documentatie diverse verslagen, over de Protestantse kerk in Nederlands-Indië, de Indische kerken en de werkzaamheden der commissie en tevens zijn er kranten en krantenknipsels betreffende de godsdienst in de koloniën.

Bewaarplaats Nationaal Archief, Den Haag
Periode archief 1815-1958
Openbaarheid openbaar
Omvang 4,3 meter; 130 inventarisnummers
Toegang soort
  • Inventaris met inleiding
Opmerkingen toegang soort Digitaal beschikbaar
Toegang titel Inventaris van het archief van de Commissie tot de Zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West-Indië
Bijzondere relevantie

Bijzonder relevantie hebben de stukken met betrekking op de aanstelling en instructie van predikanten, de verhouding en organisatie van de protestantse kerken in Nederlands-Indie en de beslechting van geschilllen.

Vermeldeswaard zijn:

 

1-8.

Notulen,1815-1940,1947,1949
 

 

79.

Ingekomen brieven van predikanten, verzoekende naar Nederlands Oost- of West-Indië te worden uitgezonden, met tafel van de namen der

sollicitanten, 1891-1908, 1942, 1947. 1 omslag

Beslechting van geschillen

 

87.

Minuten en concepten van uitgaande brieven aan het ministerie van Koloniën betreffende de reglementaire beslechting van kerkelijke geschillen in West-Indië en devoorstellen van het bestuur van de Protestantse kerken in Nederlands-Indië om bij de reorganisatie van de kerk de staats invloed te verminderen, 1900-1923,z.j 1omslag


xx. Eerste tot en met zeventiende brief (uitzee) door ds. A.J.Ph. Winoldde Wilde te Paramaribo betreffende leven en kerk in Suriname, overdrukken uit de Provinciale Groningsche Courant,1886-1888.

 

Audio-visueel materiaal

105A.

Foto's van protestantse kerken, scholen en ziekenhuizen en daarbij betrokken personen in Nederlands-Indië, alsmede lijsten van cliché's,

c. 1921-c. 1945.

 

76.

Kaarten van Nederlandsch-Indië , waarop ingetekend de rechterlijke organisatie, 1883, en het zendingsgebied van de protestantse kerk,

(ca. 1930)

Verwijzing naar andere archiefvormers
Opmerkingen

In 1959 werden de activiteiten van de commissie gestaakt, maar officieel is de commissie nooit opgeheven.

Informatiewaarde Interressant archief