Franciscanessen "Alles voor Allen"
Naam | Franciscanessen "Alles voor Allen" |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1826-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De Zusters Penitenten-Recollectinen Uit de stichting van Franciscus van Assisi ontstonden al in de middeleeuwen diverse groepen kloosters doordat de meningen over hoe streng de regel moest worden toegepast verschilden. Een van deze op strenge onderhouding gerichte bewegingen was die van de Zusters Penitenten-Recolettinen. Onderdeel daarvan was een groep kloosters die in 1623 ontstond en de naam kreeg van Reform van Limburg. Deze zusters leiden een contemplatief bestaan in een slotklooster. Uit de Reform van Limburg zijn na 1795 voortgekomen: de Franciscanessen van Oirschot (1797) en de Franciscanessen van Dongen (1801). Uit deze twee congregaties ontstonden door afsplitsingen weer veel nieuwe congregaties. We onderscheiden twee families. De eerste ontstond uit de Franciscanessen van Oirschot: de Franciscanessen van Oisterwijk (1844) en de Franciscanessen van Gemert (1848). De aanvankelijke zelfstandige communiteiten in Oisterwijk en Gemert werden in 1891 weer ondergeschikt aan het moederhuis te Oirschot. De tweede familie ontstond uit de Franciscanessen van Dongen: de Franciscanessen van Etten (1820), de Franciscanessen van Roosendaal (1832) en de Franciscanessen van Oudenbosch (1838). Uiteindelijk ontstonden in het kleine bisdom Breda acht zustercongregaties die tot deze groep behoorden, en wel de congregaties van: Dongen, Etten-Leur, Roosendaal, Oudenbosch, Bergen op Zoom (voortgekomen uit Bredase gasthuiszusters), Roosendaal en twee in Breda (de zusters van Mater Dei [Moeder van God] die gespecialiseerd waren in ziekenhuiszorg en het St. Elisabethgesticht voortgekomen uit de zusters van Mater Dei. Buiten het bisdom Breda ontstonden de congregaties in Bennebroek (eveneens afgescheiden van de gasthuiszusters van Breda) en Veghel.
De congregatie De congregatie 'Alles voor Allen' werd in 1826 in Breda gesticht door Barbara (moeder Maria Theresia) Saelmaeckers (1797-1886), Anna Maria Saelmaeckers en Catharina Corbusie en de apostolisch-vicaris, later bisschop van Breda mgr. Joannes van Hooydonk (1782-1868). Directe aanleiding was de behoefte van de regenten van het Gasthuis in Breda aan verplegend personeel. Na enig zoeken meldden de regenten zich bij de Franciscanessen van Dongen en via tussenkomst van de overste werden in Leuven de drie vrouwen bereid gevonden om naar Breda te komen. De al in het Gasthuis aanwezige Catharina Brouwers voegde zich bij hen.
De missie Nederlandse Antillen De zusters waren van 1855 tot 1988 actief op de Nederlandse Antillen. Via de bisschop van Breda Van Hooydonk ontvingen zij het verzoek van apostolisch vicaris van Willemstad (Curacao), mgr. Niewindt, om de verpleging in het pas opgerichte gasthuis in Otrabanda, een wijk in Willemstad, op zich te nemen. Binnen drie maanden na het verzoek waren de zusters actief op dit eiland, waar zij evenals in Breda in het gasthuis woonden. Al in 1856 werden de werkzaamheden uitgebreid met zorg voor leprapatiënten en geestelijk gehandicapten. Sinds 1882 werden de leprapatiënten en de geestelijk gehandicapten gescheiden behandeld op het terrein Zaquito in de buurt van het gasthuis. In 1936 breidden de zusters nog uit naar Groot Kwartier, waar zij in het gelijknamige rustoord (in de volksmond Monte Christo genoemd) geestelijk gehandicapten verzorgden. Deze instelling was gebouwd op last van het gouvernement, maar de verpleging werd gedaan door de zusters. Nog in de jaren zestig werkten er 90 zusters op drie missiestaties in Curaçao. Zij bedienden daar het St. Elisabeth Hospitaal, het Krankzinnigengesticht in Groot Kwartier en het Melaatsengesticht 'Zaquito'. Overigens bestond tegen die tijd het merendeel van het verplegend personeel uit leken. Tanzania en Uganda Na een uiteenzetting van rector van het moederhuis mgr. W. Koenraadt, eveneens vicaris-generaal van de bisschop van Breda, over de bloeiende kerk in Afrika waren de zusters enthousiast geraakt en er werd besloten tot een oriëntatiereis. Uiteindelijk stemde het algemeen bestuur in met een ziekenhuis in Rubya (1956-1991) in het bisdom Bukoba (Tanzania) en een ziekenhuis in Mutolere (1956-1995) in het bisdom Kabale (Uganda). Bij beide stichtingen werkten zij samen met de Witte Paters.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Willemsen, I, par. 2-12, Pius-almanak 1960/61, 431 en 457, Sponselee-De Meester, "Alles voor Allen", en Willemsen, Nederlandse missionarissen.
|
Organisatie | De congregatie De oprichters stichtten een congregatie die de regel van de Derde Orde van Franciscus en de constituties van de Reform van Limburg (zie boven) aannam. Bij oprichting viel de congregatie onder directe verantwoordelijkheid van de apostolisch vicaris van Breda, Joannes van Hooydonk. Hij was tevens geestelijk leider en werd door de zusters aangeduid als directeur. Het gasthuis stond formeel onder bestuur van regenten, maar zoals vaker voorkwam waren de bevoegdheden van de congregatie en de regenten aanvankelijk niet goed afgebakend. Oprichting van de rechtspersoon genaamd 'Alles voor Allen' in 1855 maakte dat de zusters rechtspersoonlijkheid verkregen en zo onafhankelijk van de gasthuisstichting bijvoorbeeld onroerende goederen konden aankopen. Bijna alle bezittingen gingen toen van de regenten over in handen van de congregatie en ook ontplooiden de zusters meer werkzaamheden dan de regenten oorspronkelijk van plan waren. In 1886 liep dit uit op het aftreden van het college van regenten. Het gasthuis werd voortaan bestuurd door enkele parochiepastoors samen met de rector van de congregatie. De congregatie was diocesaan, wat inhield dat de geestelijke leiding berustte bij de bisschop van Breda. Goedkeuring van de bisschop was onder meer vereist voor toelating tot de professie, het stichten van een onderhorig huis, maar ook voor kleinigheden zoals de vervanging van wollen door katoenen hemden. Met de opening van het eerste succursaalhuis in Oosterhout in 1837 kwam er een algemeen overste. Sinds 1839 kreeg de congregatie de eerste vaste en inwonende rector. De missie in Afrika viel onder bestuur van de plaatselijke bisschoppen.
Algemeen-oversten (met tussen haakjes de kloosternaam)
Barbara Saelmaeckers 1830-1842 (zr. Theresia) Catharina Corbusie 1842-1853(zr. Constantia) Johanna Willems 1853-1868 (zr. Regina) Geraldine Kloon 1868-1894 (zr. Alphonse) Julie Sophie Claeys 1894-1927 (zr. Ignatia) Johanna Maria Kooyman 1927-1951 (zr. Cherubina) Elisabeth Petronella Maria van Gool 1951-1957 (zr. Wilhelmina) Johanna Adriana Maria Janssen 1957-1969 (zr. Mechtildis) (Sponselee-De Meester, "Alles voor allen", 219)
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, Pius-almanak 1960/61, 360, Sponselee-De Meester, "Alles voor Allen". |
Doelstelling | De verpleging van zieken en ouderen nam een prominente plaats in in de doelstellingen van de congregatie. Deze doelstelling strekte zich ook uit tot het missiewerk. Voor de missie in Rubya waren specifiek als doelstellingen aangegeven mensen mondiger te maken, hen kennis laten maken met Christus en medische zorg en de bevolking binnen vijfentwintig jaar klaarmaken voor zelfwerkzaamheid. Africanisering was hierbij de gebruikte term. |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||
Periodieken |
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Dagboeken
1.5/21. Dagboek van zr. Wilhelmina en Clarentie over hun reis naar Afrika van 3 mei - 19 juni 1955. 1955. 1 omslag
Kronieken
1.5/24. Kroniek over het ontstaan van de missiepost in Mutolere (1957). ca. 1957. 1 stuk
2.2.2.2/1. Kroniek van de leef- en werkomstandigheden 1855-1882, alsmede een korte levensbeschrijving van mgr. Kieckens, bisschop van Curaçao. 1855-1882. 1 omslag
2.2.2.2/2-7. Kroniek van de leef-en werkomstandigheden 1855-1968. 5 omslagen NB. bijlage bij nr. 4 het boekje "Curaçao en de oorlog".
|
||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De Zusters Penitenten-Recollectinen Uit de stichting van Franciscus van Assisi ontstonden al in de middeleeuwen diverse groepen kloosters doordat de meningen over hoe streng de regel moest worden toegepast verschilden. Een van deze op strenge onderhouding gerichte bewegingen was die van de Zusters Penitenten-Recolettinen. Onderdeel daarvan was een groep kloosters die in 1623 ontstond en de naam kreeg van Reform van Limburg. Deze zusters leiden een contemplatief bestaan in een slotklooster. Uit de Reform van Limburg zijn na 1795 voortgekomen: de Franciscanessen van Oirschot (1797) en de Franciscanessen van Dongen (1801). Uit deze twee congregaties ontstonden door afsplitsingen weer veel nieuwe congregaties. We onderscheiden twee families. De eerste ontstond uit de Franciscanessen van Oirschot: de Franciscanessen van Oisterwijk (1844) en de Franciscanessen van Gemert (1848). De aanvankelijke zelfstandige communiteiten in Oisterwijk en Gemert werden in 1891 weer ondergeschikt aan het moederhuis te Oirschot. De tweede familie ontstond uit de Franciscanessen van Dongen: de Franciscanessen van Etten (1820), de Franciscanessen van Roosendaal (1832) en de Franciscanessen van Oudenbosch (1838). Uiteindelijk ontstonden in het kleine bisdom Breda acht zustercongregaties die tot deze groep behoorden, en wel de congregaties van: Dongen, Etten-Leur, Roosendaal, Oudenbosch, Bergen op Zoom (voortgekomen uit Bredase gasthuiszusters), Roosendaal en twee in Breda (de zusters van Mater Dei [Moeder van God] die gespecialiseerd waren in ziekenhuiszorg en het St. Elisabethgesticht voortgekomen uit de zusters van Mater Dei. Buiten het bisdom Breda ontstonden de congregaties in Bennebroek (eveneens afgescheiden van de gasthuiszusters van Breda) en Veghel.
De congregatie De congregatie 'Alles voor Allen' werd in 1826 in Breda gesticht door Barbara (moeder Maria Theresia) Saelmaeckers (1797-1886), Anna Maria Saelmaeckers en Catharina Corbusie en de apostolisch-vicaris, later bisschop van Breda mgr. Joannes van Hooydonk (1782-1868). Directe aanleiding was de behoefte van de regenten van het Gasthuis in Breda aan verplegend personeel. Na enig zoeken meldden de regenten zich bij de Franciscanessen van Dongen en via tussenkomst van de overste werden in Leuven de drie vrouwen bereid gevonden om naar Breda te komen. De al in het Gasthuis aanwezige Catharina Brouwers voegde zich bij hen.
De missie Nederlandse Antillen De zusters waren van 1855 tot 1988 actief op de Nederlandse Antillen. Via de bisschop van Breda Van Hooydonk ontvingen zij het verzoek van apostolisch vicaris van Willemstad (Curacao), mgr. Niewindt, om de verpleging in het pas opgerichte gasthuis in Otrabanda, een wijk in Willemstad, op zich te nemen. Binnen drie maanden na het verzoek waren de zusters actief op dit eiland, waar zij evenals in Breda in het gasthuis woonden. Al in 1856 werden de werkzaamheden uitgebreid met zorg voor leprapatiënten en geestelijk gehandicapten. Sinds 1882 werden de leprapatiënten en de geestelijk gehandicapten gescheiden behandeld op het terrein Zaquito in de buurt van het gasthuis. In 1936 breidden de zusters nog uit naar Groot Kwartier, waar zij in het gelijknamige rustoord (in de volksmond Monte Christo genoemd) geestelijk gehandicapten verzorgden. Deze instelling was gebouwd op last van het gouvernement, maar de verpleging werd gedaan door de zusters. Nog in de jaren zestig werkten er 90 zusters op drie missiestaties in Curaçao. Zij bedienden daar het St. Elisabeth Hospitaal, het Krankzinnigengesticht in Groot Kwartier en het Melaatsengesticht 'Zaquito'. Overigens bestond tegen die tijd het merendeel van het verplegend personeel uit leken. Tanzania en Uganda Na een uiteenzetting van rector van het moederhuis mgr. W. Koenraadt, eveneens vicaris-generaal van de bisschop van Breda, over de bloeiende kerk in Afrika waren de zusters enthousiast geraakt en er werd besloten tot een oriëntatiereis. Uiteindelijk stemde het algemeen bestuur in met een ziekenhuis in Rubya (1956-1991) in het bisdom Bukoba (Tanzania) en een ziekenhuis in Mutolere (1956-1995) in het bisdom Kabale (Uganda). Bij beide stichtingen werkten zij samen met de Witte Paters.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Willemsen, I, par. 2-12, Pius-almanak 1960/61, 431 en 457, Sponselee-De Meester, "Alles voor Allen", en Willemsen, Nederlandse missionarissen.
|
Organisatie | De congregatie De oprichters stichtten een congregatie die de regel van de Derde Orde van Franciscus en de constituties van de Reform van Limburg (zie boven) aannam. Bij oprichting viel de congregatie onder directe verantwoordelijkheid van de apostolisch vicaris van Breda, Joannes van Hooydonk. Hij was tevens geestelijk leider en werd door de zusters aangeduid als directeur. Het gasthuis stond formeel onder bestuur van regenten, maar zoals vaker voorkwam waren de bevoegdheden van de congregatie en de regenten aanvankelijk niet goed afgebakend. Oprichting van de rechtspersoon genaamd 'Alles voor Allen' in 1855 maakte dat de zusters rechtspersoonlijkheid verkregen en zo onafhankelijk van de gasthuisstichting bijvoorbeeld onroerende goederen konden aankopen. Bijna alle bezittingen gingen toen van de regenten over in handen van de congregatie en ook ontplooiden de zusters meer werkzaamheden dan de regenten oorspronkelijk van plan waren. In 1886 liep dit uit op het aftreden van het college van regenten. Het gasthuis werd voortaan bestuurd door enkele parochiepastoors samen met de rector van de congregatie. De congregatie was diocesaan, wat inhield dat de geestelijke leiding berustte bij de bisschop van Breda. Goedkeuring van de bisschop was onder meer vereist voor toelating tot de professie, het stichten van een onderhorig huis, maar ook voor kleinigheden zoals de vervanging van wollen door katoenen hemden. Met de opening van het eerste succursaalhuis in Oosterhout in 1837 kwam er een algemeen overste. Sinds 1839 kreeg de congregatie de eerste vaste en inwonende rector. De missie in Afrika viel onder bestuur van de plaatselijke bisschoppen.
Algemeen-oversten (met tussen haakjes de kloosternaam)
Barbara Saelmaeckers 1830-1842 (zr. Theresia) Catharina Corbusie 1842-1853(zr. Constantia) Johanna Willems 1853-1868 (zr. Regina) Geraldine Kloon 1868-1894 (zr. Alphonse) Julie Sophie Claeys 1894-1927 (zr. Ignatia) Johanna Maria Kooyman 1927-1951 (zr. Cherubina) Elisabeth Petronella Maria van Gool 1951-1957 (zr. Wilhelmina) Johanna Adriana Maria Janssen 1957-1969 (zr. Mechtildis) (Sponselee-De Meester, "Alles voor allen", 219)
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, Pius-almanak 1960/61, 360, Sponselee-De Meester, "Alles voor Allen". |
Doelstelling | De verpleging van zieken en ouderen nam een prominente plaats in in de doelstellingen van de congregatie. Deze doelstelling strekte zich ook uit tot het missiewerk. Voor de missie in Rubya waren specifiek als doelstellingen aangegeven mensen mondiger te maken, hen kennis laten maken met Christus en medische zorg en de bevolking binnen vijfentwintig jaar klaarmaken voor zelfwerkzaamheid. Africanisering was hierbij de gebruikte term. |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||
Periodieken |
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Dagboeken
1.5/21. Dagboek van zr. Wilhelmina en Clarentie over hun reis naar Afrika van 3 mei - 19 juni 1955. 1955. 1 omslag
Kronieken
1.5/24. Kroniek over het ontstaan van de missiepost in Mutolere (1957). ca. 1957. 1 stuk
2.2.2.2/1. Kroniek van de leef- en werkomstandigheden 1855-1882, alsmede een korte levensbeschrijving van mgr. Kieckens, bisschop van Curaçao. 1855-1882. 1 omslag
2.2.2.2/2-7. Kroniek van de leef-en werkomstandigheden 1855-1968. 5 omslagen NB. bijlage bij nr. 4 het boekje "Curaçao en de oorlog".
|
||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |