Diocesaan Missie Comité bisdom 's-Hertogenbosch
Naam | Diocesaan Missie Comité bisdom 's-Hertogenbosch |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1917-1967 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | Centralisatie van de missieactie Vanaf 1914 gaan priesters als J.L. Janssen cssr, L. van Rijckevorsel sj en mgr. Hermus ervoor pleiten dat de seculiere geestelijkheid zich meer gaat inzetten voor de missie in zijn algemeenheid, dus niet alleen die in de Nederlandse koloniën. De priesters in de parochies moeten de gelovigen aansporen meer aan de missie te doen. In de praktijk betekende dat vooral dat zij meer geld aan de missie moesten geven en dat dan bij voorkeur aan de drie algemene, pauselijke missieorganisaties (Genootschap tot Voortplanting des Geloofs, Genootschap van de H. Kindsheid en Liefdewerk van de H. Petrus) en pas op de tweede plaats aan de Indische Missievereniging en aan de organisaties van de missionerende congregaties. Drijvende kracht achter deze beweging, die door de Propaganda Fide krachtig werd gesteund en geleid, was mgr. A. Hermus, directeur van het katholieke doofstommengesticht in St. Michielsgestel. Resultaat was dat er in elk bisdom een Diocesaan Missie Comité werd gesticht. het eerste was dat van het bisdom 's-Hertogenbosch in 1917, Haarlem sloot in 1919 de rij. Als overkoepeling wordt in 1919 de Priestermissiebond opgericht. De diocesane comités worden afdelingen van de Bond. Al deze organisaties waren bestemd voor de seculiere priesters. In 1923 komt er als kroon op het werk een nationaal bureau met mgr. J. Pompen als eerste directeur. Vanaf 1927 heet dit het Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken in Den Haag. In het kielzog van deze beweging ontstonden er tijdens het Interbellum tal van categorale missieorganisaties die propaganda maakten en geld ophaalden.
Het diocesaan comité in 's-Hertogenbosch Het bisdom 's-Hertogenbosch richtte op 18 oktober 1917 als eerste een Diocesaan Missie Comité (DCM) op (Eerenbeemt, 135). Het zamelde geld in voor de drie pauselijke genootschappen. (Van den Eerenbeemt, Missie-Actie, 125-142 en Willemsen (2005), 31-53, 38-39).
|
Organisatie | Het diocesaan comité Volgens de op 20 oktober 1917 door de bisschop van 's-Hertogenbosch goedgekeurde statuten bestond het comité uit een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en tenminste vier leden. Allen werden benoemd door de bisschop. Seculiere en reguliere priesters in het bisdom 's-Hertogenbosch en religieuze communiteiten konden als begunstiger toetreden. Verder waren er leden, werd jaarlijks aan de bisschop een jaarverslag uitgebracht en werd een keer per jaar een algemene vergadering van begunstigers gehouden. Secretaris en penningmeester brachten dan verslag uit over wat er het afgelopen jaar was gebeurd. De vergadering werd voorgezeten door een director, net als de leden een seculier priester. Het secretariaat van de Priester Missie Bond (vanaf 1927 Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken) coördineerde de activiteiten. Het Comité moest echter steeds concurreren met de acties van de congregaties. In 1946 bedroegen de inkomsten uit contributies mede daarom maar f 4.415,46. Het Comité organiseerde vermoedelijk vanaf 1945 ook jaarlijkse dagen voor de hoofdzelatricen.
Plaatselijke organisaties Onder het Comité ressorteerden plaatselijke missiecomités onder andere in 's-Hertogenbosch, Eindhoven en Nijmegen, parochiale missie-comités, de diocesane brokkencentrale en uit vrouwen bestaande plaatselijke missienaaikringen. De plaatselijke organisaties zijn niet in het Repertorium opgenomen. Het diocesaan brokkenwerk zamelde postzegels, zilverpapier, loden capsules, aluminium en koper in. Met de verkoopopbrengst van deze materialen werd de missie materieel gesteund. Het was vooral de jeugd die het materiaal inzamelde. Het Brokkenwerk had een hoofdcentrale gevestigd in de jongensafdeling van het Instituut voor Doofstommen in St. Michielsgestel. Het uitvoerende werk werd gedaan door de parochiale scholen, jeugdverenigingen zoals de verkennerij, en particulieren.In 1952 bracht de verkoop van materialen f 545,92 op. Het aantal deelnemende scholen was toen 56. Het geld werd besteed aan twee inheemse priesterstudenten en aan enige congregaties voor hun missies. De bisschoppen vaardigden in 1938 een leidraad uit voor de plaatselijke comités. Een voorbeeld van zo'n comité was dat in Tilburg. De in 1958 vastgestelde statuten bepaalden dat het bestuur bestond uit vijf kapelaans of rectoren. Het opgehaalde geld werd besteed aan de opleiding van priestermissionarissen op het klein en het groot seminarie. De statuten van het Bossche comité uit 1918 noemden als activiteiten het voeren van propaganda, het inzamelen van geld en goederen, het oprichten van parochiale afdelingen en het vormen van missieclubs voor jongens. In 1921 bedroegen de inkomsten van dit comité f 7.248,26. Hieruit werd een studiebeurs van f 2.500 bekostigd voor een inheemse priester op Borneo. De plaatselijke comités organiseerden ook feesten, missiedagen en missietentoonstellingen. In het archief bevindt zich een gedrukte brochure uit 1939 van C. van Dijck pr., Parochiale missie-comités, 39, over taken, organisatie en activiteiten van deze comités. (tenzij anders vermeld: archief bisdom 's-Hertogenbosch). |
Doelstelling | Volgens de statuten uit 1917 was het doel: 'bevordering van missie-kennis en missie-ijver onder de geestelijkheid en de geloovigen van het bisdom Den Bosch' (art. 1). Middelen waren het aanwerven van leden voor de Priester Missie Bond, het houden van missie-dagen, vergaderingen en lezingen, de oprichting van een missiebibliotheek, het publiceren over de missie en het oprichten en steunen van plaatselijke organisaties die zelfstandig missieactie zouden voeren. (art. 2). |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen |
In deze gids zijn alleen de diocesane comités van het aartsbisdom Utrecht en het bisdom 's-Hertogenbosch opgenomen. De andere bisdommen hadden soortgelijke comités. |
||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Gering |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | Centralisatie van de missieactie Vanaf 1914 gaan priesters als J.L. Janssen cssr, L. van Rijckevorsel sj en mgr. Hermus ervoor pleiten dat de seculiere geestelijkheid zich meer gaat inzetten voor de missie in zijn algemeenheid, dus niet alleen die in de Nederlandse koloniën. De priesters in de parochies moeten de gelovigen aansporen meer aan de missie te doen. In de praktijk betekende dat vooral dat zij meer geld aan de missie moesten geven en dat dan bij voorkeur aan de drie algemene, pauselijke missieorganisaties (Genootschap tot Voortplanting des Geloofs, Genootschap van de H. Kindsheid en Liefdewerk van de H. Petrus) en pas op de tweede plaats aan de Indische Missievereniging en aan de organisaties van de missionerende congregaties. Drijvende kracht achter deze beweging, die door de Propaganda Fide krachtig werd gesteund en geleid, was mgr. A. Hermus, directeur van het katholieke doofstommengesticht in St. Michielsgestel. Resultaat was dat er in elk bisdom een Diocesaan Missie Comité werd gesticht. het eerste was dat van het bisdom 's-Hertogenbosch in 1917, Haarlem sloot in 1919 de rij. Als overkoepeling wordt in 1919 de Priestermissiebond opgericht. De diocesane comités worden afdelingen van de Bond. Al deze organisaties waren bestemd voor de seculiere priesters. In 1923 komt er als kroon op het werk een nationaal bureau met mgr. J. Pompen als eerste directeur. Vanaf 1927 heet dit het Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken in Den Haag. In het kielzog van deze beweging ontstonden er tijdens het Interbellum tal van categorale missieorganisaties die propaganda maakten en geld ophaalden.
Het diocesaan comité in 's-Hertogenbosch Het bisdom 's-Hertogenbosch richtte op 18 oktober 1917 als eerste een Diocesaan Missie Comité (DCM) op (Eerenbeemt, 135). Het zamelde geld in voor de drie pauselijke genootschappen. (Van den Eerenbeemt, Missie-Actie, 125-142 en Willemsen (2005), 31-53, 38-39).
|
Organisatie | Het diocesaan comité Volgens de op 20 oktober 1917 door de bisschop van 's-Hertogenbosch goedgekeurde statuten bestond het comité uit een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en tenminste vier leden. Allen werden benoemd door de bisschop. Seculiere en reguliere priesters in het bisdom 's-Hertogenbosch en religieuze communiteiten konden als begunstiger toetreden. Verder waren er leden, werd jaarlijks aan de bisschop een jaarverslag uitgebracht en werd een keer per jaar een algemene vergadering van begunstigers gehouden. Secretaris en penningmeester brachten dan verslag uit over wat er het afgelopen jaar was gebeurd. De vergadering werd voorgezeten door een director, net als de leden een seculier priester. Het secretariaat van de Priester Missie Bond (vanaf 1927 Nationaal Bureau voor Pauselijke Missiewerken) coördineerde de activiteiten. Het Comité moest echter steeds concurreren met de acties van de congregaties. In 1946 bedroegen de inkomsten uit contributies mede daarom maar f 4.415,46. Het Comité organiseerde vermoedelijk vanaf 1945 ook jaarlijkse dagen voor de hoofdzelatricen.
Plaatselijke organisaties Onder het Comité ressorteerden plaatselijke missiecomités onder andere in 's-Hertogenbosch, Eindhoven en Nijmegen, parochiale missie-comités, de diocesane brokkencentrale en uit vrouwen bestaande plaatselijke missienaaikringen. De plaatselijke organisaties zijn niet in het Repertorium opgenomen. Het diocesaan brokkenwerk zamelde postzegels, zilverpapier, loden capsules, aluminium en koper in. Met de verkoopopbrengst van deze materialen werd de missie materieel gesteund. Het was vooral de jeugd die het materiaal inzamelde. Het Brokkenwerk had een hoofdcentrale gevestigd in de jongensafdeling van het Instituut voor Doofstommen in St. Michielsgestel. Het uitvoerende werk werd gedaan door de parochiale scholen, jeugdverenigingen zoals de verkennerij, en particulieren.In 1952 bracht de verkoop van materialen f 545,92 op. Het aantal deelnemende scholen was toen 56. Het geld werd besteed aan twee inheemse priesterstudenten en aan enige congregaties voor hun missies. De bisschoppen vaardigden in 1938 een leidraad uit voor de plaatselijke comités. Een voorbeeld van zo'n comité was dat in Tilburg. De in 1958 vastgestelde statuten bepaalden dat het bestuur bestond uit vijf kapelaans of rectoren. Het opgehaalde geld werd besteed aan de opleiding van priestermissionarissen op het klein en het groot seminarie. De statuten van het Bossche comité uit 1918 noemden als activiteiten het voeren van propaganda, het inzamelen van geld en goederen, het oprichten van parochiale afdelingen en het vormen van missieclubs voor jongens. In 1921 bedroegen de inkomsten van dit comité f 7.248,26. Hieruit werd een studiebeurs van f 2.500 bekostigd voor een inheemse priester op Borneo. De plaatselijke comités organiseerden ook feesten, missiedagen en missietentoonstellingen. In het archief bevindt zich een gedrukte brochure uit 1939 van C. van Dijck pr., Parochiale missie-comités, 39, over taken, organisatie en activiteiten van deze comités. (tenzij anders vermeld: archief bisdom 's-Hertogenbosch). |
Doelstelling | Volgens de statuten uit 1917 was het doel: 'bevordering van missie-kennis en missie-ijver onder de geestelijkheid en de geloovigen van het bisdom Den Bosch' (art. 1). Middelen waren het aanwerven van leden voor de Priester Missie Bond, het houden van missie-dagen, vergaderingen en lezingen, de oprichting van een missiebibliotheek, het publiceren over de missie en het oprichten en steunen van plaatselijke organisaties die zelfstandig missieactie zouden voeren. (art. 2). |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen |
In deze gids zijn alleen de diocesane comités van het aartsbisdom Utrecht en het bisdom 's-Hertogenbosch opgenomen. De andere bisdommen hadden soortgelijke comités. |
||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Gering |