Zending van de Kerk van de Zevende-dags Adventisten
Naam | Zending van de Kerk van de Zevende-dags Adventisten |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1887- 2011 |
Denominatie | Kerk van de Zevende-dags Adventisten |
Org | Zending |
Korte geschiedenis | De kerk Het Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten ontstond uit een sectarische beweging rond de Amerikaanse boer W. Miller die voorspelde dat Christus in 1844 zou wederkomen en dat de wereld dan zou vergaan. De beweging groeide uit tot een kerk die in 1863 in de Verenigde Staten van Amerika officieel werd gesticht. De eerste Nederlandse adventist wordt vermeld in 1887. In 1893 begon de uit Duitsland afkomstige Reinhold Gustav Klingbeil met de opbouw van gemeenten. In 1898 werden in Scheveningen ongeveer 60 mensen in zee gedoopt. In 1900 waren er negen gemeenten met ongeveer 200 leden. Een grote terugslag veroorzaakte de door Johannes de Heer veroorzaakte scheuring van 1902. Pas in 1922 kreeg de kerk weer vaste voet in Nederland. Tot 1945 was de invloed van de Duitse adventisten zeer groot, daarna nam de Amerikaanse invloed toe. Thans hebben de Adventisten in Nederland ongeveer 5.000 gedoopte leden.
De zending De adventisten hebben veel werk gemaakt van de zending. In Nederland werd aanvankelijk alleen geld ingezameld. Van 1899 tot 1915 werd Ned. Indië bewerkt door Australische voornamelijk uit Sidney afkomstige adventisten met een Europese achtergrond. Van 1915 tot ca. 1920 waren vooral Amerikaanse adventisten actief waarna tot aan de Tweede Wereldoorlog Duitse adventisten van de West-Duitse Unie een leidende rol speelden. In 1901 wordt br. Munson vermeld in Padang waar hij vooral onder de Chinezen werkte aangezien het werk onder de islamitische meerderheid van de bevolking nauwelijks vorderingen maakte. In 1908 besloot de jaarvergadering van adventgemeenten op verzoek van de Australische Unie Jacob van der Groep als colporteur naar Nederlands-Indie uit te zenden. Hij zou tot 1915 actief blijven. Rond 1923 werkte J.S. Yates op Java. Na het verdrag van Versailles (1919) waarbij Duitsland al zijn koloniën en dus zijn zendingsvelden verloor, werd Nederland een springplank voor Duitse zendelingen. Deze werden opgeleid in Friedensau aan de eigen theologische hogeschool. In 1921 werden vanuit Duitsland de eerste vier gezinnen (Zimmermann, Drinhaus, Dittmar en Ohme) uitgezonden naar Nederlandsch-Indië. Hoewel men begon in Soekaboemi, boekte men later veel meer resultaten in de Minahassa, Batakland en onder de Dajaks op Borneo. De Duitse zendelingen werden eerst naar Nederland gezonden om de taal te leren en vertrouwd te raken met de cultuur en vervolgens naar Nederlands-Indie uitgezonden. De gevestigde Nederlandse zendelingen zagen niet graag dat de Adventisten door het gouvernement werden toegelaten omdat zij vaak in de eigen vijver visten (conferentie zendelingen van Oost-Java van het NZG, vergadering 30 maart - 5 april 1924). In 1925 werd het Nederlandse gezin Eelsing door de West-Duitse Unie uitgezonden voor tentzending op Java.Meer Nederlandse gezinnen volgden.
Het genootschap was vanaf 1929 werkzaam in heel Nederlands-Indie, met als hoofdkwartier Bandoeng. In 1937 had men 117 gemeenten met 16 Europese voorgangers, 62 'Inlandsche' voorgangers en 7 'vreemde oosterlingen'. Het ledental bedroeg toen zo'n 4500. In Bandoeng beheerde het genootschap een opleidingsschool voor Indonesische zendingsleraars. Verder had het genootschap in heel Nederlands-Indië in 1937 15 zendingsscholen met 1145 leerlingen. Te Batavia (Jakarta) en Sipogoe (Sumatra) beheerde men een polikliniek. In Sipogoe had men tevens een blindenkolonie en in Bandoeng, tenslotte, beheerde men een kindertehuis. De laatste maal dat het Genootschap wordt vermeld is in 1937. Tot aan 1958 werkten Nederlandse gezinnen als zendelingen op verschillende eilanden van de Indische archipel (de families Van Alphen, Wortman, Twijnstra en Tilstra). De familie van Alphen werkte voornamelijk onder chinezen en moslims op Ambon. In 1966 was het aantal leden gegroeid tot ongeveer 50.000 en in 2000 waren er 200.000 gedoopte leden. Omdat openbare zending door de adventisten lange tijd door de koloniale regering werd tegengehouden, was met name het colporteurswerk sterk ontwikkeld.
|
Organisatie | De algemene leiding berustte bij de General Conference die in de Ver. Staten is gevestigd. De zending van de adventisten in Nederlands Indie heeft feitelijk nooit een Nederlands karakter gehad, hoewel er altijd een aantal Nederlandse adventisten actief was. In 1928 werd het Nederlands-Indische Veld, en daarmee de Nederlands-Indische Adventkerk, officieel toegewezen aan de Centraal Europese Divisie en daarmee aan het Duitse bestuur. Het hoofdkwartier werd van Singapore verplaatst naar Bandoeng waar ook een opleidingsschool en een ziekenhuis gevestigd waren. Op het hoofdkwartier werd Duits gesproken. De voorzitter van de Adventkerk in Nederland was van 1922 tot 1942 de in Duitsland geboren J. Wintzen Deze maakte van 1930 tot 1932 een inspectiereis naar Nederlands-Indie. In 1938 kreeg het Nederlandse veld de status van unie, waartoe Nederland werd opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. Omdat Wintzen voorzitter werd van de Zuid-Nederlande conferentie veranderde er feitelijk niet veel. Men had een bestuur met een voorzitter en een secretaris-penningmeester, in 1937 respectievelijk P. Drinhaus en H.E.R. Schell. Het Advent Zendingsgenootschap viel qua organisatie onder de Far Eastern Division - Dutch Indies van de Zevende-dags adventisten. Het Nederlandse gouvernement erkende echter alleen het zendingsgenootschap als rechtspersoon. (gouvernementsbesluit van 6 augustus 1929, no. 37). Na de Tweede Wereldoorlog vielen de gemeenten niet alleen officieel, maar ook praktisch, onder de Far Eastern Division - Dutch Indies van de zevende-dags adventisten. |
Doelstelling | Niet bekend [Het is niet waarschijnlijk dat er een doelstelling is geformuleerd] |
Taken en activiteiten |
|
Voorloper |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Websites |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | H.G. van Rijn schreef diverse artikelen over de zending in Indonesië:
"100 years SDA Church in Indonesia (1899-1999)," Advent, vol.98, nr.3, 1999.
De genoemde tijdschriften zijn allen te raadplegen op het archief in Huis ter Heide. |
||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De kerk Het Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten ontstond uit een sectarische beweging rond de Amerikaanse boer W. Miller die voorspelde dat Christus in 1844 zou wederkomen en dat de wereld dan zou vergaan. De beweging groeide uit tot een kerk die in 1863 in de Verenigde Staten van Amerika officieel werd gesticht. De eerste Nederlandse adventist wordt vermeld in 1887. In 1893 begon de uit Duitsland afkomstige Reinhold Gustav Klingbeil met de opbouw van gemeenten. In 1898 werden in Scheveningen ongeveer 60 mensen in zee gedoopt. In 1900 waren er negen gemeenten met ongeveer 200 leden. Een grote terugslag veroorzaakte de door Johannes de Heer veroorzaakte scheuring van 1902. Pas in 1922 kreeg de kerk weer vaste voet in Nederland. Tot 1945 was de invloed van de Duitse adventisten zeer groot, daarna nam de Amerikaanse invloed toe. Thans hebben de Adventisten in Nederland ongeveer 5.000 gedoopte leden.
De zending De adventisten hebben veel werk gemaakt van de zending. In Nederland werd aanvankelijk alleen geld ingezameld. Van 1899 tot 1915 werd Ned. Indië bewerkt door Australische voornamelijk uit Sidney afkomstige adventisten met een Europese achtergrond. Van 1915 tot ca. 1920 waren vooral Amerikaanse adventisten actief waarna tot aan de Tweede Wereldoorlog Duitse adventisten van de West-Duitse Unie een leidende rol speelden. In 1901 wordt br. Munson vermeld in Padang waar hij vooral onder de Chinezen werkte aangezien het werk onder de islamitische meerderheid van de bevolking nauwelijks vorderingen maakte. In 1908 besloot de jaarvergadering van adventgemeenten op verzoek van de Australische Unie Jacob van der Groep als colporteur naar Nederlands-Indie uit te zenden. Hij zou tot 1915 actief blijven. Rond 1923 werkte J.S. Yates op Java. Na het verdrag van Versailles (1919) waarbij Duitsland al zijn koloniën en dus zijn zendingsvelden verloor, werd Nederland een springplank voor Duitse zendelingen. Deze werden opgeleid in Friedensau aan de eigen theologische hogeschool. In 1921 werden vanuit Duitsland de eerste vier gezinnen (Zimmermann, Drinhaus, Dittmar en Ohme) uitgezonden naar Nederlandsch-Indië. Hoewel men begon in Soekaboemi, boekte men later veel meer resultaten in de Minahassa, Batakland en onder de Dajaks op Borneo. De Duitse zendelingen werden eerst naar Nederland gezonden om de taal te leren en vertrouwd te raken met de cultuur en vervolgens naar Nederlands-Indie uitgezonden. De gevestigde Nederlandse zendelingen zagen niet graag dat de Adventisten door het gouvernement werden toegelaten omdat zij vaak in de eigen vijver visten (conferentie zendelingen van Oost-Java van het NZG, vergadering 30 maart - 5 april 1924). In 1925 werd het Nederlandse gezin Eelsing door de West-Duitse Unie uitgezonden voor tentzending op Java.Meer Nederlandse gezinnen volgden.
Het genootschap was vanaf 1929 werkzaam in heel Nederlands-Indie, met als hoofdkwartier Bandoeng. In 1937 had men 117 gemeenten met 16 Europese voorgangers, 62 'Inlandsche' voorgangers en 7 'vreemde oosterlingen'. Het ledental bedroeg toen zo'n 4500. In Bandoeng beheerde het genootschap een opleidingsschool voor Indonesische zendingsleraars. Verder had het genootschap in heel Nederlands-Indië in 1937 15 zendingsscholen met 1145 leerlingen. Te Batavia (Jakarta) en Sipogoe (Sumatra) beheerde men een polikliniek. In Sipogoe had men tevens een blindenkolonie en in Bandoeng, tenslotte, beheerde men een kindertehuis. De laatste maal dat het Genootschap wordt vermeld is in 1937. Tot aan 1958 werkten Nederlandse gezinnen als zendelingen op verschillende eilanden van de Indische archipel (de families Van Alphen, Wortman, Twijnstra en Tilstra). De familie van Alphen werkte voornamelijk onder chinezen en moslims op Ambon. In 1966 was het aantal leden gegroeid tot ongeveer 50.000 en in 2000 waren er 200.000 gedoopte leden. Omdat openbare zending door de adventisten lange tijd door de koloniale regering werd tegengehouden, was met name het colporteurswerk sterk ontwikkeld.
|
Organisatie | De algemene leiding berustte bij de General Conference die in de Ver. Staten is gevestigd. De zending van de adventisten in Nederlands Indie heeft feitelijk nooit een Nederlands karakter gehad, hoewel er altijd een aantal Nederlandse adventisten actief was. In 1928 werd het Nederlands-Indische Veld, en daarmee de Nederlands-Indische Adventkerk, officieel toegewezen aan de Centraal Europese Divisie en daarmee aan het Duitse bestuur. Het hoofdkwartier werd van Singapore verplaatst naar Bandoeng waar ook een opleidingsschool en een ziekenhuis gevestigd waren. Op het hoofdkwartier werd Duits gesproken. De voorzitter van de Adventkerk in Nederland was van 1922 tot 1942 de in Duitsland geboren J. Wintzen Deze maakte van 1930 tot 1932 een inspectiereis naar Nederlands-Indie. In 1938 kreeg het Nederlandse veld de status van unie, waartoe Nederland werd opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. Omdat Wintzen voorzitter werd van de Zuid-Nederlande conferentie veranderde er feitelijk niet veel. Men had een bestuur met een voorzitter en een secretaris-penningmeester, in 1937 respectievelijk P. Drinhaus en H.E.R. Schell. Het Advent Zendingsgenootschap viel qua organisatie onder de Far Eastern Division - Dutch Indies van de Zevende-dags adventisten. Het Nederlandse gouvernement erkende echter alleen het zendingsgenootschap als rechtspersoon. (gouvernementsbesluit van 6 augustus 1929, no. 37). Na de Tweede Wereldoorlog vielen de gemeenten niet alleen officieel, maar ook praktisch, onder de Far Eastern Division - Dutch Indies van de zevende-dags adventisten. |
Doelstelling | Niet bekend [Het is niet waarschijnlijk dat er een doelstelling is geformuleerd] |
Taken en activiteiten |
|
Voorloper |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Websites |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | H.G. van Rijn schreef diverse artikelen over de zending in Indonesië:
"100 years SDA Church in Indonesia (1899-1999)," Advent, vol.98, nr.3, 1999.
De genoemde tijdschriften zijn allen te raadplegen op het archief in Huis ter Heide. |
||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |