Vereeniging tot het onderhouden van een Kost- en Dagschool voor Dochters van Hoofden en Aanzienlijken in de Minahassa (te Tomohon)
Naam | Vereeniging tot het onderhouden van een Kost- en Dagschool voor Dochters van Hoofden en Aanzienlijken in de Minahassa (te Tomohon) |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1881-1949 |
Denominatie | Nederlandse Hervormde Kerk |
Org | Zending |
Korte geschiedenis | De in 1881 opgerichte school, die uit een kostschool en een dagschool bestond, was bestemd voor de dochters van de inheemse elite in de Minahassa. Onder de leerlingen bevonden zich ook dochters van Chinezen. Het initiatief tot de oprichting kwam van de zendelingen die vonden dat de meisjes in kennis en beschaving niet beneden de man mochten staan omdat hun huwelijk anders zou stranden. Een goed huwelijk zagen zij als de hoeksteen van een christelijke samenleving. Als nevenargument werd aangevoerd dat 'Rome' (de katholieke missie) hetzelfde deed en probeerde binnen te dringen in de Minahassa, maar mogelijk is dit argument ook of zelfs vooral gebruikt om geldgevers in Nederland over de streep te trekken. Aangezien het Genootschap krap bij kas was, werd er in Nederland f 20.000 opgehaald. De school werd gevestigd in Tomohon. De lessen werden in het Nederlands gegeven, daarnaast werd ook de Maleise taal gedoceerd. De meisjes kregen les in: lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, Maleis, godsdienst, tekenen, zingen en handwerken. Na 1900 nam het aantal leerlingen snel toe en werden ook Chinese kinderen toegelaten omdat hun ouders bereid waren een kostendekkend schoolgeld te betalen. In 1924 werden nieuwe gebouwen in gebruik genomen. Vanaf 1933 is de school opgegaan in de Louwerierschool (Hollandsch-Inlandsche School), een samenwerkingsverband tussen de kost- en dagschool en de jongenschool te Tomohon. Het belangrijkste motief voor deze combinatie was het subsidie van de koloniale regering. De eveneens in 1881 opgerichte vereniging in Nederland had tot taak de school te ondersteunen. Zij droeg echter slechts voor een klein deel bij in de kosten, het grootste gedeelte van de inkomsten werd gegenereerd door het schoolgeld. Al voor de oorlog was het bestuur feitelijk in handen van de Minahassische Christelijke Schoolvereniging/Vereeniging tot oprichting en instandhouding van chr. scholen in de Minahassa. In 1949 zijn aan deze vereniging ook de grond met gebouwen overgedragen en is de oude vereniging geliquideerd.
|
Organisatie | De vereniging was gevestigd in Rotterdam. De administratie werd gevoerd door het zendingsbureau in Oegstgeest. De vereniging had een bestuur met voorzitter, secretaris en penningmeester en enkele gewone leden. In de Minahassa bestond een commissie van bijstand, ook wel commissie van toezicht genaamd. De school zelf had aanvankelijk een vrouwelijke, vanaf 1895 een mannelijke directeur, enige Europese bevoegde onderwijzeressen, een hoofd van de huishouding en dienstboden. In 1917 kwamen 19 leerlingen van de Sangihe Eilanden. Een groot aantal leerlingen behoorde toen niet meer tot de elite (notulen commissie van bijstand 14 mei 1917). De nieuwe in 1924 geopende school bood plaats aan 150 leerlingen met 7 leerkrachten (4 Europese en 3 inheemse). In de jaren dertig ging de school een samenwerkingsverband aan met andere scholen in de Minahassa in de Vereeniging tot oprichting en instandhouding van christelijke scholen in de Minahassa.
aantallen leerlingen (tussen haakjes de aantallen interne resp. externe leerlingen) 1881 26 (15+11) 1889 27 (23+4) 1898 33 (29+4) en 5 jongens 1905 (per 31/12) 111 (90+11) en 10 jongens 1912 122 1928 230 1937 453
|
Doelstelling | Statuten 1911 (bijvoegsel Ned. Staatscourant donderdag 30 maart 1911, no. 76)
art. 1 De Vereeniging heeft ten doel het onderhouden van eene kost- en dagschool voor dochters van hoofden en aanzienlijken in de Minahassa. |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Verslaglegging
1265 Jaarverslagen, 1895 - 1908. |
||||||||||||||||||||
Nadere Toegangen | De volgende stukken geven een indruk van wat de bedoeling was en hoe de school intern functioneerde.
inv. nr. 1252 Reglementen, rapporten, nota’s en notulen en correspondentie van de commikssie van bijstand voor de school, 1877-1925.
Preadvies van een commissie benoemd door de conferentie van zendelingen, 1877 Ontvangen in Rotterdam 31 maart 1877 en behandeld in het hoofdbestuur van het Nederlands Zendelinggenootschap (‘act’) op 5 april 1877 De behoefte aan een school voor de dochters van de hoofden bestaat al jaren. Meisjes treft men op de gewone inlandse scholen al weinig aan, de dochters van de aanzienlijken ontbreken helemaal. Deze vrouwen komen te kort. Vast staat dat de hoofden degelijk onderwijs voor hun dochters willen en dat zij vaak bereid zijn daarvoor te betalen. De hoofden willen onderwijs voor hun meisjes in het Nederlands. De neiging is er al om hen Europees te kleden, om Europese meubelen aan te schaffen enz.. Het is de tijdgeest en wij moeten dus de bakens verzetten. Rome wint bovendien terrein. Dat doet het door goed onderwijs te geven zoals op Java blijkt waar de katholieke scholen goed zijn. We stellen dus voor om een school op te richten voor interne en externe leerlingen waaraan uitgebreid lager onderwijs wordt gegeven in het Nederlands. ‘Wij wenschen geen geleerde of waanwijze meisjes te vormen, doch willen eene inrigting waarin een christelijk godsdienstigen geest heerscht waarin het meisje verstandelijk ontwikkeld [wordt], tevens onderwijs ontvangt in alle vrouwelijke handwerken en bekwaam gemaakt wordt om een maal aan het hoofd eener huishouding geplaatst, ook daar kennis en beschaving, goede zeden en gewoonten te kunnen overplanten.’ Als vestigingsplaats wordt gekozen voor Tomohon. Daar kan gecombineerd worden met een mogelijk op te richten kweekschool voor bewaarscholen. Er moeten gebouwen komen. De kosten van de bouw worden geschat op f 10.000 en die voor inrichting op f 1.000. Nodig zijn een hoofdonderwijzeres en een hulponderwijzeres, beide over te laten komen uit Nederland. Salarissen f 200 en f 100 per maand. Het [inheemse] hulppersoneel moet hier gevormd worden en zal f 50 per maand kosten. Geen anak piara en murid. We rekenen op 30 interne leerlingen die f 30 per maand aan kostgeld betalen. Externe leerlingen betalen f 5 schoolgeld per maand. De externen bezoeken alleen de ochtendschool waarop onderwijs wordt gegeven. Externen die het onderwijs in handwerken en huishouding ’s middags willen volgen betalen nog eens f 3 per maand. De zendeling ter plaatse houdt toezicht en wordt hierin bijgestaan door een comité.
De nota is ondertekend namens de commissie door Louwerier
De school werd geopend op 1 november 1881. Aangemeld waren 10 interne en 7 externe leerlingen. Huisvesting in het gebouw dat voorheen gebruikt werd voor de opleiding van hulpzendelingen. Uit de toespraak van br. Wiersma blijkt dat het plan al vijf jaar oud is. Er werd geld opgehaald met medewerking van de oud-resident die voorstander was van het plan. Resultaat f 20.000, waarmee de school twee jaar zou kunnen draaien, waarna zij zich zelf moest zien te bedruipen. Meisjes kregen veel minder onderwijs dan jongens. In 1865 werd opgericht een school voor zonen van hoofden in Tondano, later omgezet in een kweekschool voor gouvernementsonderwijzers. In Tanawangko bestond sinds 1856 een kweekschool voor onderwijzers. ‘Waar de man de vrouw niet kan achten, kan hij haar op den duur ook niet liefhebben en vreezen wij verwildering van het huwelijk en vernietiging van het huiselijk leven bij de aanzienlijken’.
Reglement commissie van toezicht 1881 De commissie komt een maal per jaar bijeen. De directrice woont de vergadering bij. De commissie heeft de hulpprediker belast met het godsdienstonderwijs aan de meest gevorderde leerlingen. Voor de julivacantie vindt er een openbare les plaats met prijsuitreiking, die door de leden van de commissie wordt bijgewoond. De leden bezoeken de school zo vaak als mogelijk.
Rapport 1883 Opgesteld door zendeling Louwerier in 1883 en bestemd voor het hoofdbestuur. In Rotterdam ontvangen op 9 november 1883.
De vrouw mag in kennis en beschaving niet beneden de man staan. De meisjes uit het gewone volk werden anak piara bij de zendeling of een andere Europeaan en kregen daar onderricht. Het NZG zat echter krap bij kas, daarom werd toen in Nederland een comité gevormd dat geld inzamelde met steun van oud-resident Van der Crab. In Tomohon werd een uit drie vrouwen bestaand damescomité gevormd, te weten de mevrouwen Louwerier, Rooker en Wiersma. Tot directrice werd benoemd mej. G.C. Krook, werkzaam op de normaalschool in Zetten, met het diploma van hoofdonderwijzeres en aantekeningen Frans, Engels, Duits en nuttige en fraaie handwerken. Als secondante werd benoemd mej. W.C. de Ligt, werkzaam op een openbare meisjesschool in Amsterdam en met diploma van hulponderwijzeres. De commissie in Tomohon nam voor de huishouding in dienst mej. Van den Broek. Het schoolgeld van de internen is afhankelijk van het inkomen van der ouders. Na het opstaan is er de reiniging van de leerlingen waarna tot 7 uur vrij. De meesten houden zich dan bezig met het verzorgen van hun bloembedden, spelen en nazien van de lessen. De school is van 9 uur tot 12 uur. Daarna eten (rijsttafel) en ontspanning. De middaglessen zijn in handwerken. Van 5 tot 6 uur wandeling onder toezicht. In de avond werken in de leerkamer. De oudste meisjes kunnen, als de ouders daartegen geen bezwaar hebben, onderricht ontvangen in de huishouding, de keuken en de was. Leervakken: lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, Maleis, zingen, tekenen en voor de laagste klasse vlechten en dergelijke volgens de fröbelmethode. De voornaamste ondeugd van de leerlingen is liegen, maar de kinderen zijn verbeterd. Bij aankomst waren ze vaak schuw, onrein, en traag of geneigd tot nietsdoen. Nu zijn ze vrij, open, zindelijk en net. Bij de opening waren er 15 internen en 11 externen. Het schoolgeld is voor een tweede districtshoofd, een pakhuismeester of een opziener bij de cultures te hoog, ook al omdat nog meer geld moet worden besteed aan de scholing van de zoons.
Artikel bestemd voor Maanblad 1889 Door Louwerier. Geplaatst in Maandblad nr. 12. In 1881 waren de meeste leerlingen tussen de 12 en 14 jaar oud, nu zijn de meeste veel jonger wat de onderwijslast zwaarder maakt maar ook hoop geeft omdat de meisjes nu veel langer op de school blijven. Beschrijving van de laatste openbare les in juichende termen. Er werd gezongen en wel Nederlandse gezangen en de liederen ‘Het Vlaggelied’, ‘Meilied’ en ‘Vertrouwen’. De leden van de commissie bezoeken de vier klassen. Op een tafel lagen de werken uitgestald zoals een ingekleurd kaartje van Java, tekeningen in poeziealbums. Veel van die tekeningen zouden geen slecht figuur geslagen hebben op een meisjesschool in Nederland. Hert handwerk bestond uit naai- en breiwerk, borduur- en stopwerk. De twee laagste klassen deden aan spelend zingen en kamergymnastiek. Les in rekenen met breuken. Taaloefening waarbij de leerlingen de vervoegingen van het werkwoord moeten kennen wat zo moeilijk voor hen is maar zeer goed gelukte. Er zijn ook inlandse leraren. Van de directrice mej. Cramer kregen drie meisjes les in Frans. Mej. Cramer neemt ontslag omdat zij in gouvernementsdienst gaat, mej. G. Ulfers ook omdat zij trouwt met zendeling Graafland. Tenslotte toespraken en prijsuitreiking waarbij allen van de directrice een bijbeltje of gezangboek als aandenken krijgen. Vervolgens mag iedereen naar huis.
Een indruk van de situatie in 1918 geeft een ander stuk, eveneens uit inv. nr. 1252:
Bouw nieuwe school 1918 Notulen commissie van bijstand 14 mei 1917 De begroting komt uit op f 160.000. De nieuwe school is berekend op 150 leerlingen met het oog op het subsidie. Er is dan plaats voor 4 Europese en 3 inheemse leerkrachten. Onder de hoofden leeft enige ontevredenheid omdat ook kinderen van minder voorname leiden worden toegelaten. De directeur laat weten dat de verdeling thans als volgt is: kinderen van hoekoem besar 8 van hoekoem kedoeds 9 van hoekoem toea 10 van onderwijzers 42 van inlandse leraars 7 van andere ambtenaren 9 van particulieren 53 De directeur concludeert 'dat er geen plaats is voor een “eliteschool”.’ Dr. Gunning die ook aanwezig is concludeert dat de tijd gekomen is het karakter van de school te wijzigen en wijst erop dat de bevolking graag een school met internaat wil. De directeur antwoordt dat dat klopt omdat de ouders vinden dat de kinderen dan goed bezorgd zijn.
|
||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Interressant archief |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De in 1881 opgerichte school, die uit een kostschool en een dagschool bestond, was bestemd voor de dochters van de inheemse elite in de Minahassa. Onder de leerlingen bevonden zich ook dochters van Chinezen. Het initiatief tot de oprichting kwam van de zendelingen die vonden dat de meisjes in kennis en beschaving niet beneden de man mochten staan omdat hun huwelijk anders zou stranden. Een goed huwelijk zagen zij als de hoeksteen van een christelijke samenleving. Als nevenargument werd aangevoerd dat 'Rome' (de katholieke missie) hetzelfde deed en probeerde binnen te dringen in de Minahassa, maar mogelijk is dit argument ook of zelfs vooral gebruikt om geldgevers in Nederland over de streep te trekken. Aangezien het Genootschap krap bij kas was, werd er in Nederland f 20.000 opgehaald. De school werd gevestigd in Tomohon. De lessen werden in het Nederlands gegeven, daarnaast werd ook de Maleise taal gedoceerd. De meisjes kregen les in: lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, Maleis, godsdienst, tekenen, zingen en handwerken. Na 1900 nam het aantal leerlingen snel toe en werden ook Chinese kinderen toegelaten omdat hun ouders bereid waren een kostendekkend schoolgeld te betalen. In 1924 werden nieuwe gebouwen in gebruik genomen. Vanaf 1933 is de school opgegaan in de Louwerierschool (Hollandsch-Inlandsche School), een samenwerkingsverband tussen de kost- en dagschool en de jongenschool te Tomohon. Het belangrijkste motief voor deze combinatie was het subsidie van de koloniale regering. De eveneens in 1881 opgerichte vereniging in Nederland had tot taak de school te ondersteunen. Zij droeg echter slechts voor een klein deel bij in de kosten, het grootste gedeelte van de inkomsten werd gegenereerd door het schoolgeld. Al voor de oorlog was het bestuur feitelijk in handen van de Minahassische Christelijke Schoolvereniging/Vereeniging tot oprichting en instandhouding van chr. scholen in de Minahassa. In 1949 zijn aan deze vereniging ook de grond met gebouwen overgedragen en is de oude vereniging geliquideerd.
|
Organisatie | De vereniging was gevestigd in Rotterdam. De administratie werd gevoerd door het zendingsbureau in Oegstgeest. De vereniging had een bestuur met voorzitter, secretaris en penningmeester en enkele gewone leden. In de Minahassa bestond een commissie van bijstand, ook wel commissie van toezicht genaamd. De school zelf had aanvankelijk een vrouwelijke, vanaf 1895 een mannelijke directeur, enige Europese bevoegde onderwijzeressen, een hoofd van de huishouding en dienstboden. In 1917 kwamen 19 leerlingen van de Sangihe Eilanden. Een groot aantal leerlingen behoorde toen niet meer tot de elite (notulen commissie van bijstand 14 mei 1917). De nieuwe in 1924 geopende school bood plaats aan 150 leerlingen met 7 leerkrachten (4 Europese en 3 inheemse). In de jaren dertig ging de school een samenwerkingsverband aan met andere scholen in de Minahassa in de Vereeniging tot oprichting en instandhouding van christelijke scholen in de Minahassa.
aantallen leerlingen (tussen haakjes de aantallen interne resp. externe leerlingen) 1881 26 (15+11) 1889 27 (23+4) 1898 33 (29+4) en 5 jongens 1905 (per 31/12) 111 (90+11) en 10 jongens 1912 122 1928 230 1937 453
|
Doelstelling | Statuten 1911 (bijvoegsel Ned. Staatscourant donderdag 30 maart 1911, no. 76)
art. 1 De Vereeniging heeft ten doel het onderhouden van eene kost- en dagschool voor dochters van hoofden en aanzienlijken in de Minahassa. |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | Verslaglegging
1265 Jaarverslagen, 1895 - 1908. |
||||||||||||||||||||
Nadere Toegangen | De volgende stukken geven een indruk van wat de bedoeling was en hoe de school intern functioneerde.
inv. nr. 1252 Reglementen, rapporten, nota’s en notulen en correspondentie van de commikssie van bijstand voor de school, 1877-1925.
Preadvies van een commissie benoemd door de conferentie van zendelingen, 1877 Ontvangen in Rotterdam 31 maart 1877 en behandeld in het hoofdbestuur van het Nederlands Zendelinggenootschap (‘act’) op 5 april 1877 De behoefte aan een school voor de dochters van de hoofden bestaat al jaren. Meisjes treft men op de gewone inlandse scholen al weinig aan, de dochters van de aanzienlijken ontbreken helemaal. Deze vrouwen komen te kort. Vast staat dat de hoofden degelijk onderwijs voor hun dochters willen en dat zij vaak bereid zijn daarvoor te betalen. De hoofden willen onderwijs voor hun meisjes in het Nederlands. De neiging is er al om hen Europees te kleden, om Europese meubelen aan te schaffen enz.. Het is de tijdgeest en wij moeten dus de bakens verzetten. Rome wint bovendien terrein. Dat doet het door goed onderwijs te geven zoals op Java blijkt waar de katholieke scholen goed zijn. We stellen dus voor om een school op te richten voor interne en externe leerlingen waaraan uitgebreid lager onderwijs wordt gegeven in het Nederlands. ‘Wij wenschen geen geleerde of waanwijze meisjes te vormen, doch willen eene inrigting waarin een christelijk godsdienstigen geest heerscht waarin het meisje verstandelijk ontwikkeld [wordt], tevens onderwijs ontvangt in alle vrouwelijke handwerken en bekwaam gemaakt wordt om een maal aan het hoofd eener huishouding geplaatst, ook daar kennis en beschaving, goede zeden en gewoonten te kunnen overplanten.’ Als vestigingsplaats wordt gekozen voor Tomohon. Daar kan gecombineerd worden met een mogelijk op te richten kweekschool voor bewaarscholen. Er moeten gebouwen komen. De kosten van de bouw worden geschat op f 10.000 en die voor inrichting op f 1.000. Nodig zijn een hoofdonderwijzeres en een hulponderwijzeres, beide over te laten komen uit Nederland. Salarissen f 200 en f 100 per maand. Het [inheemse] hulppersoneel moet hier gevormd worden en zal f 50 per maand kosten. Geen anak piara en murid. We rekenen op 30 interne leerlingen die f 30 per maand aan kostgeld betalen. Externe leerlingen betalen f 5 schoolgeld per maand. De externen bezoeken alleen de ochtendschool waarop onderwijs wordt gegeven. Externen die het onderwijs in handwerken en huishouding ’s middags willen volgen betalen nog eens f 3 per maand. De zendeling ter plaatse houdt toezicht en wordt hierin bijgestaan door een comité.
De nota is ondertekend namens de commissie door Louwerier
De school werd geopend op 1 november 1881. Aangemeld waren 10 interne en 7 externe leerlingen. Huisvesting in het gebouw dat voorheen gebruikt werd voor de opleiding van hulpzendelingen. Uit de toespraak van br. Wiersma blijkt dat het plan al vijf jaar oud is. Er werd geld opgehaald met medewerking van de oud-resident die voorstander was van het plan. Resultaat f 20.000, waarmee de school twee jaar zou kunnen draaien, waarna zij zich zelf moest zien te bedruipen. Meisjes kregen veel minder onderwijs dan jongens. In 1865 werd opgericht een school voor zonen van hoofden in Tondano, later omgezet in een kweekschool voor gouvernementsonderwijzers. In Tanawangko bestond sinds 1856 een kweekschool voor onderwijzers. ‘Waar de man de vrouw niet kan achten, kan hij haar op den duur ook niet liefhebben en vreezen wij verwildering van het huwelijk en vernietiging van het huiselijk leven bij de aanzienlijken’.
Reglement commissie van toezicht 1881 De commissie komt een maal per jaar bijeen. De directrice woont de vergadering bij. De commissie heeft de hulpprediker belast met het godsdienstonderwijs aan de meest gevorderde leerlingen. Voor de julivacantie vindt er een openbare les plaats met prijsuitreiking, die door de leden van de commissie wordt bijgewoond. De leden bezoeken de school zo vaak als mogelijk.
Rapport 1883 Opgesteld door zendeling Louwerier in 1883 en bestemd voor het hoofdbestuur. In Rotterdam ontvangen op 9 november 1883.
De vrouw mag in kennis en beschaving niet beneden de man staan. De meisjes uit het gewone volk werden anak piara bij de zendeling of een andere Europeaan en kregen daar onderricht. Het NZG zat echter krap bij kas, daarom werd toen in Nederland een comité gevormd dat geld inzamelde met steun van oud-resident Van der Crab. In Tomohon werd een uit drie vrouwen bestaand damescomité gevormd, te weten de mevrouwen Louwerier, Rooker en Wiersma. Tot directrice werd benoemd mej. G.C. Krook, werkzaam op de normaalschool in Zetten, met het diploma van hoofdonderwijzeres en aantekeningen Frans, Engels, Duits en nuttige en fraaie handwerken. Als secondante werd benoemd mej. W.C. de Ligt, werkzaam op een openbare meisjesschool in Amsterdam en met diploma van hulponderwijzeres. De commissie in Tomohon nam voor de huishouding in dienst mej. Van den Broek. Het schoolgeld van de internen is afhankelijk van het inkomen van der ouders. Na het opstaan is er de reiniging van de leerlingen waarna tot 7 uur vrij. De meesten houden zich dan bezig met het verzorgen van hun bloembedden, spelen en nazien van de lessen. De school is van 9 uur tot 12 uur. Daarna eten (rijsttafel) en ontspanning. De middaglessen zijn in handwerken. Van 5 tot 6 uur wandeling onder toezicht. In de avond werken in de leerkamer. De oudste meisjes kunnen, als de ouders daartegen geen bezwaar hebben, onderricht ontvangen in de huishouding, de keuken en de was. Leervakken: lezen, schrijven, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, Maleis, zingen, tekenen en voor de laagste klasse vlechten en dergelijke volgens de fröbelmethode. De voornaamste ondeugd van de leerlingen is liegen, maar de kinderen zijn verbeterd. Bij aankomst waren ze vaak schuw, onrein, en traag of geneigd tot nietsdoen. Nu zijn ze vrij, open, zindelijk en net. Bij de opening waren er 15 internen en 11 externen. Het schoolgeld is voor een tweede districtshoofd, een pakhuismeester of een opziener bij de cultures te hoog, ook al omdat nog meer geld moet worden besteed aan de scholing van de zoons.
Artikel bestemd voor Maanblad 1889 Door Louwerier. Geplaatst in Maandblad nr. 12. In 1881 waren de meeste leerlingen tussen de 12 en 14 jaar oud, nu zijn de meeste veel jonger wat de onderwijslast zwaarder maakt maar ook hoop geeft omdat de meisjes nu veel langer op de school blijven. Beschrijving van de laatste openbare les in juichende termen. Er werd gezongen en wel Nederlandse gezangen en de liederen ‘Het Vlaggelied’, ‘Meilied’ en ‘Vertrouwen’. De leden van de commissie bezoeken de vier klassen. Op een tafel lagen de werken uitgestald zoals een ingekleurd kaartje van Java, tekeningen in poeziealbums. Veel van die tekeningen zouden geen slecht figuur geslagen hebben op een meisjesschool in Nederland. Hert handwerk bestond uit naai- en breiwerk, borduur- en stopwerk. De twee laagste klassen deden aan spelend zingen en kamergymnastiek. Les in rekenen met breuken. Taaloefening waarbij de leerlingen de vervoegingen van het werkwoord moeten kennen wat zo moeilijk voor hen is maar zeer goed gelukte. Er zijn ook inlandse leraren. Van de directrice mej. Cramer kregen drie meisjes les in Frans. Mej. Cramer neemt ontslag omdat zij in gouvernementsdienst gaat, mej. G. Ulfers ook omdat zij trouwt met zendeling Graafland. Tenslotte toespraken en prijsuitreiking waarbij allen van de directrice een bijbeltje of gezangboek als aandenken krijgen. Vervolgens mag iedereen naar huis.
Een indruk van de situatie in 1918 geeft een ander stuk, eveneens uit inv. nr. 1252:
Bouw nieuwe school 1918 Notulen commissie van bijstand 14 mei 1917 De begroting komt uit op f 160.000. De nieuwe school is berekend op 150 leerlingen met het oog op het subsidie. Er is dan plaats voor 4 Europese en 3 inheemse leerkrachten. Onder de hoofden leeft enige ontevredenheid omdat ook kinderen van minder voorname leiden worden toegelaten. De directeur laat weten dat de verdeling thans als volgt is: kinderen van hoekoem besar 8 van hoekoem kedoeds 9 van hoekoem toea 10 van onderwijzers 42 van inlandse leraars 7 van andere ambtenaren 9 van particulieren 53 De directeur concludeert 'dat er geen plaats is voor een “eliteschool”.’ Dr. Gunning die ook aanwezig is concludeert dat de tijd gekomen is het karakter van de school te wijzigen en wijst erop dat de bevolking graag een school met internaat wil. De directeur antwoordt dat dat klopt omdat de ouders vinden dat de kinderen dan goed bezorgd zijn.
|
||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Interressant archief |