Kruisvaarders van Sint Jan
Naam | Kruisvaarders van Sint Jan |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1922-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De oprichting Het Gezelschap van de Kruisvaarders werd in 1922 te 's-Gravenhage gesticht door Jacques van Ginneken SJ (1877-1945). De ambitieuze en excentrieke zoon van een bierbrouwer uit Oudenbosch (provincie Noord-Brabant) wilde geen orde of congregatie stichten met zijn vele knellende bepalingen die mannen en vrouwen ervan weerhielden toe te treden. In 1919 was hij begonnen met het Gezelschap van de Vrouwen van Bethanië twee jaar later gevolgd door het Gezelschap van de Vrouwen van Nazareth. De kruisvaarders waren de mannelijke tegenhanger van de Vrouwen van Nazareth. De leden van het Gezelschap leidden een leven dat sterk leek op dat van kloosterlingen. Zij mochten niet huwen. De start was moeizaam omdat Van Ginneken geen enkel zakelijk inzicht had en er niet in slaagde de nieuwe instituten van een solide financiële basis te voorzien. Bij de oprichting van de Kruisvaarders kreeg hij hulp van drie mannen: J.P. Essen, A.D. Zwaans en C.J.M. van Corput. In 1931 had het Gezelschap maar 16 leden enw as het gevestigd op een landgoed in Rijswijk (bij Den Haag). De Kruisvaarders hadden toen de zorg voor 91 jongens. In 1974 werd het Gezelschap omgezet in een oecumenische organisatie waar ook protestanten, vrouwen en gehuwde mannen lid van konden worden. De hoofdzetel bevond zich in 2011 in Noordwijkerhout (provincie Zuid-Holland).
De missie Curacao Op uitnodiging van de bisschop van Curaçao mgr. J.P. Verriet vertrokken de Kruisvaarders naar Curaçao om te werken onder de werkloze en schoolvrije mannelijke jeugd. Vanaf 1937 waren zij ook betrokken bij het vakonderwijs aan jongens. Zij richtten de jongensstad Brakkeput-Ariba met Huize Don Bosco op. Zij ontwikkelden het 'Eenvoudig Technisch Onderwijs' (ETO) en hadden een vakschool met internaat .
Andere missiegebieden In de Dominicaanse Republiek waren De Kruisvaarders vanaf 1945 actief met een internaat en een landbouwschool. In Canada werkten zij vanaf 1950 in Winnipeg onder immigranten. In Burundi (1954) en Congo (1955), waren zij eveneens actief met huizen in Usumbura en Bunia-Ituri . In de jaren vijftig en zestig vertrokken de Kruisvaarders ook nog naar Nicaragua en Noord-Amerika om daar als sociaal werkers, onderwijzers, ontwikkelingswerkers en landbouwdeskundigen hun missie vorm te geven.
Het werk in Panama (1961) en Rwanda (1962) valt buiten het bestek van deze gids.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 98, Willemse, I, par. 4-17, Pius-almanak 1960/61, 347-348 en 428, Stoffelen, Plaatsingslijst, inleiding, en Derks, Heilig moeten, 328-345. |
Organisatie | Een seculier instituut De mannen legden -anders dan bij broedercongregaties- particuliere geloften af aan God: gehoorzaamheid, zuiverheid en armoede. Voorlopige bisschoppelijke goedkeuring van de constituties vond plaats in 1927, maar pas na een financiële sanering volgde een definitieve goedkeuring in 1942. In 1928 verzocht de pas benoemde bisschop van Haarlem, mgr. A.J. Aengenent, om het werk onder katholieke jongens uit te breiden. In 1948 kreeg het gezelschap de kerkrechtelijke status van een seculier instituut. De door van Ginneken bedachte vorm van samenleven maakte het voor een ongehuwde man mogelijk om zich voor bepaalde tijd te binden aan een gemeenschap zonder eeuwige geloften af te leggen. De Kruisvaarders leefden zowel in als buiten communiteitsverband.
Bestuur Aanvankelijk was Van Ginneken geestelijk directeur, maar hij droeg deze functie over aan pater J, van Rijckevorsel sj. Hij bleef zich echter tot aan zijn dood in 1945 bemoeien met het Gezelschap . De eerste jaren werd de functie van huisoverste door verschillende leden uitgeoefend, die door Van Ginneken werden aangewezen. C.J.M. van den Corput was waarschijnlijk de eerste die door de leden gekozen werd (Zie voor een lijst van algemene oversten, Stoffelen, Plaatsingslijst, xvi en ook xi). Met de oprichting van de Petrus Kanis Stichting in 1922 verkreeg men rechtspersoonlijkheid. Deze verenigde de Kruisvaarders van St. Jan en de Vrouwen van Nazareth in een federatief verband dat bleef bestaan tot 1929.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 99, Willemse, I, par. 4-17, Pius-almanak 1960/61, 347, Stoffelen, Plaatsingslijst, inleiding, en Derks, Heilig moeten, 328-345. |
Doelstelling | Van Ginneken wilde organisatie(s) oprichten die werkte onder heidenkinderen (in Nederland), onder volwassenen en in de missiegebieden. In dit plan moest de Petrus Kanis Stichting het vakcatechumenaat voor jongens -het Nederlandse heidenkind- op zich nemen. De stichter beoogde een lekengezelschap van gelovige mannen, die wonend en werkend in de wereld, jongens bekeerden en ondersteunden in het leren van een degelijk vak. Het vakcatechumenaat typeerde gedurende lange tijd de aanpak van de Kruisvaarders. Bedrijven werden opgericht met daaraan verbonden vakscholen, zodat jongens in een beschermde omgeving konden leren en werken. Behalve vakonderricht kregen de jongens ook sportbegeleiding en catechismusonderricht. Vanaf de tweede helft van de jaren dertig kwam er ook aandacht voor het volwassenenapostolaat. |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Geen interviews. |
Meer over het archief |
|
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De oprichting Het Gezelschap van de Kruisvaarders werd in 1922 te 's-Gravenhage gesticht door Jacques van Ginneken SJ (1877-1945). De ambitieuze en excentrieke zoon van een bierbrouwer uit Oudenbosch (provincie Noord-Brabant) wilde geen orde of congregatie stichten met zijn vele knellende bepalingen die mannen en vrouwen ervan weerhielden toe te treden. In 1919 was hij begonnen met het Gezelschap van de Vrouwen van Bethanië twee jaar later gevolgd door het Gezelschap van de Vrouwen van Nazareth. De kruisvaarders waren de mannelijke tegenhanger van de Vrouwen van Nazareth. De leden van het Gezelschap leidden een leven dat sterk leek op dat van kloosterlingen. Zij mochten niet huwen. De start was moeizaam omdat Van Ginneken geen enkel zakelijk inzicht had en er niet in slaagde de nieuwe instituten van een solide financiële basis te voorzien. Bij de oprichting van de Kruisvaarders kreeg hij hulp van drie mannen: J.P. Essen, A.D. Zwaans en C.J.M. van Corput. In 1931 had het Gezelschap maar 16 leden enw as het gevestigd op een landgoed in Rijswijk (bij Den Haag). De Kruisvaarders hadden toen de zorg voor 91 jongens. In 1974 werd het Gezelschap omgezet in een oecumenische organisatie waar ook protestanten, vrouwen en gehuwde mannen lid van konden worden. De hoofdzetel bevond zich in 2011 in Noordwijkerhout (provincie Zuid-Holland).
De missie Curacao Op uitnodiging van de bisschop van Curaçao mgr. J.P. Verriet vertrokken de Kruisvaarders naar Curaçao om te werken onder de werkloze en schoolvrije mannelijke jeugd. Vanaf 1937 waren zij ook betrokken bij het vakonderwijs aan jongens. Zij richtten de jongensstad Brakkeput-Ariba met Huize Don Bosco op. Zij ontwikkelden het 'Eenvoudig Technisch Onderwijs' (ETO) en hadden een vakschool met internaat .
Andere missiegebieden In de Dominicaanse Republiek waren De Kruisvaarders vanaf 1945 actief met een internaat en een landbouwschool. In Canada werkten zij vanaf 1950 in Winnipeg onder immigranten. In Burundi (1954) en Congo (1955), waren zij eveneens actief met huizen in Usumbura en Bunia-Ituri . In de jaren vijftig en zestig vertrokken de Kruisvaarders ook nog naar Nicaragua en Noord-Amerika om daar als sociaal werkers, onderwijzers, ontwikkelingswerkers en landbouwdeskundigen hun missie vorm te geven.
Het werk in Panama (1961) en Rwanda (1962) valt buiten het bestek van deze gids.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 98, Willemse, I, par. 4-17, Pius-almanak 1960/61, 347-348 en 428, Stoffelen, Plaatsingslijst, inleiding, en Derks, Heilig moeten, 328-345. |
Organisatie | Een seculier instituut De mannen legden -anders dan bij broedercongregaties- particuliere geloften af aan God: gehoorzaamheid, zuiverheid en armoede. Voorlopige bisschoppelijke goedkeuring van de constituties vond plaats in 1927, maar pas na een financiële sanering volgde een definitieve goedkeuring in 1942. In 1928 verzocht de pas benoemde bisschop van Haarlem, mgr. A.J. Aengenent, om het werk onder katholieke jongens uit te breiden. In 1948 kreeg het gezelschap de kerkrechtelijke status van een seculier instituut. De door van Ginneken bedachte vorm van samenleven maakte het voor een ongehuwde man mogelijk om zich voor bepaalde tijd te binden aan een gemeenschap zonder eeuwige geloften af te leggen. De Kruisvaarders leefden zowel in als buiten communiteitsverband.
Bestuur Aanvankelijk was Van Ginneken geestelijk directeur, maar hij droeg deze functie over aan pater J, van Rijckevorsel sj. Hij bleef zich echter tot aan zijn dood in 1945 bemoeien met het Gezelschap . De eerste jaren werd de functie van huisoverste door verschillende leden uitgeoefend, die door Van Ginneken werden aangewezen. C.J.M. van den Corput was waarschijnlijk de eerste die door de leden gekozen werd (Zie voor een lijst van algemene oversten, Stoffelen, Plaatsingslijst, xvi en ook xi). Met de oprichting van de Petrus Kanis Stichting in 1922 verkreeg men rechtspersoonlijkheid. Deze verenigde de Kruisvaarders van St. Jan en de Vrouwen van Nazareth in een federatief verband dat bleef bestaan tot 1929.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 99, Willemse, I, par. 4-17, Pius-almanak 1960/61, 347, Stoffelen, Plaatsingslijst, inleiding, en Derks, Heilig moeten, 328-345. |
Doelstelling | Van Ginneken wilde organisatie(s) oprichten die werkte onder heidenkinderen (in Nederland), onder volwassenen en in de missiegebieden. In dit plan moest de Petrus Kanis Stichting het vakcatechumenaat voor jongens -het Nederlandse heidenkind- op zich nemen. De stichter beoogde een lekengezelschap van gelovige mannen, die wonend en werkend in de wereld, jongens bekeerden en ondersteunden in het leren van een degelijk vak. Het vakcatechumenaat typeerde gedurende lange tijd de aanpak van de Kruisvaarders. Bedrijven werden opgericht met daaraan verbonden vakscholen, zodat jongens in een beschermde omgeving konden leren en werken. Behalve vakonderricht kregen de jongens ook sportbegeleiding en catechismusonderricht. Vanaf de tweede helft van de jaren dertig kwam er ook aandacht voor het volwassenenapostolaat. |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Geen interviews. |
Het archief
Meer over het archief |
|