Broeders van Oudenbosch
Naam | Broeders van Oudenbosch |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1840-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie is gesticht in Oudenbosch in 1840 door de cisterciënzer pastoor Willem Hellemons (1810-1884) en een jongeman uit zijn parochie, Johannes (vader Vincentius) Huybrechts (1812-1889)
De missie Ned. Indië Hoewel de Congregatie van de Broeders van Oudenbosch niet opgericht is met een missionair doel, waren de broeders de eerste broeder-congregatie in Nederlands-Indië, toen zij in 1862 aankwamen in Soerabaja op Java. Daar begonnen zij met onderwijs aan kinderen van bemiddelde katholieken van Nederlandse afkomst. In 1898 werkten er 34 broeders in het onderwijs in Soerabaja en Batavia . Overigens had de overste van de broeders pas toegestemd, nadat hij flink onder druk gezet was door de eveneens in Oudebosch gevestigde jezuïeten met wie de congregatie nauwe banden had. Jarenlang probeerden de broeders de Indische missie met minimale middelen in stand te houden, omdat expansie in Nederland genoeg van hen vergde en de Indische koloniale samenleving bovendien geen goede naam had. Gaandeweg breidden de onderwijsactiviteiten van de broeders zich uit naar Batavia (1905), Semarang (1911), Bandoeng (1930) en Madioen (1934). Ook wat betreft het aandeel van de congregatie in de missie is na 1900 een toename te zien: in 1912 werkte één derde van de onderwijzers van de congregatie in Indië. De broeders werkten uiteindelijk in de vicariaten Bandoeng, Djakarta, Semarang, Soerabaja, Malang en Roeteng. Zij verzorgden kweekschool- en lager en middelbaar onderwijs, al dan niet met internaat, dreven een weeshuis en gaven les op scholen die waren aangepast aan het Indonesische onderwijssysteem (SGA en SMP)..
Overige gebieden De suggestie van de Witte Paters om eens buiten het Nederlandse blikveld te kijken viel goed bij de broeders. Zij openden in 1955 in Aylmer (Ontario, Canada) een vestiging met de bedoeling van daaruit broeders uit te zenden naar Indonesië en naar nieuwe missiegebieden in Afrika en elders . Het was eveneens via contact met de Witte Paters dat missie in Tabora (Tanganyika, het latere Tanzania) tot stand kwam. De broeders werkten daar op een middelbare school en een kweekschool. De in 1971 aangevangen missie in Liberia valt buiten de gids.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 98, Willemsen, I, par. 3-9, Van Vugt, Broeders, 75, Pius-almanak 1960/61, 344 en 427, Van Vugt, 'De missie' en Derix, brngers van de boodschap.
|
Organisatie | Aanvankelijk leefden de broeders onder een geïmproviseerde regel opgesteld door de stichter Hellemons. In de loop van de tijd ontstond er een geschil over de gezagsverhouding tussen de apostolisch vicaris van Breda, mgr. Van Hooijdonk en de stichter. Dit hoogoplopende conflict werd pas na bemiddeling door bisschop Zwijsen in 1854 beëindigd. Het gezag van Van Hooijdonk over de congregatie werd bevestigd en de stichter werd op een zijspoor gezet. Overigens heeft de aanstelling van een seculiere priester als rector nadien niet geleid tot intensieve bemoeienis met het bestuur van de broeders. In 1887 kreeg de congregatie bovendien grotere autonomie, toen bisschop Leyten de banden met de congregatie losser maakte, onder meer omdat hij wilde dat de congregatie ook buiten zijn diocees actief zou worden. Op zijn voorspraak ontving de congregatie namelijk pauselijke goedkeuring. De congregatie werd verder bestuurd door een algemeen bestuur en de oversten van de huizen. De rechtspersoon van de congregatie was de Vereeniging Instituut Sint Louis en het generalaat bevindt zich in Nederland .
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Pius-almanak 1960/61, 344, Van Vugt, Broeders). |
Doelstelling | Stichter Hellemons had tijdens zijn studie in Rome belangstelling gekregen voor pastoraal werk onder de jeugd en was bovendien geïnspireerd door de Jezuïeten die zich de vorming van jeugd uit betere standen aantrokken. Doel van de oprichting van een congregatie was dan ook vooral gelegen in het feit dat hij zijn initiatieven voor de jeugd (onder meer een Mariacongregatie) wilde ondersteunen met religieus personeel (Van Vugt, Broeders in de katholieke beweging, 74-75). Het doel bij oprichting was daarom opvoeding in de vorm van parochieel jeugdwerk, maar dit werd uitgebreid met onderwijs en missiewerk (Van Woesik, 97; Willemsen, B09; Van Vugt, Broeders in de katholieke beweging, 103). Doelomschrijving 'alle apostolische arbeid waartoe de H. Kerk roept' (Pius-almanak 1960/61, 344) gaf in de periode ver daarvoor soms aanleiding tot problemen. De uitbreidingen buiten Oudenbosch en in het takenpakket werden vooral ondernomen onder druk van de apostolisch vicaris van Breda Van Hooijdonk, wat uiteindelijk leidde tot een stevig conflict met oprichter Hellemons dat duurde tot 1854 (Van Vugt, Broeders in de katholieke beweging, 103-104). |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Vier interviews, te weten de nrs.: 202 278 317 574 |
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||
Informatiewaarde | Interressant archief |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie is gesticht in Oudenbosch in 1840 door de cisterciënzer pastoor Willem Hellemons (1810-1884) en een jongeman uit zijn parochie, Johannes (vader Vincentius) Huybrechts (1812-1889)
De missie Ned. Indië Hoewel de Congregatie van de Broeders van Oudenbosch niet opgericht is met een missionair doel, waren de broeders de eerste broeder-congregatie in Nederlands-Indië, toen zij in 1862 aankwamen in Soerabaja op Java. Daar begonnen zij met onderwijs aan kinderen van bemiddelde katholieken van Nederlandse afkomst. In 1898 werkten er 34 broeders in het onderwijs in Soerabaja en Batavia . Overigens had de overste van de broeders pas toegestemd, nadat hij flink onder druk gezet was door de eveneens in Oudebosch gevestigde jezuïeten met wie de congregatie nauwe banden had. Jarenlang probeerden de broeders de Indische missie met minimale middelen in stand te houden, omdat expansie in Nederland genoeg van hen vergde en de Indische koloniale samenleving bovendien geen goede naam had. Gaandeweg breidden de onderwijsactiviteiten van de broeders zich uit naar Batavia (1905), Semarang (1911), Bandoeng (1930) en Madioen (1934). Ook wat betreft het aandeel van de congregatie in de missie is na 1900 een toename te zien: in 1912 werkte één derde van de onderwijzers van de congregatie in Indië. De broeders werkten uiteindelijk in de vicariaten Bandoeng, Djakarta, Semarang, Soerabaja, Malang en Roeteng. Zij verzorgden kweekschool- en lager en middelbaar onderwijs, al dan niet met internaat, dreven een weeshuis en gaven les op scholen die waren aangepast aan het Indonesische onderwijssysteem (SGA en SMP)..
Overige gebieden De suggestie van de Witte Paters om eens buiten het Nederlandse blikveld te kijken viel goed bij de broeders. Zij openden in 1955 in Aylmer (Ontario, Canada) een vestiging met de bedoeling van daaruit broeders uit te zenden naar Indonesië en naar nieuwe missiegebieden in Afrika en elders . Het was eveneens via contact met de Witte Paters dat missie in Tabora (Tanganyika, het latere Tanzania) tot stand kwam. De broeders werkten daar op een middelbare school en een kweekschool. De in 1971 aangevangen missie in Liberia valt buiten de gids.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 98, Willemsen, I, par. 3-9, Van Vugt, Broeders, 75, Pius-almanak 1960/61, 344 en 427, Van Vugt, 'De missie' en Derix, brngers van de boodschap.
|
Organisatie | Aanvankelijk leefden de broeders onder een geïmproviseerde regel opgesteld door de stichter Hellemons. In de loop van de tijd ontstond er een geschil over de gezagsverhouding tussen de apostolisch vicaris van Breda, mgr. Van Hooijdonk en de stichter. Dit hoogoplopende conflict werd pas na bemiddeling door bisschop Zwijsen in 1854 beëindigd. Het gezag van Van Hooijdonk over de congregatie werd bevestigd en de stichter werd op een zijspoor gezet. Overigens heeft de aanstelling van een seculiere priester als rector nadien niet geleid tot intensieve bemoeienis met het bestuur van de broeders. In 1887 kreeg de congregatie bovendien grotere autonomie, toen bisschop Leyten de banden met de congregatie losser maakte, onder meer omdat hij wilde dat de congregatie ook buiten zijn diocees actief zou worden. Op zijn voorspraak ontving de congregatie namelijk pauselijke goedkeuring. De congregatie werd verder bestuurd door een algemeen bestuur en de oversten van de huizen. De rechtspersoon van de congregatie was de Vereeniging Instituut Sint Louis en het generalaat bevindt zich in Nederland .
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Pius-almanak 1960/61, 344, Van Vugt, Broeders). |
Doelstelling | Stichter Hellemons had tijdens zijn studie in Rome belangstelling gekregen voor pastoraal werk onder de jeugd en was bovendien geïnspireerd door de Jezuïeten die zich de vorming van jeugd uit betere standen aantrokken. Doel van de oprichting van een congregatie was dan ook vooral gelegen in het feit dat hij zijn initiatieven voor de jeugd (onder meer een Mariacongregatie) wilde ondersteunen met religieus personeel (Van Vugt, Broeders in de katholieke beweging, 74-75). Het doel bij oprichting was daarom opvoeding in de vorm van parochieel jeugdwerk, maar dit werd uitgebreid met onderwijs en missiewerk (Van Woesik, 97; Willemsen, B09; Van Vugt, Broeders in de katholieke beweging, 103). Doelomschrijving 'alle apostolische arbeid waartoe de H. Kerk roept' (Pius-almanak 1960/61, 344) gaf in de periode ver daarvoor soms aanleiding tot problemen. De uitbreidingen buiten Oudenbosch en in het takenpakket werden vooral ondernomen onder druk van de apostolisch vicaris van Breda Van Hooijdonk, wat uiteindelijk leidde tot een stevig conflict met oprichter Hellemons dat duurde tot 1854 (Van Vugt, Broeders in de katholieke beweging, 103-104). |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | Vier interviews, te weten de nrs.: 202 278 317 574 |
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||
Informatiewaarde | Interressant archief |