Redemptoristen (CssR)
Naam | Redemptoristen (CssR) |
Naamsvarianten |
|
Periode | 1732-2011 |
Denominatie | rooms-katholiek |
Org | Missie |
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van de redemptoristen werd gesticht in Scala (Italië) in 1732 door Alfonsus Maria de Liguori (1696-1787). In 1836 kwam de congregatie naar Nederland toen in Wittem (provincie Limburg) een studiehuis geopend werd dat zich later ontwikkelde tot het moederhuis. Het bekendste Nederlandse lid van de congregatie was kardinaal Willem van Rossum die van 1918 tot aan zijn dood in 1932 prefect was van de Congregatie De Propaganda Fide.
De missie De redemptoristen maakten al in de jaren veertig van de negentiende eeuw veel werk van volksmissies in Nederland. Daarnast richtten zij zich op buitenlandse missies onder meer in Haïti, de Antillen, de Filippijnen, Japan (1949), Indonesië (1959) en Congo (Zaïre). Specifiek voor de Nederlandse provincie waren twee missiegebieden: Suriname en Brazilië.
Suriname In 1865 kregen de Nederlandse Redemptoristen door de Congregatio de Propaganda Fide het apostolisch vicariaat Suriname toegewezen, dat in 1852 was opgericht. In 1958 werd het tot bisdom verheven werd. De Redemptoristen gaven onderwijs, bedienden de staties Coronie, Albina, Groningen, Tamarin, Copieweg, Nickerie en Moengo en missioneerden onder de inheemse bevolking (in oudere stukken vaak aangeduid als de Indianen], de Javanen, Marrons (in oude stukken meestal aangeduid als Bosnegers) en Hindoestanen. Voor al deze groepen waren er zogenaamde opvoedingsgestichten. De Redemptoristen werkten samen met de Franciscanessen van Roosendaal, die daar al eerder, namelijk in 1856 als eersten begonnen waren met de missie. Andere partners in het missiewerk waren: de Franciscanessen van Oudenbosch (1925), de Zusters van Liefde van Tilburg (1894) en de Fraters van Tilburg (1902). Voor de verzorging van melaatsen werd in 1895 de leprozerij St. Gerardus-Majellastichting opgericht en verder werden activiteiten ontwikkeld in het onderwijs, de landbouw en de gezondheidszorg (een ziekenhuis).
Brazilië Al rond het midden van de negentiende eeuw waren er bij de Redemptoristen verzoeken binnengekomen van Braziliaanse bisschoppen om volksmissies te komen geven in Brazilië, maar het generaal bestuur had deze verzoeken steeds afgewezen. Via de internuntius in Brazilië, mgr. Spolverini, kwam de zaak in 1887 aan het rollen. Mgr. Spolverini was internuntius geweest in Nederland en had daar de bloei van de Nederlandse provincie van de Redemptoristen opgemerkt. Hij wees de algemeen-overste van de congregatie op de Nederlandse provincie, maar het bestuur was desondanks niet meteen genegen de Nederlanders deze taak te laten aannemen. De Nederlandse provincie had immers in 1865 al de verantwoordelijkheid voor Suriname op zich genomen. Toen het generaal bestuur eenmaal zwichtte moest de Nederlandse provinciaal-overste aan het verzoek uit Brazilië gehoor geven. Formeel nam de Nederlandse provincie dit besluit in 1893. De Nederlandse Redemptoristen werden verzocht door de bisschop van Marianna (Minas Gerais), Silvério Gomes Pimenta (1897-1922) om naar Brazilië te komen. De eerste standplaats werd Juiz de Fora, een stad in de deelstaat Minas Gerais in Centraal-Brazilië. Tot 1900 bleef dit de enige vestiging en uitvalsbasis voor hun taken: volksmissies en retraites. De Nederlandse missionarissen hadden veel problemen met de taal, het Portugees. De bisschoppen stonden uitbreiding toe op voorwaarde dat de Redemptoristen zich ook zouden bezighouden met parochie-pastoraat en daartoe bepaalde parochies zouden aannemen. De eerste parochie die de Nederlanders in 1900 aannamen lag in Belo Horizonte, een nieuwe stichting volgde in 1903 in Rio de Janeiro. In 1903 werd de vice-provincie Rio de Janeiro opgericht, gevolgd door de vice-provincie Brazilië in 1921. De volksmissies van de Nederlandse Redemptoristen waren in theorie gericht op de gewone man en verliepen volgens een in Nederland ontwikkeld schema. De plaatselijke pastoor werd buiten spel gezet en de bevolking kreeg vooraf ingestudeerde preken te horen. De Nederlandse missionarissen hadden geen aandacht voor plaatselijke gewoonten en deden geen moeite deze in te passen in de religieuze praktijk zoals zij die voor ogen hadden. Zij waren verbijsterd te zien hoezeer de Brazilianen afweken van het uit Europa stammende ultramontaanse model waarbij de sacramenten centraal stonden. De volksmissies waren gericht op individuele bekering, de resultaten werden afgemeten aan het aantal afgehoorde biechten, uitgereikte communies en gesloten huwelijken. Het botte optreden van de Nederlandse Redemptoristen werd in Brazilië niet gewaardeerd; vooral de stedelijke elite hield zijn afkeer van de Nederlandse missionarissen niet voor zich. In omgekeerde richting gebeurde hetzelfde. Omdat de Nederlanders genoeg aanwas hadden, konden zij het zich -in tegenstelling tot de Duitse Redemptoristen- permitteren de opleiding van eigenlandse religieuzen, van wie zij geen positieve verwachting hadden, zo lang mogelijk uit te stellen. Braziliaanse kandidaten werden doorverwezen naar de Duitse provincie. Toch werden zij uiteindelijk door het generaal bestuur van de congregatie gedwongen een Braziliaan op te nemen en niet de minste: Júlio Maria (zie voor een uitgebreide beschrijving Lamers, 'Ik leerde', 140-148). Toen de Redemptoristen in 1924 het beheer over het heiligdom Congonhas do Campo opgedragen kregen, leverde dit genoeg inkomsten op voor een kleinseminarie. In 1936 werd besloten tot verdergaande samenwerking met de Duitse provincie om ook de hogere studies in Brazilië te laten plaatsvinden. In 1945 kreeg de Nederlandse provincie zijn eigen grootseminarie in Floresta (bij Juiz de Fora). De Nederlanders kregen ook het beheer van het heiligdom van Senhor do Bomfim opgedragen, een taak die zij vervulden tussen 1933 en 1950 en waar zij uiteindelijk het onderspit delfden tegen de plaatselijke oppermachtige lekenbroederschap. De broederschap vertegenwoordigde het Afro-Braziliaans katholicisme en stond het beheer over het heiligdom niet af aan de Nederlanders. De Nederlandse Redemptoristen wilden behalve de vice-provincie Rio ook een Nederlandse vice-provincie stichten in Noordoost-Brazilië. Hier lag de statie Salvador (met het al vermelde heiligdom Bomfim). Nieuwe huizen werden gesticht in Garanshuns (staat Pernambuco, 1947) en Juazeiro da Bahia (staat Bahia). De vice-provincie kwam er tenslotte in 1951. Voor de nieuwe provincie stond de vice-provinciaal een andere werkwijze voor ogen, namelijk het aannemen van zoveel mogelijk parochies, die eveneens konden dienen als uitvalsbasis voor de volksmissies. De parochies zouden na ontwikkeling door de Redemptoristen dan teruggegeven worden aan het bisdom. De missie in Garanhuns werd in 1954 verheven tot vice-provincie van Pernambuco en met de verplaatsing van de zetel in 1958 naar Recife veranderde ook de naam van de vice-provincie in Recife. Hoewel de Redemptoristen parochies aannamen bleef ook in Noord-Oost Brazilië het hierboven beschreven probleem bestaan. Wat wel veranderde in de jaren vijftig was een enigszins toenemend bewustzijn van de sociale problemen waar dit deel van Brazilië onder leed (Lamers, 'Ik leerde', over de uitzonderlijke positie van pater Michael Radermacher, 200-201). Daarnaast namen de Nederlandse Redemptoristen van 1956 tot 1973 de zorg op zich voor het heiligdom Bom Jesus da Lapa in de binnenlanden van de deelstaat Bahia. Centraal stonden weer biecht horen, communies uitreiken en huwelijken inzegenen, voor de Brazilianen draaide alles om het bezoeken van heiligdommen en het doen van beloften (promessas).
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 41-43, Willemsen, I, par. 1-31, Pius-almanak 1960/61, 456-456, Lamers, 'Ik leerde' en mededeling van pater J. Vernooij cssr op 26 februari 2009. |
Organisatie | De congregatie De congregatie ontving in 1749 pauselijke goedkeuring en de stichter werd voor zijn leven tot hoofd van de congregatie benoemd. Zijn opvolgers werden als rector major aangeduid en voor het leven gekozen door het generaal kapittel. Hij werd bijgestaan door zes adviseurs, consultatores genaamd. De algemeen overste benoemde de provinciale oversten en oversten van de huizen voor een periode van drie jaar. In 1840 erkende koning Willem II het door de Redemptoristen in Wittem gestichte klooster. In 1841 richtte de paus de Belgisch-Nederlandse provincie op, in 1854 gevolgd door de Nederlands-Engelse vice-provincie. In 1865 werden Nederland en Engeland zelfstandige provincies. De Nederlandse burgerlijke rechtspersoon was de 'St. Alphonsus Stichting'. Het generalaat bevind zich in Rome.
De missie Suriname De functie van de apostolisch vicaris werd vanaf 1866 door een Redemptorist vervuld, ook nadat het vicariaat in 1958 tot bisdom was verheven.
Brazilië De Braziliaanse missie verschilde van die in Suriname, omdat Brazilië niet onder het gezag van de congregatie De Propaganda Fide viel. Toen de eerste Nederlandse Redemptoristen arriveerden, was Nederland zelf nog een missieland. De Nederlandse missionarissen kwamen op uitnodiging van Braziliaanse bisschoppen en vielen onder hun gezag. Met de plaatselijke bisschop werden contracten gesloten.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 41-43, Willemsen, I, par. 1-31, de Pius-almanak 1960/61, 331 en Ad van Huijgevoort, 'Een tropisch archief in de diepvries? Werkzaamheden aan het archief en de bibliotheek van de paters redemptoristen in Suriname', in: Erasmusplein 9, nummer 2 (1998) 9-10. |
Doelstelling | De doelstellingen van de congregatie waren het navolgen van de Heilige Verlosser, zelfheiliging en streven naar het heil van anderen, in het bijzonder de verlatenen. Later werd dit geformuleerd als 'Directe zielzorg door woord en sacrament, met bijz. aandacht voor hen die geestelijk in moeilijkheden verkeren.' (Pius-almanak 1960/61, 331). Deze doelstellingen werden vertaald naar pastoraal werk en missiewerk. In Nederland kwamen deze doelstellingen tot uiting in het geven van volksmissies, retraites en categoriale zielzorg, voor de overzeese gebieden in missie in Suriname, hulp aan priesterarme gebieden (Brazilië) en emigrantenzorg. De biecht werd gezien als de bekroning van de volksmissies en individuele bekering. Voor het liefdewerk was er Het Hofbauer-Liefdewerk (1890). |
Taken en activiteiten |
|
Continenten |
|
Lokatie |
|
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | 13 interviews, en wel de nrs.: 13 113 120 211 221 225 269 345 383 420 562 600 808 |
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | verslaglegging Suriname
4077* Jaarverslagen van de vice-provincie Suriname bestemd voor de kroniekschrijver van de Nederlandse provincie, jaren 1891 en 1892 en voorschrift gegeven aan de vice-provinciaal welke gegevens hij op moet geven. Latijn. Twee keer per jaar, in januari en in mei, moeten de gegevens worden opgestuurd aan de provinciaal. In januari worden doorgegeven: de namen van alle personeelsleden, met inbegrip van leken en studenten, met opgave van hun taak of ambt, dewerkzaamheden van de paters, zusters en anderen en het aantal uitgereikte communies, en tot slot necrologia van overleden paters. In mei worden doorgegeven: een kroniek en gegevens over interne werkzaamheden (labores ministerii interni’) en externe werkzaamheden. De kroniek moet omvatten: aantallen collegia, staties, kerken, kapellen en scholen, de toestand van de ‘colonia’, met aantallen gelovigen per stad of streek, ook in de dorpen van de Indianen en de Marrons, lijst van personeelsleden, mutaties in het personeelsbestand, noemenswaardige gebeurtenissen en feiten in chronologische volgorde zoals oprichting nieuwe statie of bouw kerk, ziekte, overlijden, kanonieke visitatie, bezoeken van notabelen, bijzondere gelegenheden, reizen van de bisschop of anderen, problemen met de buitenwereld. Tot de interne werkzaamheden behoren: missen, vespers, preken en catechismus aan kinderen en volwassenen, bijeenkomsten van broederschappen, novenen en soortgelijke efeningen in de kerk, andere diensten gehouden in de kerk, aantal gesloten huwelijken. Tot de externe werkzaamheden behoren: huisbezoek, bezoek aan plantages en ‘campi’, zorg voor de scholen, wezen en leprozen. 1 omslag.
4078 Jaarverslagen van de vice-provincie Suriname en verslagen van de hieraan voorafgaande canonieke visitaties aan de stichtingen, 1906, 1911-1919, 1 omslag.
4080 Verslag van (onbekend) over de situatie in de vice-provincie Suriname en over het tot dusverre verrichte werk, 1930, 1 deel.
4081 Lijst houdende gegevens over huizen, paters en broeders in de vice-provincie Suriname, bestemd voor de "Analecta", 1952, 1 stuk.
4082 Lijst houdende statistische gegevens ten behoeve van het [generalaat], 1956, 1 stuk.
4456 Jaarverslagen van de RK gemeente in Suriname, 1876, 1877, 1907, 1930, 1935, 1940, 1947-1958, 1 omslag.
8865 Jaarverslagen van de RK Gemeente in Suriname, 1932-1934, 1935, 1937, 1939-1944, 1946-1966, 1 omslag.
4457 en 4458 Jaarverslagen van het apostolisch vicariaat van de Surinaamse missie over de jaren 1882-1886, 1922, 1951, [1884-1887, 1923, 1952], 1 omslag.
4459 Verslag "Extracta Chronicorum Surinamensium anno Domini 1921-1922" over de ontwikkelingen in het apostolisch vicariaat van Suriname over de periode 1921-1922. Met kanttekeningen, [1923], 1 stuk.
4460 Formulier houdende gegevens over het apostolisch vicariaat van Suriname over het jaar 1928 uitgegaan van mgr. T.A.L.M. van Roosmalen cssr, apostolisch vicaris, [1928], 1 stuk.
4461 Rapport "Apostolisch vicariaat van Suriname" van mgr. S.J.M.M. Kuypers cssr, apostolisch vicaris, over urgente punten in het missiewerk voor de jaren 1958-1961, 1957, 1 stuk.
4462 Jaarverslagen van het bisdom Paramaribo, 1958-1966, 1 omslag.
4569-4584 Lijsten met gegevens over pastorale werkzaamheden in diverse staties, 1868-1957 (met hiaten), 16 omslagen. 4569 1868. 4570 1871. 4571 1872. 4572 1873. 4573 1874. 4574 1877. 4575 1879. 4576 1881. 4577 1893. 4578 1908. 4579 1909. 4580 1910-1919. 4581 1920-1929. 4582 1930-1939. 4583 1940-1949. 4584 1950-1957.
8805 "Relatio annualis"; statistische jaarverslagen van de vice-provinciaal aan de generale overste met betrekking tot de leden van de congregatie en hun activiteiten. Met als bijlagen instructies van de generale overste, 1955-1965, 1971-1972, 1976, 1978, 1987, 1 omslag.
9030 "Status missionis"; staten met betrekking tot de missie, 1914-1928, 1940-1944, 1946-1966, 1 omslag.
Suriname visitatieverslagen
4124-4143 Stukken betreffende visitaties in de vice-provincie Suriname. Alfabetisch op naam van visitator, 1871-1965 (met hiaten), 20 omslagen. 4124 Baneke, E.J., 1956, 1960, 1962. 4125 Beukers, A., 1914. 4126 Coll, C. van, 1898-1906. 4127 Donicie, C., 1947, 1950-1951, 1954. 4128 Donker, C., 1947-1949. 4129 Franssen, J.T.A., 1931-1936. 4130 Grinsven, M. van, 1929. 4131 Groot, H. de, 1920-1921. 4132 Kluyskens, J, 1958. 4133 Kronenburg, J., 1896. 4134 Lohmeijer, J., 1908-1909. 4135 Meeuwissen, J.C., 1908. 4136 Meulen, H. van der, 1953-1954. 4137 Oomen, C., 1965. 4138 Oomen, P., 1882. 4139 Rabaey, P., 1923-1925. 4140 Saut, A., 1936-1937. 4141 Schaap, J.H., 1871. 4142 Verheijen, L.A.J., 1937-1939. 4143 (onbekend), 1927-1928.
8970 Visitatieverslagen van de staties van Albina, het Bisschopshuis, Combé, Copieweg, Rajpur, Tamarin, 1936-1977, 1 omslag.
8986 Stukken betreffende de statie St. Alfons te Paramaribo, voornamelijk visitatieverslagen, 1920-1987 (met hiaten), 1 omslag.
8993 Stukken betreffende de statie van S. Bonifatius te Paramaribo, voornamelijk visitatieverslagen, 1914-1959 (met hiaten), 1 omslag.
8996 Stukken betreffende de statie Coronie, voornamelijk visitatieverslagen, 1889-1965 (met hiaten), 1 omslag.
8998 Visitatieverslagen van de statie Marianella (ook wel genoemd Vierkinderen), 1910, 1912-1917, 1919-1921, 1924, 1 omslag.
9005 Visitatieverslagen van de statie van Nickerie, 1909-1910, 1913-1915, 1917, 1919-1921, 1926-1947, 1 omslag.
8978 Stukken betreffende het Petrus en Paulus-klooster in Paramaribo, voornamelijk akten van visitaties, 1904-1992 (met hiaten), 1 omslag.
8982 Stukken betreffende het St. Rosa-klooster te Paramaribo, voornamelijk visitatieverslagen en brieven van de vice-provinciaal, 1911-1960 (met hiaten), 1 omslag.
Brazilië visitatieverslagen
4884-4917 Verslagen van canonieke visitaties in de (vice-)provincie Rio de Janeiro. Met bijlagen, [1901]-1859 (met hiaten), 34 omslagen. 4884 [1900]. 4885 1902. 4886 1903. 4887 1904. 4888 1905. 4889 1906. 4890 1907. 4891 1908. 4892 1909. 4893 1910. 4894 1911. 4895 1912. 4896 1913. 4897 1914. 4898 1915. 4899 1916. 4900 1919. 4901 1921. 4902 1922. 4903 1923. 4904 1924. 4905 1925. 4906 1928. 4907 1930. 4908 1931. 4909 1933. 4910 1934. 4911 1935. 4912 1936. 4913 1937. 4914 1938. 4915 1939. 4916 1948. 4917 1949.
5044-5051 Verslagen van canonieke visitaties van de huizen in de vice-provincie Recife over de periode 1957-1964. Met bijlagen, 1957-1965, 8 omslagen. 5044 1957. 5045 1958. 5046 1959. 5047 1960. 5048 1961. 5049 1962. 5050 1963. 5051 1964. Met bijlagen 1965.
5036 Verslag "Relatio quinquennalis complectens annos 1960 - 1965 (incl.) Vice-Provinciae Pernambucanae (Recifensis) IX Pe. Brasil", ca. 1965, 1 stuk.
Kronieken Suriname
4076 Extract uit de kronieken van de vice-provincie Suriname geschreven door pater C. van Coll cssr, uitgebracht als verslag aan pater J.H. Schaap cssr, vice-provinciaal. Met kanttekeningen van Schaap, 1875, 1 stuk.
8718-8724* Kroniek van de geschiedenis van de missie in Suriname en de missie van de redemptoristen, z.j., 7 delen.
8718 1499-1817. Met index op personen. Alsmede "Het veelbewogen leven van Mgr. Grooff (1826-1852) in de missie van Suriname". 8719 1817-1826. Alsmede "Het veelbewogen leven van Mgr. Grooff (1826-1852) in de missie van Suriname" (vervolg). 8720 1826-1865. Met index op personen. Alsmede "Wat deze kronijken ons over de eerbiedwaardige pater Donders meedeelen". 8721 1865-1884. 8722 1884-1910. Met index op personen. 8723 1911-1940. Met index op personen en inhoudsopgave. 8724 1941-1955. Met index op personen en inhoudsopgave. De in het Nederlands geschreven kroniek vangt aan in 1499 en loopt door tot 1955. Het gedeelte tot 1884 is geschreven door p. Bossers cssr. in 1883. De kroniek is zeer uitvoerig en citeert veel uit stukken aanwezig in het vicariaatsarchief. Vanaf 1884 is de opzet annalistisch. Niet duidelijk is of de kroniek na 1955 nog is voortgezet. Rond 1930 gaat het hoofdzakelijk over de reguliere zielzorg en personeelszaken zoals benoemingen en in memoriams.
8725-8728* Journaal van de vice-provinciaal gecombineerd met kroniek van de vice-provincie, 1929-1943, 1946, 1951-1953, 1957-1964, 4 delen. 8725 1929-1943, 1946, 1951-1953. 8726 1949 - 1953. 8727 1957 - 1961. 8728 1962 - 1964. Aanvankelijk zeer uitvoerig, later veel beknopter. Voor de journaals geldt evenals voor de kronieken dat het nog maar de vraag is of zij veel wetenswaardigs weten te melden over culturere interactie.
8990-8992 Kroniek van de melaatsenkolonie Batavia, voortgezet als de kroniek van de melaatsenkolonie Chatillon waarin ook de pastorale zorg in de omgeving besproken wordt, 1894-1959, 2 delen en 1 omslag. 8990 Batavia 1894-1897. Chatillon 1897-1909. 1 omslag. 8991 Chatillon 1910-1916. 8992 Chatillon en pastorale zorg in de omgeving 1954-1959. NB: op p. 231 bevindt zich een inhoudsopgave.
8994-8995 Kroniek van de parochie op Copieweg, voorheen Meliapoer genoemd, 1941-1978 (met hiaten), 2 delen. 8994 1 januari 1941 - 1 januari 1959. 8995 1 januari 1958 - 12 mei 1970. Alsmede krantenknipsels uit de periode 1972-1978.
8999 Kroniek van de statie Marianella (vervolg), 1910-1934, 1 deel.
9004 Kroniek van de statie St. Jozef te Nieuw Nickerie alsmede een lijst van de paters die daar werkzaam zijn geweest, 1892-1949, 1 deel.
8972-8977 Kroniek van de vice-provincie, voortgezet als de kroniek van het Petrus en Paulus-klooster, ook wel de "Grote Pastorie" genoemd, 1883-1997, 6 delen. 8972 Voorgeschiedenis en eerste jaren van de geschiedenis van de missie der redemptoristen, 1499-1875, en kroniek van de missie der redemptoristen, november 1883 - november 1891. 8973 1 januari 1886 - 25 december 1914. Alsmede staten van personeel en van doopsels, vormsels, huwelijken en scholen. 8974 8 januari 1915 - 1 januari 1940. 8975 1 januari 1940 - 27 december 1954. 8976 1 januari 1955 - 28 juni 1972. 8977 7 juli 1972 - 4 december 1997.
Kronieken Brazilië
Niet aangetroffen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Losse archiefstukken | In het Katholiek Documentatie Centrum bevinden zich in de Verzameling Losse Archivalia (LARC):
LARC 614. Rapporten en verslagen over het werk van de Redemptoristen in Suriname.1918, 1932, 1941-1964, z.j, 1 omslag.;
LARC 3110. Levensbeschrijving van Peerke Donders CssR, door F. de Witte te 's-Hertogenbosch. z.j, 1 stuk.;
LARC 7092. Aantekeningen over de bosnegers* in Suriname door J. Mols CssR.z.j, 1 omslag |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Bibliotheek De kloosterbibliotheek van de Redemptoristen is geplaatst in Universiteitsbibliotheek Nijmegen (Kroniek St. Aegten, jr 6, nr 1 2008).
Websites website: www.cssr.com e-mail: seg.gen.cssr@cssr.com http://www.redemptoristen.nl
Huidig bestuur De Nederlandse provincie is in 2005 gefuseerd met drie andere provincies uit Noordwest-Europa. Het gecombineerde provincialaat daarvan is gevestigd te Wittem. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |
Geschiedenis
Korte geschiedenis | De congregatie De congregatie van de redemptoristen werd gesticht in Scala (Italië) in 1732 door Alfonsus Maria de Liguori (1696-1787). In 1836 kwam de congregatie naar Nederland toen in Wittem (provincie Limburg) een studiehuis geopend werd dat zich later ontwikkelde tot het moederhuis. Het bekendste Nederlandse lid van de congregatie was kardinaal Willem van Rossum die van 1918 tot aan zijn dood in 1932 prefect was van de Congregatie De Propaganda Fide.
De missie De redemptoristen maakten al in de jaren veertig van de negentiende eeuw veel werk van volksmissies in Nederland. Daarnast richtten zij zich op buitenlandse missies onder meer in Haïti, de Antillen, de Filippijnen, Japan (1949), Indonesië (1959) en Congo (Zaïre). Specifiek voor de Nederlandse provincie waren twee missiegebieden: Suriname en Brazilië.
Suriname In 1865 kregen de Nederlandse Redemptoristen door de Congregatio de Propaganda Fide het apostolisch vicariaat Suriname toegewezen, dat in 1852 was opgericht. In 1958 werd het tot bisdom verheven werd. De Redemptoristen gaven onderwijs, bedienden de staties Coronie, Albina, Groningen, Tamarin, Copieweg, Nickerie en Moengo en missioneerden onder de inheemse bevolking (in oudere stukken vaak aangeduid als de Indianen], de Javanen, Marrons (in oude stukken meestal aangeduid als Bosnegers) en Hindoestanen. Voor al deze groepen waren er zogenaamde opvoedingsgestichten. De Redemptoristen werkten samen met de Franciscanessen van Roosendaal, die daar al eerder, namelijk in 1856 als eersten begonnen waren met de missie. Andere partners in het missiewerk waren: de Franciscanessen van Oudenbosch (1925), de Zusters van Liefde van Tilburg (1894) en de Fraters van Tilburg (1902). Voor de verzorging van melaatsen werd in 1895 de leprozerij St. Gerardus-Majellastichting opgericht en verder werden activiteiten ontwikkeld in het onderwijs, de landbouw en de gezondheidszorg (een ziekenhuis).
Brazilië Al rond het midden van de negentiende eeuw waren er bij de Redemptoristen verzoeken binnengekomen van Braziliaanse bisschoppen om volksmissies te komen geven in Brazilië, maar het generaal bestuur had deze verzoeken steeds afgewezen. Via de internuntius in Brazilië, mgr. Spolverini, kwam de zaak in 1887 aan het rollen. Mgr. Spolverini was internuntius geweest in Nederland en had daar de bloei van de Nederlandse provincie van de Redemptoristen opgemerkt. Hij wees de algemeen-overste van de congregatie op de Nederlandse provincie, maar het bestuur was desondanks niet meteen genegen de Nederlanders deze taak te laten aannemen. De Nederlandse provincie had immers in 1865 al de verantwoordelijkheid voor Suriname op zich genomen. Toen het generaal bestuur eenmaal zwichtte moest de Nederlandse provinciaal-overste aan het verzoek uit Brazilië gehoor geven. Formeel nam de Nederlandse provincie dit besluit in 1893. De Nederlandse Redemptoristen werden verzocht door de bisschop van Marianna (Minas Gerais), Silvério Gomes Pimenta (1897-1922) om naar Brazilië te komen. De eerste standplaats werd Juiz de Fora, een stad in de deelstaat Minas Gerais in Centraal-Brazilië. Tot 1900 bleef dit de enige vestiging en uitvalsbasis voor hun taken: volksmissies en retraites. De Nederlandse missionarissen hadden veel problemen met de taal, het Portugees. De bisschoppen stonden uitbreiding toe op voorwaarde dat de Redemptoristen zich ook zouden bezighouden met parochie-pastoraat en daartoe bepaalde parochies zouden aannemen. De eerste parochie die de Nederlanders in 1900 aannamen lag in Belo Horizonte, een nieuwe stichting volgde in 1903 in Rio de Janeiro. In 1903 werd de vice-provincie Rio de Janeiro opgericht, gevolgd door de vice-provincie Brazilië in 1921. De volksmissies van de Nederlandse Redemptoristen waren in theorie gericht op de gewone man en verliepen volgens een in Nederland ontwikkeld schema. De plaatselijke pastoor werd buiten spel gezet en de bevolking kreeg vooraf ingestudeerde preken te horen. De Nederlandse missionarissen hadden geen aandacht voor plaatselijke gewoonten en deden geen moeite deze in te passen in de religieuze praktijk zoals zij die voor ogen hadden. Zij waren verbijsterd te zien hoezeer de Brazilianen afweken van het uit Europa stammende ultramontaanse model waarbij de sacramenten centraal stonden. De volksmissies waren gericht op individuele bekering, de resultaten werden afgemeten aan het aantal afgehoorde biechten, uitgereikte communies en gesloten huwelijken. Het botte optreden van de Nederlandse Redemptoristen werd in Brazilië niet gewaardeerd; vooral de stedelijke elite hield zijn afkeer van de Nederlandse missionarissen niet voor zich. In omgekeerde richting gebeurde hetzelfde. Omdat de Nederlanders genoeg aanwas hadden, konden zij het zich -in tegenstelling tot de Duitse Redemptoristen- permitteren de opleiding van eigenlandse religieuzen, van wie zij geen positieve verwachting hadden, zo lang mogelijk uit te stellen. Braziliaanse kandidaten werden doorverwezen naar de Duitse provincie. Toch werden zij uiteindelijk door het generaal bestuur van de congregatie gedwongen een Braziliaan op te nemen en niet de minste: Júlio Maria (zie voor een uitgebreide beschrijving Lamers, 'Ik leerde', 140-148). Toen de Redemptoristen in 1924 het beheer over het heiligdom Congonhas do Campo opgedragen kregen, leverde dit genoeg inkomsten op voor een kleinseminarie. In 1936 werd besloten tot verdergaande samenwerking met de Duitse provincie om ook de hogere studies in Brazilië te laten plaatsvinden. In 1945 kreeg de Nederlandse provincie zijn eigen grootseminarie in Floresta (bij Juiz de Fora). De Nederlanders kregen ook het beheer van het heiligdom van Senhor do Bomfim opgedragen, een taak die zij vervulden tussen 1933 en 1950 en waar zij uiteindelijk het onderspit delfden tegen de plaatselijke oppermachtige lekenbroederschap. De broederschap vertegenwoordigde het Afro-Braziliaans katholicisme en stond het beheer over het heiligdom niet af aan de Nederlanders. De Nederlandse Redemptoristen wilden behalve de vice-provincie Rio ook een Nederlandse vice-provincie stichten in Noordoost-Brazilië. Hier lag de statie Salvador (met het al vermelde heiligdom Bomfim). Nieuwe huizen werden gesticht in Garanshuns (staat Pernambuco, 1947) en Juazeiro da Bahia (staat Bahia). De vice-provincie kwam er tenslotte in 1951. Voor de nieuwe provincie stond de vice-provinciaal een andere werkwijze voor ogen, namelijk het aannemen van zoveel mogelijk parochies, die eveneens konden dienen als uitvalsbasis voor de volksmissies. De parochies zouden na ontwikkeling door de Redemptoristen dan teruggegeven worden aan het bisdom. De missie in Garanhuns werd in 1954 verheven tot vice-provincie van Pernambuco en met de verplaatsing van de zetel in 1958 naar Recife veranderde ook de naam van de vice-provincie in Recife. Hoewel de Redemptoristen parochies aannamen bleef ook in Noord-Oost Brazilië het hierboven beschreven probleem bestaan. Wat wel veranderde in de jaren vijftig was een enigszins toenemend bewustzijn van de sociale problemen waar dit deel van Brazilië onder leed (Lamers, 'Ik leerde', over de uitzonderlijke positie van pater Michael Radermacher, 200-201). Daarnaast namen de Nederlandse Redemptoristen van 1956 tot 1973 de zorg op zich voor het heiligdom Bom Jesus da Lapa in de binnenlanden van de deelstaat Bahia. Centraal stonden weer biecht horen, communies uitreiken en huwelijken inzegenen, voor de Brazilianen draaide alles om het bezoeken van heiligdommen en het doen van beloften (promessas).
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 41-43, Willemsen, I, par. 1-31, Pius-almanak 1960/61, 456-456, Lamers, 'Ik leerde' en mededeling van pater J. Vernooij cssr op 26 februari 2009. |
Organisatie | De congregatie De congregatie ontving in 1749 pauselijke goedkeuring en de stichter werd voor zijn leven tot hoofd van de congregatie benoemd. Zijn opvolgers werden als rector major aangeduid en voor het leven gekozen door het generaal kapittel. Hij werd bijgestaan door zes adviseurs, consultatores genaamd. De algemeen overste benoemde de provinciale oversten en oversten van de huizen voor een periode van drie jaar. In 1840 erkende koning Willem II het door de Redemptoristen in Wittem gestichte klooster. In 1841 richtte de paus de Belgisch-Nederlandse provincie op, in 1854 gevolgd door de Nederlands-Engelse vice-provincie. In 1865 werden Nederland en Engeland zelfstandige provincies. De Nederlandse burgerlijke rechtspersoon was de 'St. Alphonsus Stichting'. Het generalaat bevind zich in Rome.
De missie Suriname De functie van de apostolisch vicaris werd vanaf 1866 door een Redemptorist vervuld, ook nadat het vicariaat in 1958 tot bisdom was verheven.
Brazilië De Braziliaanse missie verschilde van die in Suriname, omdat Brazilië niet onder het gezag van de congregatie De Propaganda Fide viel. Toen de eerste Nederlandse Redemptoristen arriveerden, was Nederland zelf nog een missieland. De Nederlandse missionarissen kwamen op uitnodiging van Braziliaanse bisschoppen en vielen onder hun gezag. Met de plaatselijke bisschop werden contracten gesloten.
Alle informatie is, tenzij anders vermeld, geput uit: Van Woesik, 41-43, Willemsen, I, par. 1-31, de Pius-almanak 1960/61, 331 en Ad van Huijgevoort, 'Een tropisch archief in de diepvries? Werkzaamheden aan het archief en de bibliotheek van de paters redemptoristen in Suriname', in: Erasmusplein 9, nummer 2 (1998) 9-10. |
Doelstelling | De doelstellingen van de congregatie waren het navolgen van de Heilige Verlosser, zelfheiliging en streven naar het heil van anderen, in het bijzonder de verlatenen. Later werd dit geformuleerd als 'Directe zielzorg door woord en sacrament, met bijz. aandacht voor hen die geestelijk in moeilijkheden verkeren.' (Pius-almanak 1960/61, 331). Deze doelstellingen werden vertaald naar pastoraal werk en missiewerk. In Nederland kwamen deze doelstellingen tot uiting in het geven van volksmissies, retraites en categoriale zielzorg, voor de overzeese gebieden in missie in Suriname, hulp aan priesterarme gebieden (Brazilië) en emigrantenzorg. De biecht werd gezien als de bekroning van de volksmissies en individuele bekering. Voor het liefdewerk was er Het Hofbauer-Liefdewerk (1890). |
Taken en activiteiten |
|
Geografie
Continenten |
|
Lokatie |
|
Niet-archivalische bronnen
Selectie uit de literatuur |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Periodieken |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interviews | 13 interviews, en wel de nrs.: 13 113 120 211 221 225 269 345 383 420 562 600 808 |
Het archief
Meer over het archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen met verslaglegging | verslaglegging Suriname
4077* Jaarverslagen van de vice-provincie Suriname bestemd voor de kroniekschrijver van de Nederlandse provincie, jaren 1891 en 1892 en voorschrift gegeven aan de vice-provinciaal welke gegevens hij op moet geven. Latijn. Twee keer per jaar, in januari en in mei, moeten de gegevens worden opgestuurd aan de provinciaal. In januari worden doorgegeven: de namen van alle personeelsleden, met inbegrip van leken en studenten, met opgave van hun taak of ambt, dewerkzaamheden van de paters, zusters en anderen en het aantal uitgereikte communies, en tot slot necrologia van overleden paters. In mei worden doorgegeven: een kroniek en gegevens over interne werkzaamheden (labores ministerii interni’) en externe werkzaamheden. De kroniek moet omvatten: aantallen collegia, staties, kerken, kapellen en scholen, de toestand van de ‘colonia’, met aantallen gelovigen per stad of streek, ook in de dorpen van de Indianen en de Marrons, lijst van personeelsleden, mutaties in het personeelsbestand, noemenswaardige gebeurtenissen en feiten in chronologische volgorde zoals oprichting nieuwe statie of bouw kerk, ziekte, overlijden, kanonieke visitatie, bezoeken van notabelen, bijzondere gelegenheden, reizen van de bisschop of anderen, problemen met de buitenwereld. Tot de interne werkzaamheden behoren: missen, vespers, preken en catechismus aan kinderen en volwassenen, bijeenkomsten van broederschappen, novenen en soortgelijke efeningen in de kerk, andere diensten gehouden in de kerk, aantal gesloten huwelijken. Tot de externe werkzaamheden behoren: huisbezoek, bezoek aan plantages en ‘campi’, zorg voor de scholen, wezen en leprozen. 1 omslag.
4078 Jaarverslagen van de vice-provincie Suriname en verslagen van de hieraan voorafgaande canonieke visitaties aan de stichtingen, 1906, 1911-1919, 1 omslag.
4080 Verslag van (onbekend) over de situatie in de vice-provincie Suriname en over het tot dusverre verrichte werk, 1930, 1 deel.
4081 Lijst houdende gegevens over huizen, paters en broeders in de vice-provincie Suriname, bestemd voor de "Analecta", 1952, 1 stuk.
4082 Lijst houdende statistische gegevens ten behoeve van het [generalaat], 1956, 1 stuk.
4456 Jaarverslagen van de RK gemeente in Suriname, 1876, 1877, 1907, 1930, 1935, 1940, 1947-1958, 1 omslag.
8865 Jaarverslagen van de RK Gemeente in Suriname, 1932-1934, 1935, 1937, 1939-1944, 1946-1966, 1 omslag.
4457 en 4458 Jaarverslagen van het apostolisch vicariaat van de Surinaamse missie over de jaren 1882-1886, 1922, 1951, [1884-1887, 1923, 1952], 1 omslag.
4459 Verslag "Extracta Chronicorum Surinamensium anno Domini 1921-1922" over de ontwikkelingen in het apostolisch vicariaat van Suriname over de periode 1921-1922. Met kanttekeningen, [1923], 1 stuk.
4460 Formulier houdende gegevens over het apostolisch vicariaat van Suriname over het jaar 1928 uitgegaan van mgr. T.A.L.M. van Roosmalen cssr, apostolisch vicaris, [1928], 1 stuk.
4461 Rapport "Apostolisch vicariaat van Suriname" van mgr. S.J.M.M. Kuypers cssr, apostolisch vicaris, over urgente punten in het missiewerk voor de jaren 1958-1961, 1957, 1 stuk.
4462 Jaarverslagen van het bisdom Paramaribo, 1958-1966, 1 omslag.
4569-4584 Lijsten met gegevens over pastorale werkzaamheden in diverse staties, 1868-1957 (met hiaten), 16 omslagen. 4569 1868. 4570 1871. 4571 1872. 4572 1873. 4573 1874. 4574 1877. 4575 1879. 4576 1881. 4577 1893. 4578 1908. 4579 1909. 4580 1910-1919. 4581 1920-1929. 4582 1930-1939. 4583 1940-1949. 4584 1950-1957.
8805 "Relatio annualis"; statistische jaarverslagen van de vice-provinciaal aan de generale overste met betrekking tot de leden van de congregatie en hun activiteiten. Met als bijlagen instructies van de generale overste, 1955-1965, 1971-1972, 1976, 1978, 1987, 1 omslag.
9030 "Status missionis"; staten met betrekking tot de missie, 1914-1928, 1940-1944, 1946-1966, 1 omslag.
Suriname visitatieverslagen
4124-4143 Stukken betreffende visitaties in de vice-provincie Suriname. Alfabetisch op naam van visitator, 1871-1965 (met hiaten), 20 omslagen. 4124 Baneke, E.J., 1956, 1960, 1962. 4125 Beukers, A., 1914. 4126 Coll, C. van, 1898-1906. 4127 Donicie, C., 1947, 1950-1951, 1954. 4128 Donker, C., 1947-1949. 4129 Franssen, J.T.A., 1931-1936. 4130 Grinsven, M. van, 1929. 4131 Groot, H. de, 1920-1921. 4132 Kluyskens, J, 1958. 4133 Kronenburg, J., 1896. 4134 Lohmeijer, J., 1908-1909. 4135 Meeuwissen, J.C., 1908. 4136 Meulen, H. van der, 1953-1954. 4137 Oomen, C., 1965. 4138 Oomen, P., 1882. 4139 Rabaey, P., 1923-1925. 4140 Saut, A., 1936-1937. 4141 Schaap, J.H., 1871. 4142 Verheijen, L.A.J., 1937-1939. 4143 (onbekend), 1927-1928.
8970 Visitatieverslagen van de staties van Albina, het Bisschopshuis, Combé, Copieweg, Rajpur, Tamarin, 1936-1977, 1 omslag.
8986 Stukken betreffende de statie St. Alfons te Paramaribo, voornamelijk visitatieverslagen, 1920-1987 (met hiaten), 1 omslag.
8993 Stukken betreffende de statie van S. Bonifatius te Paramaribo, voornamelijk visitatieverslagen, 1914-1959 (met hiaten), 1 omslag.
8996 Stukken betreffende de statie Coronie, voornamelijk visitatieverslagen, 1889-1965 (met hiaten), 1 omslag.
8998 Visitatieverslagen van de statie Marianella (ook wel genoemd Vierkinderen), 1910, 1912-1917, 1919-1921, 1924, 1 omslag.
9005 Visitatieverslagen van de statie van Nickerie, 1909-1910, 1913-1915, 1917, 1919-1921, 1926-1947, 1 omslag.
8978 Stukken betreffende het Petrus en Paulus-klooster in Paramaribo, voornamelijk akten van visitaties, 1904-1992 (met hiaten), 1 omslag.
8982 Stukken betreffende het St. Rosa-klooster te Paramaribo, voornamelijk visitatieverslagen en brieven van de vice-provinciaal, 1911-1960 (met hiaten), 1 omslag.
Brazilië visitatieverslagen
4884-4917 Verslagen van canonieke visitaties in de (vice-)provincie Rio de Janeiro. Met bijlagen, [1901]-1859 (met hiaten), 34 omslagen. 4884 [1900]. 4885 1902. 4886 1903. 4887 1904. 4888 1905. 4889 1906. 4890 1907. 4891 1908. 4892 1909. 4893 1910. 4894 1911. 4895 1912. 4896 1913. 4897 1914. 4898 1915. 4899 1916. 4900 1919. 4901 1921. 4902 1922. 4903 1923. 4904 1924. 4905 1925. 4906 1928. 4907 1930. 4908 1931. 4909 1933. 4910 1934. 4911 1935. 4912 1936. 4913 1937. 4914 1938. 4915 1939. 4916 1948. 4917 1949.
5044-5051 Verslagen van canonieke visitaties van de huizen in de vice-provincie Recife over de periode 1957-1964. Met bijlagen, 1957-1965, 8 omslagen. 5044 1957. 5045 1958. 5046 1959. 5047 1960. 5048 1961. 5049 1962. 5050 1963. 5051 1964. Met bijlagen 1965.
5036 Verslag "Relatio quinquennalis complectens annos 1960 - 1965 (incl.) Vice-Provinciae Pernambucanae (Recifensis) IX Pe. Brasil", ca. 1965, 1 stuk.
Kronieken Suriname
4076 Extract uit de kronieken van de vice-provincie Suriname geschreven door pater C. van Coll cssr, uitgebracht als verslag aan pater J.H. Schaap cssr, vice-provinciaal. Met kanttekeningen van Schaap, 1875, 1 stuk.
8718-8724* Kroniek van de geschiedenis van de missie in Suriname en de missie van de redemptoristen, z.j., 7 delen.
8718 1499-1817. Met index op personen. Alsmede "Het veelbewogen leven van Mgr. Grooff (1826-1852) in de missie van Suriname". 8719 1817-1826. Alsmede "Het veelbewogen leven van Mgr. Grooff (1826-1852) in de missie van Suriname" (vervolg). 8720 1826-1865. Met index op personen. Alsmede "Wat deze kronijken ons over de eerbiedwaardige pater Donders meedeelen". 8721 1865-1884. 8722 1884-1910. Met index op personen. 8723 1911-1940. Met index op personen en inhoudsopgave. 8724 1941-1955. Met index op personen en inhoudsopgave. De in het Nederlands geschreven kroniek vangt aan in 1499 en loopt door tot 1955. Het gedeelte tot 1884 is geschreven door p. Bossers cssr. in 1883. De kroniek is zeer uitvoerig en citeert veel uit stukken aanwezig in het vicariaatsarchief. Vanaf 1884 is de opzet annalistisch. Niet duidelijk is of de kroniek na 1955 nog is voortgezet. Rond 1930 gaat het hoofdzakelijk over de reguliere zielzorg en personeelszaken zoals benoemingen en in memoriams.
8725-8728* Journaal van de vice-provinciaal gecombineerd met kroniek van de vice-provincie, 1929-1943, 1946, 1951-1953, 1957-1964, 4 delen. 8725 1929-1943, 1946, 1951-1953. 8726 1949 - 1953. 8727 1957 - 1961. 8728 1962 - 1964. Aanvankelijk zeer uitvoerig, later veel beknopter. Voor de journaals geldt evenals voor de kronieken dat het nog maar de vraag is of zij veel wetenswaardigs weten te melden over culturere interactie.
8990-8992 Kroniek van de melaatsenkolonie Batavia, voortgezet als de kroniek van de melaatsenkolonie Chatillon waarin ook de pastorale zorg in de omgeving besproken wordt, 1894-1959, 2 delen en 1 omslag. 8990 Batavia 1894-1897. Chatillon 1897-1909. 1 omslag. 8991 Chatillon 1910-1916. 8992 Chatillon en pastorale zorg in de omgeving 1954-1959. NB: op p. 231 bevindt zich een inhoudsopgave.
8994-8995 Kroniek van de parochie op Copieweg, voorheen Meliapoer genoemd, 1941-1978 (met hiaten), 2 delen. 8994 1 januari 1941 - 1 januari 1959. 8995 1 januari 1958 - 12 mei 1970. Alsmede krantenknipsels uit de periode 1972-1978.
8999 Kroniek van de statie Marianella (vervolg), 1910-1934, 1 deel.
9004 Kroniek van de statie St. Jozef te Nieuw Nickerie alsmede een lijst van de paters die daar werkzaam zijn geweest, 1892-1949, 1 deel.
8972-8977 Kroniek van de vice-provincie, voortgezet als de kroniek van het Petrus en Paulus-klooster, ook wel de "Grote Pastorie" genoemd, 1883-1997, 6 delen. 8972 Voorgeschiedenis en eerste jaren van de geschiedenis van de missie der redemptoristen, 1499-1875, en kroniek van de missie der redemptoristen, november 1883 - november 1891. 8973 1 januari 1886 - 25 december 1914. Alsmede staten van personeel en van doopsels, vormsels, huwelijken en scholen. 8974 8 januari 1915 - 1 januari 1940. 8975 1 januari 1940 - 27 december 1954. 8976 1 januari 1955 - 28 juni 1972. 8977 7 juli 1972 - 4 december 1997.
Kronieken Brazilië
Niet aangetroffen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Losse archiefstukken | In het Katholiek Documentatie Centrum bevinden zich in de Verzameling Losse Archivalia (LARC):
LARC 614. Rapporten en verslagen over het werk van de Redemptoristen in Suriname.1918, 1932, 1941-1964, z.j, 1 omslag.;
LARC 3110. Levensbeschrijving van Peerke Donders CssR, door F. de Witte te 's-Hertogenbosch. z.j, 1 stuk.;
LARC 7092. Aantekeningen over de bosnegers* in Suriname door J. Mols CssR.z.j, 1 omslag |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzing naar andere archiefvormers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen | Bibliotheek De kloosterbibliotheek van de Redemptoristen is geplaatst in Universiteitsbibliotheek Nijmegen (Kroniek St. Aegten, jr 6, nr 1 2008).
Websites website: www.cssr.com e-mail: seg.gen.cssr@cssr.com http://www.redemptoristen.nl
Huidig bestuur De Nederlandse provincie is in 2005 gefuseerd met drie andere provincies uit Noordwest-Europa. Het gecombineerde provincialaat daarvan is gevestigd te Wittem. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Informatiewaarde | Groot |