Details van document 117
Nummer | 117 | ||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | 01-11-1434 | ||||||||||||||||||||||||||||
Documenttype | besluit | ||||||||||||||||||||||||||||
Plaats | Onbekend | ||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering | 01-11-1434 | ||||||||||||||||||||||||||||
Archief |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Incipit | Wy Arnolt van der Gaitz genaden hertoige van Gelre ende van Gulich ende greve van Sutphen doen kont also alst schijnende is, dat die alredoirluchtichste, onse alreontsienste here, die keyser van Romen, mit sijnre ongenaden dwingende ende dreigende is, ons ende onse lant, mit swaerre achten ende banne te besweren | ||||||||||||||||||||||||||||
Explicit | als Nymmegen, Ruremunde, Zutphen ende Arnhem omme beden ende begerten wille onss alreliefsten ende genedichsten heren hertoigen van Gelre voirscr., bekennen gerne gedaen hebben. Ende hebben des te meerrer konden der wairheit onse ende onser stede segele aen desen brieff gehangen. Gegeven in den jairen onss Heren dusent vierhondert vierendedertich des manendaigs op Alreheiligen dage. |
||||||||||||||||||||||||||||
Regest | Hertog Arnold van Gelre verklaart dat hij dringend geld nodig heeft aangezien hij zich in rechte dient te verdedigen tegen de keizer van Rome, die dreigt hem en zijn land in de acht te doen. Hij zegt dat Jan van Boitbergh zijn erfmaarschalk en raad hem 1734 "alde Frackrixsche ende keysers schilde" heeft geleend. Hij geeft hem en zijn echtgenote Johanna van Appelteren daarvoor "onse buwinge ende werde, bij Lobede gelegen, geheiten die Ossenwerdt" met recht op terugkoop. Goedgekeurd door de leden van de Zestien die nog in leven zijn en door de vier hoofdsteden. | ||||||||||||||||||||||||||||
Opmerking tekst |