Details van document 1201
Nummer | 1201 | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | 09-02-1526 | ||||||||||||||
Documenttype | protest | ||||||||||||||
Plaats | Onbekend | ||||||||||||||
Vergadering | 09-02-1526 | ||||||||||||||
Archief |
|
||||||||||||||
Incipit | Berampt bij den gescicten vrunden van den steden der lantscappen van Gelre ende van Zutphen tot eeren ende walfare des hoichgebairenen doirluchtichgen ver[mogende?] ffursten ende heren, heren Kaerll hartoichge van Gelre ende van Gulich [ende?] greve van Zutphen, onse gen. lieven heren, umb tot beste ende eendracht … ff.g. alinger lantscappen opten articulen upter lantdachfart vurgegeven darbij up anbrengen ende beraet itelicken an sinen steden | ||||||||||||||
Explicit | Item off zeder de laester lantdachfart ennichge onwille off onlede begeven muchten hebben tusschen mijnen g. lieven heren ende sijnre ff.g. lantscappen offte steden, woe off van wen sulx geschiet muchte wesen in ennichger manner, bidden ende begeren die gescicte vrunden van den steden alz sie alre oetmodelixste ende dinstelixste konnen ende mugen, dat sin hoichff. g. sulx al toe samen genedelick doot ende toe niet, vergeven ende vergeten willen laten wesen ende bliven, ingelicken dat alle gevangen, besaete ende anders anstaen bliven mugen in middeller tijt tottie neester bijkompst der steden; mede biddende met alre oetmoet dat sijn hochff. g. den steden nae virthien dage nae den affscheide dese dachfart willen gonnen ende gieven respijet sijnre ff.g. hirup ein antwort toe brengen ende oick in middeller tijt ein ider onbefart vlotten, varen ende soe passiren mugen. Concordat. | ||||||||||||||
Regest | Afgevaardigden van de hoofdsteden van Gelre verklaren dat zij onder nader uitgewerkte voorwaarden bereid zijn om de hertog in 1527 één jaar lang een ondersteuning te geven: iedereen zal een tiende penning betalen op diens bezittingen, renten e.d. en geestelijke goederen worden voor de derde penning aangeslagen, voor zoverre zij niet eerder schatplichtig waren. Er wordt ook verwezen naar de belasting van een vuurijzer op elk vat bier. Verzoeken de hertog om alle onwil te vergeven die sedert de laatste landdag tussen hen mocht zijn voorgevallen en hen veertien dagen respijt te geven om hun steden te consulteren. | ||||||||||||||
Opmerking tekst | De tekst heeft geen datering of plaats van uitvaardiging. Hij komt in de opsomming van de voorwaarden sterk overeen met OA Elburg 812-2, maar steeds wordt hier gesproken over steden en niet zoals Elburg over bannerheren, ridderschap en steden. De slotpassage van het explicit ontbreekt in Elburg, vandaar dat dit stuk van een latere datum zal zijn. De verwijzing naar de veertien dagen bedenktijd doet vermoeden dat de tekst rond 9 feb. 1526 is opgesteld. Of is er verband met OA Zutphen, Brieven 3144 (dorsale aantekening) ? |