Landdagen en andere landelijke bijeenkomsten van Staten en steden in Gelre en Zutphen 1423-1584

 
English | Nederlands

Details van document 1636

Nummer 1636
Datum 16-05-1477
Documenttype besluit
Plaats Onbekend
Vergadering 15-05-1477
Archief
archief archieffonds vormcode inv. nr. folio druk pdf
Brab. Hist. Informatie Centrum OA Grave Origineel 56 pdf
Incipit Wij Catherina dochter van Gelre ende van Gulich ende ter greeffschapp van Zutphen doen kont, also die edele, vrome ende eerbere onse lieve neven ende vriende baenritzen, ritterschapp ende raitzvrende der stede van den lande van Gelre, groit ende kleyn, gemeynliken opter gemeyner lantdachfart to Nymegen opten donredach na den sonnendach Quasi modo geniti lestleden gehalden vergadert
Explicit Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert sevenendetseventich dess vrijdages na Onss Heren Hemelvaerts dach.
Regest Catharina dochter van Gelre bevestigt (namens haar in gevangenschap vertoevende broer Adolf) tien punten, door de raadsvrienden van de stad Grave, ter gemene landdagvaart te Nijmegen op donderdag na de zondag Quasimodo [20 april] voorgesteld en hun door ridderschap en vier hoofdsteden van Gelre toegestaan, inhoudende:
1. dat Grave niet verpand zal worden;
2. dat de Graafse privileges, vóór de gevangenschap van hertog Adolf van Gelre verleend, gehandhaafd blijven;
3. dat alles vergeten en vergeven wordt;
4. dat de rechten der stad Grave en haar burgers, waar brieven van bestaan, gehandhaafd blijven;
5. dat met Johan van der Donck gesproken zal worden;
6. dat onderlinge bijstand beloofd wordt;
7. dat garnizoen alleen met toestemming in de stad Grave gelegerd wordt;
8. dat de vraag omtrent de torens en poorten als in de privileges begrepen, overbodig is;
9. dat de kost der twaalf krijgslieden op het kasteel van Grave uit ’s heren renten zal betaald worden;
10. dat de schuld van hertog Adolf ten bate van de stad Grave, voorzover niet uit brieven blijkend, aangehouden zal worden tot de verlossing van Adolf uit de gevangenschap. Medebezegeld door Oswald van den Bergh en Wijnant van Arnhem en door de regering van Nijmegen.
Opmerking tekst