Landdagen en andere landelijke bijeenkomsten van Staten en steden in Gelre en Zutphen 1423-1584

 
English | Nederlands

Details van document 1749

Nummer 1749
Datum 03-02-1495
Documenttype brief
Plaats Zutphen
Vergadering 03-02-1495
Archief
archief archieffonds vormcode inv. nr. folio druk pdf
Stads- en streekarchief Zutphen OA Zutphen Minuut 665 Regest 1520 pdf
Incipit Wij burgermeistere, scepenen ende rait der stat van Zutphen doen kont soe als nu op manendach sunte Poncien avont op der lantdachfart tArnhem bij den hogebaeren doerluchtigen fursten ende here, here Kairll hertoch van Gelre ende van Guelich ende greve van Zutphen onsen gen. lieven here ende der lantschap averdragen sijn seker puncten na inholt der schrijfften dairaff gemaickt
Explicit Bekennen wij burgermeistere, scepenen ende rait der stat Zutphen van wegen onsselffs ende mede van wegen der andere kleyner stede vurs. voir onss ende onsen nakomelingen, dat wij den eirberen ende andechtigen [open gelaten] geloeflick geloefft hebben ende avermits desen onsen apenen placaet, geloven dat men hoin van den alre ijrste ende gereetsten pennongen die van den vurs. axcijsen komende werden betalen [betalen] solde sodane [open gelaten] golden gulden as zij nu onsen gen. lieven here totter vurs. reijse geleent ende verlecht hebben.
Regest De regering van Zutphen verklaart dat de hertog van Gelre op de landdag te Arnhem de vier kwartieren had gevraagd om een schatting van 500 golden Rijns gulden voor een reis naar de keurvorsten om de vrede met de Rooms koning te bevorderen, waarbij bepaald was dat de afgevaardigden hun antwoord nu op sinte Blesius dag [3 feb.] te Arnhem zullen geven. Meldt dat de geestelijkheid zich bereid had verklaard contant geld te leveren ter wille van de snelheid, mits dat zij zou worden terugbetaald uit de eerste termijn van de nieuwe accijns die voor de schatting wordt ingevoerd. De regering van Zutphen verklaart thans namens zichzelf en namens Doesburg, Doetinchem, Lochem en Groenlo met deze regeling in te stemmen.
Opmerking tekst De tekst is een ontwerpakte zonder datering, maar verwijst wel naar "manendach sunte Poncien avont op der lantdachfart tArnhem" en naar sint Blesius dag. Dit moet afgaande op Nijhoff VI/1, nr. 117 wel 1495 zijn, alleen viel 13 januari toen wel op dinsdag. De schrijver moet zich derhalve in de dag hebben vergist. Het document bevat op de achterzijde aantekeningen met betrekking tot de voorschotten van de geestelijkheid.