Details van document 46
Nummer | 46 | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | 28-10-1491 | ||||||||||||||
Documenttype | memorie | ||||||||||||||
Plaats | Arnhem | ||||||||||||||
Vergadering | 25-10-1491 | ||||||||||||||
Archief |
|
||||||||||||||
Incipit | Preposicij des edelen und ffromen heren Cornelis van Bergen heren tot Grevenbroick ind Therry le Beghe ritter tresorier der K.M., raide ind commissarien op dese tegenwoirdige dachfairt den XXVIII ten in octobri anno XCI tArnhem gehalden, an der lantschap van wegen der K.M. ind mijns genediches heren dess ertzhertoigen proponyrt ind gedain. In den yrsten hebben dese vurs. commissarien der lantschap getoint ind avergegeven sekere brieve van credencien op zij luede sprekende, dairinne die K.M. ind mijn genedige here der ertzhertoch schriven ind begeren hem luede op oir preposicij thoiren ind to geloven. |
||||||||||||||
Explicit | Doch int sluyten an der lantschap begeert dat zij sich guetwillich in betalonge der twier pontschattongen vort in onderhaldonge der monten, in behoiff der K.M. ind sich selven bewisen, ind sich to der K.M. as getrouwe ondersaiten halden willen, sijn gnaden willen den lande eyn gnedich here ind beschermer sijn ind dat zij sich baven all die K.M. vianden in den lande ontslain etc. (handtekening) | ||||||||||||||
Regest | Verklaring van heer Cornelis van Bergen heer tot Grevenbroick en Therry le Beghe ridder, tresorier van de Rooms koning, namens de Rooms koning en de aartshertog van Oostenrijk inzake de pondschatting en de verlangens van de landschap als tegenprestatie. De commissarissen zeggen dat de Geldersen twee pondschattingen hadden toegekend in Grave en in Arnhem, maar die nog niet hadden uitgezet of betaald omdat zij veel klachten hadden, waarbij problemen tussen Nijmegen, Zutphen en Arnhem en de hertog van Kleef over de tolhuizen worden genoemd. Zij hebben met de hertog van Kleef overlegd en een bijeenkomst afgesproken op dinsdag na Allerheiligen [8 november] te Huissen. Voorts geven zij de mening van hun gebieders door met betrekking tot het tijdstip van de uitzetting en de nationaliteit van de inners, de participatie van de hertog van Kleef, de jonkvrouw van Gelre en het land van Cuyk in de bede, en het onderhouden van de nieuwe muntordonnantie. |
||||||||||||||
Opmerking tekst | De tekst heeft de volgende doorgehaalde toevoeging, die deels op f. 4 wordt herhaald: To gedencken dat men sdonresdaiges? savontz na sent Mertens dach [17 nov. 1491] weder tArnhem sijn sell ind des anderen daiges die avertreders und gewaldeners te hoiren beschuldigen ind oir onscholt dairtegen doin. Ind indien dieselven nijet en comparierden noch genoichsam onschult en deden, den stathelder hulp ind bijstant aver dieselven to doin na der averdracht dat dieselve gewalden gestrafft ind corrigiert werden sulx nijet eer en geschie. |