Details van document 597
Nummer | 597 | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | 11-11-1576 | ||||||||||||||
Documenttype | memorie | ||||||||||||||
Plaats | [Nijmegen] | ||||||||||||||
Vergadering | 07-11-1576 | ||||||||||||||
Archief |
|
||||||||||||||
Incipit | Memorie voir den stadtholder aen de gedeputierde der alinger lantscap van Gelre ende Zutphen. Irstlijcken begeert de voirn. stadtholder dat die van der lantscap voirs. boven de gesanten die zij nae den Hove schicken, noch ettliche andere deputieren willen, bij advijs ende goetduncken van de welcke de gemelte stadtholder hem sal mogen vuegen ende reguleren tot beter welvairt van desen lande. Ten tweeden begeert insgelijcx de voirn. stadtholder dat in aensienningh ende contemplacie van hem de gemelte van der lantscap willen bij hore gesanten nae den Hove doen bevoerderen ende procureren de ontslakingh ende delivruncie van mijn heer van Berlaymont zijnen vader samptlick van zijne broeders. |
||||||||||||||
Explicit | Tis oick noedich dat men hier bijnnen deser stadt terstont ettliche provisie van buscruijt doe, om sich dairmit te behulpen in tijde van noide. Ende daerenboven is grotelijcx te consideren, zoeverre de riviere mitten vorst ende ijse gesloten wordt ende de Spaengnaerden ende Hoochduijtsche eenigen aenslach op Utrecht, Deventer oft Campen willen aenrichten offer egheen middel en is, hen het passaige te sluijten mitz brekende het ijs ende haldende de riviere open, want men wel mach presumeren dattet crijechsvolck yetzunder in desen oirden zijnde, daer altijts nijet blijven en sal. |
||||||||||||||
Regest | Memorie voor de stadhouder voor de afgevaardigden van de landschap inzake de landsverdediging, met onder meer de aanwijzing van adviseurs om met hem de landsvrede te bevorderen, de afbetaling van de manschappen van zijn vader en broeders, de noodzaak een voorraad buskruit aan te leggen in de huidige vergaderplaats en het openhouden van de rivieren om aanslagen op steden te bemoeilijken. | ||||||||||||||
Opmerking tekst | De tekst heeft geen datum of plaats van uitvaardiging, maar volgt in het onderhavige register na de eed van stadhouder Van Berlaymont van 11 november 1576. Vergelijk Bondam I, p. 132-133. |