Details van document 802
Nummer | 802 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | 31-07-1513 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Documenttype | overeenkomst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaats | [Brussel] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering | 31-07-1513 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archief |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Incipit | Bestant tussen den hartoigen van Brabant ende hartoige van Gelre anno XVc XIII. Wij Margarete geboeren eertshertoginne van Oistrijck hertoginne ind grevinne van Bourgongen, nagelaten weduwe van Savoijen, regente ende gouvernante van desen Nederlanden in affwesen der K.M. speciael macht ende beveel hebbende bij procuratie van zijnre Maiesteijt ind onss lieven heren ind neven dess eertshertogen etc. to dese saicken ter eenre zijden, ind ick Wilhelmus van Lanck doctoir cancellier ind procureur des hoichgeboeren doerluchtigen fursten mijns genedicshs liefden heren, heren Kaerls hertoigen van Gelre ind van Guijlick ende greve van Zutphen, hebben oick to deser saicken volcomen macht |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Explicit | Aldus gedaen, getractiert ind gesloten bij mijn genedichste vrouwe ind meister Wilhelmus van Lanck, doctoir etc. uuijt cracht van der commissien ind machtbrieven hen gegeven onder oer beijder hanteijken hier onder gescreven opten laisten dach van julio anno XVc ind XIII. Aldus geteijkent Maguerite, Wilhelmus van Lanck doctoir ende cancellier. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Regest | Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes van de Nederlanden, en doctor Willem Lanck, kanselier en procureur van hertog Karel van Gelre en Gulik, verklaren dat zij een bestand hebben afgesloten voor de tijd van vier jaar, ingaande op deze dag. Zij doen dit onder bepaalde voorwaarden, waaronder onbeperkt onderling verkeer van onderdanen en behoud van huidige verwervingen (waaronder de steden Arnhem en Montfoort). De bannerheren, edelen en ingezeten in Gelre "haldende die zijde ind pertije der K.M. ind mijns genadichten heren" mogen vrijelijk hun bezit gebruiken, met speciale regeling voor de jonker van Batenburg, evenals de Geldersen in de Bourgondische gebieden. Namens Bourgondiƫ zijn in het bestand opgenomen de bisschop van Utrecht, de hertogen van Saksen, Kleef, Gulik en van Brunswijk, voor zover zij dit binnen twee maanden na publicatie van dit bestand accepteren, voorts de graaf van Egmond en van Buren gebroeders en hun kinderen, de graaf van den Berge, de heren van IJsselstein, Batenburg, Bruekhoven, Ott Schijck, Cornelis Pieck en allen die de Bourgondische zijde hadden gekozen. Namens Gelre zijn opgenomen de hertog van Lotharingen, de heer van Montfoort en de stad Utrecht eveneens met een termijn van twee maanden. Als conservatoren worden aangewezen de aartsbisschop van Keulen namens Bourgondiƫ en de hertog van Beijeren domdeken tot Keulen voor Gelre. De regeringen van Nijmegen, Roermond, Zutphen, Venlo, Tiel, Zaltbommel en Gelre zullen het bestand medebezegelen, evenals de hoofdsteden van Brabant en Holland, te weten Leuven, Brussel, Antwerpen en Den Bosch, Dordrecht, Leiden, Haarlem, Delft, Amsterdam en Gouda en ook de stad Mechelen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerking tekst | Voor de plaats van uitvaardiging, vgl. deze akte uit GA, HA inv.nr. 17 (Decimus liber), f. 41-42 (Nijhoff VI/1, nr. 721): Rooms keizer Maximiliaan schrijft alle ambtenaren van landelijke en gewestelijke organen dat de regeringen van Nijmegen, Roermond, Zutphen, Geldern, Venlo, Zaltbommel, Tiel en andere steden onder gezag van zijn neef Karel van Gelre geklaagd hadden dat zij niet in zijn landen handel durfden te drijven, aangezien zij door de voorbije oorlog tal van achterstallige betalingen hadden. Verklaart dat zij voor de komende twee jaar tot 31 juli 1515 niet voor deze achterstallen kunnen worden aangesproken, op voorwaarde dat zij komende betalingen wel zullen doen. Gelast hen deze vrijheid te respecteren; Brussel 31 juli 1513 |