Landdagen en andere landelijke bijeenkomsten van Staten en steden in Gelre en Zutphen 1423-1584

 
English | Nederlands

Details van document 863

Nummer 863
Datum 28-07-1428
Documenttype overeenkomst
Plaats [Meurs]
Vergadering 28-07-1428
Archief
archief archieffonds vormcode inv. nr. folio druk pdf
Gelders archief Hof van Gelre Afschrift 17e eeuw 1590 T 1-1v pdf
Incipit Als in desen neesten voorleden jaer, doe men schreef MCCCXXVII opten dincxdach neest na sente Matheeus dag [1427 sep. 23], overmits den homechtigen edlen heren Frederich greve tot Moirse ende tott Sarwarden eijn vrientlich bestant ende compromis tusschen den homechtigen hertogen van Gelre ende sijnen vier hooftsteden desselven lants an die een ende den eersamen wijsen burgemeijsteren ende raiden der stede Colne aen die ander sijde, gededingt ende beraimpt
Explicit beheltlick den compromissen voir van desen saecken gemaickt ende besegelt voir die tijt diss verlengnisse in hoirre volcommene machte ende all sonder argelist. Ende want wij Frederich greve tott Moirse ende tot Sarwarden alle dese voirs. saecken mit weten ende wille der voirg. pertijen raide ende vriende gededinght ende verraimpt hebben, so hebbe wij omme hoire beden wille van beijden sijden onsen segel in getuijchnisse der waerheijt ten einde deser schrifte doen drucken in den jaer ons Heeren MCCCCXVIII op sente Panthaleoens dach.
Regest Graaf Frederik van Meurs verklaart dat de afhandeling van de geschillen tussen de stad Keulen enerzijds en hertog Arnold van Gelre en de vier hoofdsteden van Gelderland anderzijds was opgesteld op 23 september 1427 en bevestigd op 25 april 1428 [Jubilate]. Beide partijen hadden heer Johan van den Nijensteijn, lector in keizerlijk recht en deken van Sint Servaas in Maastricht, als overman aangenomen. Hij verklaart dat de overeenkomst van kracht blijft tot sint Maarten toe [11 november] en stelt regeling op voor gevangenen en getuigen.
Opmerking tekst De tekst komt voor in het eerste Landdagrecesboek van Arnhem als nr. 27. De plaats van samenkomst in ontleend aan de stadsrekening van Arnhem 1428/1429, p. 12. De tekst wordt gevolgd door een klaagbrief van Keulen en deze aantekeningen: Men sall laten weten binnen acht dagen mijnen heere van Gelre op wat dach die van Coelne hoere vriende tot Nijmegen hebben willen, ommen den gevangenen hooren dach te verlengen na uuijtwijsinge des compromis. Item mr. Michiel te schrijven mitte selven boode. Item oich te schrijven op wat dach men tot Tricht bij heren Johan van den Nijensteijne vergaderen sall. Item die gevangenen mit namen ende wan sij sijn beschreven over te seinden.