Landdagen en andere landelijke bijeenkomsten van Staten en steden in Gelre en Zutphen 1423-1584

 
English | Nederlands

Details van document 896

Nummer 896
Datum 14-09-1431
Documenttype besluit
Plaats [Grave]
Vergadering 14-09-1431
Archief
archief archieffonds vormcode inv. nr. folio druk pdf
Regionaal archief Nijmegen OA Nijmegen Afschrift 16e eeuw 578 73-73v Regest 192 pdf
Incipit Wij Arnolt van Gaitz genaden hertoige van Gelre ende van Gulich ende greve van Zutpen doin kont allen luden ende bekennen, dat wij omb sunderlinger beden ende gonsten wille onser stede Nymegen, Zutphen ende Arnhem ende hoeren veirdelen van stont an onse stroem ende straten sluten willen
Explicit Voert sijnt vurwerde dat men nijemant geleijde gheven en sal ennich guet opwart of van boven her af the brenghen to water of to lande in ennigerwijs durende desen tijt der slutinge stroems ende straten vurs. ende alle sonder argelist. Ende hebben des tot eynre gantser vaster stedicheit onsen segel van onsen rechten weten an desen apenen brieff doin hangen.
Gegeven int jaer onss Heren MCCCC XXXI optes heijligen Cruijs dach Exaltacionis.
Regest Hertog Arnold van Gelre belooft op verzoek van Nijmegen, Zutphen en Arnhem en hun kwartieren zijn stromen en wegen gesloten te zullen houden, totdat de geschillen over onterechte tolheffingen voor zijn onderdanen in omringende vorstendommen zijn opgelost, met verwijzing naar de acht en naar de 11.000 Rijnsgulden die hij Nijmegen schuldig was.
Opmerking tekst Vermeld in Alberts, Staten I, p. 129. De vergaderplaats wordt niet genoemd, maar is ontleend aan deze post uit de stadsrekening van Arnhem van 1431-1432: Item feria tertia post Nativitatis Marie Mekeren ende Wouter Gruter ten Grave mitten ridderen, knechten ende steden gemeynlich, daer onse here mit hem averquam zijn stroeme ende slaten [=straten] te sluten, ende sande doe all om ende om baven ende beneden sijn maenbrieve, ende mijn genedige here gesan doe mede hem schattinge te gheven. Ende waeren uyt sess dage (p. 249; Hoefer, p. 148). Vergelijk ook Kuske, Quellen I, nr. 821.