Details van document 978
Nummer | 978 | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | tussen 14-04-1436 en 19-04-1436 | ||||||||||||||
Documenttype | standpunt | ||||||||||||||
Plaats | [Nijmegen] | ||||||||||||||
Vergadering | 14-04-1436 | ||||||||||||||
Archief |
|
||||||||||||||
Incipit | Dit is die cleyn sedel die die stede minen ghenedighen here nu laesten avergaven toe Arnhem van woerde hier na volghende. So sal onse ghenedighe here van Gelre etc. den ridderen, knechten ende steden enen brief gheven van den punten sijnre ghenaden gisteren bescriven aver ghegheven ende int leste van den brieve bekennen bi sijnre furstliker trouwen ende eren die punten die die sedel begrepen heft volcomelic also te haelden ende te doen haelden |
||||||||||||||
Explicit | Off oeck onsen steden mit deser onser antwoerden niet en ghenueghden, des wi niet en hapen, so sijn wi bereit ende oerboedich des te blijven bi den hoghenhoeren furste onsen lieven ghenaden here ende swagher hertoghen van Burgondien ende van Brabant etc., bi den eerweerdighen in Gade vader ende heren onsen lieven neven ende ghenaden eertzbisscop van Coelne off bi den eerweerdighen onsen lieven neven den bisscop van Moinster off bi tween van hoen drien vors. der altois onse lieve here ende zwager van Burgondien een siin sall off bi enighen anderen furst hier omme lanxs tot onsen zwager van Burgondien vors. wellich onsen steden daer af dat liefste were, die dat also aen nemen ende dat rechtliken uutspreken, so der twijer heren alderen van Coelne ende van Monster vors. sich nij van den lande van Ghelre ghescheiden en hebben. | ||||||||||||||
Regest | Antwoord van de hertog op de "cleyn sedel" die de steden laatst in Arnhem hadden overhandigd. Hij geeft aan dat er diverse redenen zijn waarom hij hun "sedel" niet kan bekrachtigen en bezegelen en verklaart zich bereid arbitrage van de hertog van Bourgondië, de aartsbisschop van Keulen en de bisschop van Münster te aanvaarden om het geschil op te lossen. | ||||||||||||||
Opmerking tekst | Het stuk is ongedateerd maar het moet vóór 20 april 1436 opgesteld zijn, afgaande op het verweer van een deel van de ridderschap en de steden op f. 7-9v. De tekst wordt besproken in Nijhoff IV, p. lviii-lix. |