Abbema, Elisabeth (1638-1674)

 
English | Nederlands

ABBEMA, Elisabeth (geb. Polsbroek? 11-11-1638 – begr. Batavia, Nederlands-Indië 20-11-1674), vrouw van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Dochter van Fredericus Fredericusz. Abbema (1610-1659), predikant, en Cecilia Elisabeth du Vayer. Elisabeth Abbema trouwde (1) op 21-4-1656 in Amboina of Ternate met Simon Jacobszn. Cos (gest. 1664), raad-ordinair van Nederlands-Indië en gouverneur van Amboina; (2) op 20-8-1664 te Batavia met Johan Maetsuycker (1606-1678), gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Beide huwelijken bleven kinderloos.

Elisabeth Abbema was waarschijnlijk de oudste in het gezin van de predikant Fredericus Abbema en Cecilia du Vayer. Ze groeide op met drie zusters en een broer. Als gevolg van de beroepingen van haar vader moest het gezin vaak verhuizen zodat Elisabeth aanvankelijk in Polsbroek woonde, vanaf 1640 in Moordrecht en na 1646 in Vianen. In 1655 vertrok het gezin met het schip Arnhem naar de Oost, waar het op 14 februari 1656 aankwam in Batavia. Na een kort verblijf in Amboina werd haar vader beroepen naar Ternate.

De achttienjarige Elisabeth en haar jongere zusters hadden ongetwijfeld een schare aanbidders in de mannenwereld van VOC-dienaren, maar Elisabeth koos al snel voor een maatschappelijk veilig huwelijk met de veel oudere Simon Cos, een huisvriend van de familie. In 1662 werd Cos commissaris over Ternate, Amboina en Banda en bovendien gouverneur van Amboina. De 24-jarige Elisabeth was nu landvoogdes en leidde een rijk en plezierig leven, temidden van andere VOC-ambtenaren en hun vrouwen. Met hen bezocht zij de kust van Hitoe, Hila en Larike, de Pas van Bagoeala en de bronnen van Waë. Ook reisde ze per draagstoel naar Soya of Hoetoemoeri. ’s Avonds werd er vaak in huiselijke kring gefeest. Begin 1664 overleed Simon Cos aan de gevolgen van een abces aan zijn been. Hij werd met pracht en praal begraven in de Maleise kerk te Amboina. Elisabeth bleef goed verzorgd achter: haar erfdeel omvatte vier ton goud, wat haar maakte tot een jonge, mooie, steenrijke en dus zeer begeerlijke weduwe.

Verschillende bronnen vermelden dat Elisabeth trouwplannen had met de beoogde opvolger van haar overleden man, Johan van Dam, raad extra-ordinair van India en gouverneur van Banda. Voor het huwelijk was Elisabeth alvast vooruit gereisd naar Batavia, waar ze op verzoek van Van Dam onder de hoede kwam van zijn persoonlijke vriend, gouverneur-generaal Maetsuycker. Deze had het jaar daarvoor zijn vrouw verloren en raakte kennelijk zo gecharmeerd van Elisabeth, dat hij haar het hof maakte. Zes maanden na de dood van Simon Cos trouwde Elisabeth in Batavia met de 58-jarige Johan Maetsuycker, op dat moment de machtigste man van Indië. De feesten duurden drie dagen en de bruiloft werd besloten met een partij in Tjiliwoeng, het buitenverblijf van Maetsuycker. Het nieuws over hun huwelijk drong langzaam door tot de VOC-vestigingen in Azië. Ook Johan van Dam, in Amboina, kwam het uiteindelijk te weten. Hij vertrok, ongehuwd, in 1667 als commandeur van de retourvloot naar het vaderland.

In de literatuur wordt Elisabeth beschreven als mooi, welopgevoed, vrolijk, eenvoudig en lieftallig. Haar tweede echtgenoot, humeurig en lastig, verdroeg zij met engelengeduld. Zo deed een anekdote de ronde dat Maetsuyker op een dag een hemd in de kast vond waaraan één mouw ontbrak. Hij trok het aan naar de raadsvergadering, waar hij zich aldus belachelijk maakte. Daarna liep hij naar het vertrek waar Elisabeth zich bevond met een aantal VOC-vrouwen, luid scheldend op zijn vrouw die hem er ‘als een bedelaar’ bij liet lopen. Ook uit een andere anekdote blijkt haar geduld met deze lastige man. Maetsuycker wilde nooit van kleding wisselen en droeg iedere dag hetzelfde pak, dat daardoor nogal verfomfaaid en vies was. Elisabeth liet het pak exact namaken en verwisselde het zonder dat haar man het in de gaten had.

Elisabeth Abbema stierf in 1674 op 36-jarige leeftijd aan de tering. Ze werd met groot ceremonieel begraven in de Hollandse kerk te Batavia.

Naslagwerken

NNBW.

Archivalia

Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: Collectie Bloys van Treslong Prins. Familiedossiers Abbema I en III.

Literatuur

  • M.A. van Rhede van der Kloot, De gouverneurs-generaal en commissarissen-generaal van Nederlandsch-Indië (Den Haag 1891) 55-58.
  • W.M.C. Regt, Naamlijst der predikanten van Zuid-Holland, deel 5: Classis van Gouda (Alphen a/d Rijn z.j.) 54, 333.
  • C.A.L. van Troostenburg de Bruijn, Biographisch woordenboek van Oost-Indische predikanten (Nijmegen 1893) 5.
  • V.I. van de Wall, Vrouwen uit den compagnie’s tijd (Weltevreden/Amersfoort 1923) 94-111.
  • W. Wijnaendts van Resandt, De gezaghebbers der Oost-Indische Compagnie op hare buiten-comptoiren in Azië (Amsterdam 1944) 57, 281-284.

Auteurs: Lilian de Bruijn en Yvonne Prins

laatst gewijzigd: 05/07/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.