Solger, Adelheid Ernestine Caroline Henriëtte (1817-1870)

 
English | Nederlands

SOLGER, Adelheid Ernestine Caroline Henriëtte (geb. Berlijn 22-1-1817 – gest. Den Haag 26-3-1870), vrouw van minister Thorbecke. Dochter van Karl Wilhelm Ferdinand Solger (1780-1819), hoogleraar filosofie, en Henriëtte von der Groeben (1790-1867). Adelheid Solger trouwde op 11-7-1836 in Tharand (Duitsland) met Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872), politicus. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 2 dochters geboren, van wie er 3 jong overleden.

Adelheid Solger werd in Berlijn geboren als het een na oudste kind in een gezin van vier kinderen. Een kind boven haar was in 1816 overleden. Haar vader, een hoogleraar filosofie die contact onderhield met veel vooraanstaande Duitse filosofen en dichters, stierf toen Adelheid drie jaar oud was. Sinds haar vroege jeugd kende ze haar latere echtgenoot, Johan Rudolf Thorbecke. Hij studeerde in die tijd filosofie in Duitsland en kwam op uitnodiging van weduwe Solger regelmatig op bezoek om de nagelaten werken van haar man te bestuderen. Adelheids dochter Marie zou later in haar herinneringen schrijven dat haar moeder al op vierjarige leeftijd vastbesloten was om met niemand anders dan Thorbecke te trouwen.

Huwelijk en politiek

Toen Thorbecke in 1831 weer bij de familie Solger verbleef, raakte hij onder de indruk van de inmiddels zestienjarige Adelheid. Na een tijdje te hebben gecorrespondeerd verloofden zij zich in 1834. Twee jaar later trouwden ze. Het paar kreeg vier zoons en twee dochters: Henriette (1838), Rudolf (1839), Herman (1841), Willem (1843), Marie (1845) en Frederik (1848). Rudolf en Herman stierven jong op zee en Frederik overleed twee maanden na zijn geboorte.

Uit de bewaard gebleven correspondentie valt op te maken dat het huwelijk buitengewoon  gelukkig geweest moet zijn. Volgens Thorbecke leefde hij zonder Adelheid maar half en zelfs na dertig jaar huwelijk schreef hij nog steeds romantische brieven aan zijn ‘zoet madonnaatje’. Adelheid liet in de briefjes aan haar ‘allerliefste man’ vooral haar liefde blijken door haar bezorgdheid om hem, maar ook door verontwaardiging over politieke gebeurtenissen die hem soms troffen.

Vanaf de jaren dertig raakte Adelheid Thorbecke via de politieke loopbaan van haar man steeds meer betrokken bij de Nederlandse politiek. Zo bood zij praktische hulp door zijn brieven te kopiëren en zijn archief te beheren. Ze las al zijn (politieke) correspondentie en was daardoor goed op de hoogte van de Haagse politiek. Meer inhoudelijk werd de samenwerking van het echtpaar in tijden van politieke turbulentie. Zo dicteerde Thorbecke in 1848 elke dag na thuiskomst uit Den Haag zijn visie op het gebeurde in en om de grondwetscommissie aan zijn vrouw, die het noteerde in wat later verscheen als het Dagverhaal aan Adelheid. Tijdens de vorming van het tweede kabinet-Thorbecke in 1862 en de formatie in 1868, waar Thorbecke overigens zelf geen zitting in nam, beschreef zij eveneens het verloop van de formatie. Dit keer deed zij dit echter zelfstandig en voegde zij er allerlei persoonlijke gevoelens en haar eigen mening aan toe. Met dit verslag informeerde zij vervolgens ook Thorbeckes collega’s over de formatieperikelen.

Uit alles blijkt hoezeer Adelheid Thorbecke geïnteresseerd was in politiek. Zij was volledig op de hoogte van de politieke gebeurtenissen dankzij de honderden briefjes met ‘Haagse’ informatie die Johan Rudolf Thorbecke haar schreef. Zij liet daarop vaak weten wat zij van de stand van zaken dacht: ‘Die eeuwige praatjes over uwe partij zijn wezenlijk ellendig […] Houd u wel onder dat Haagse gedierte’ (Nationaal Archief, brief 382). Bovendien las ze verschillende kranten en staatsstukken en woonde zij vaak debatten bij in de Tweede Kamer. In haar dagboek noteerde ze wat er was besproken. Een voorbeeld: ‘Maandag 19 april 1869, Zeer koud. T vroeg in de kamer. Diskussie over de tabel der kiesdistricten. Dinsdag 20 april 1869, T vroeg in de kamer. Motie voorgesteld tegen amendement v Heemskerk. Gewonnen’ (Nationaal Archief, Dagboek). 

Adelheid Thorbecke hield haar man op de hoogte van de Haagse ontwikkelingen wanneer hij buiten Den Haag verbleef, zoals na de val van zijn eerste kabinet in 1853. Zij ging op visite bij de collega’s van haar man of hun echtgenotes om vervolgens inlichtingen in te winnen over bepaalde situaties. Ze onderhield een warme vriendschap met koningin Sophie en bezocht ook andere leden en functionarissen van het koninklijk huis, zoals prinses Amalia van Saksen-Weimar. Adelheid bevond zich aan het hof waarschijnlijk in een betere positie dan haar man, die doorgaans veel problemen had met koning Willem III. Door haar onderonsjes met de koningin, waarin vaak de politiek werd besproken, kwam zij toch aan bepaalde informatie die Thorbecke niet verkreeg. 

Als vrouw van de eerste minister kreeg Adelheid Thorbecke regelmatig brieven van mensen die haar om hulp vroegen. Men vroeg haar te bemiddelen bij het verkrijgen van functies of haar naam te verbinden aan een vereniging. Uit bronnen blijkt dat zij zelfs bij kwesties op nationaal niveau werd gevraagd om te bemiddelen, en de dankbrieven die zij kreeg voor haar bemiddeling tonen aan dat zij ook daadwerkelijk in actie kwam. Zij deed eveneens suggesties voor benoemingen op politieke functies: ‘Dan heb ik in het Handelsblad gelezen dat de minister Wichers, naar zijn verlof van enige maanden terug gekeerd is, zoudt gij die ook kunnen gebruiken?’ (Nationaal Archief, brief 282). Dat naar haar voorstellen werd geluisterd, blijkt uit het feit dat door haar genoemde personen inderdaad op een hoge functie terechtkwamen. Als ‘first lady’ heeft zij een grotere rol gespeeld in de politiek van de Thorbeckejaren dan tot op heden werd aangenomen.

In maart 1870 overleed Adelheid onverwacht. Thorbecke zei dat het leven voor hem zijn waarde verloren had. Een vriend van het echtpaar vertelde: ‘Adelheid Solger was zijn idool [...] De goede maar tevens hartige, flinke vrouw is voor hem heengegaan, en wat Thorbecke heeft kunnen dragen, dien slag heeft hij niet weerstaan’(Nationaal Archief, Boudewijnse, rede van van der Linde).

Archivalia

Nationaal Archief, Den Haag: toegang 2.21.161 (Archief Johan Rudolph Thorbecke en verwanten), inv. nrs. 57, 63, 73, 921, 932, 934, 958, 945, 922, 925; toegang 2.21.040 (Archief familie Cort van der Linden), inv. nr. 168.

Literatuur

  • Parlementaire redevoeringen van mr. J.R. Thorbecke. Minister van september 1863 tot september 1864, G.G. van der Hoeven ed. (Deventer 1869).
  • W.C.D. Olivier, Herinneringen aan mr. J.R. Thorbecke (Arnhem 1872).
  • J.R. Thorbecke, ‘Dagverhaal aan Adelheid. Telkens bij mijne thuiskomst van Den Haag geciteerd’ De Gids 67 (1903) 466-492.
  • N. Japikse, Thorbecke. Brieven aan zijn verloofde en aan zijn vrouw (Amsterdam 1936).
  • De briefwisseling van J.R. Thorbecke, dln. 3 t/m 7, G.J. Hooykaas e.a. ed. (Den Haag 1988-2002).
  • H.A. van Baarle, Johan Rudolph Thorbecke. Een overzicht in vogelvlucht van zijn leven en zijn werk (Doesburg 1996).
  • Remieg Aerts, ‘Een onbedoelde biografie. Thorbecke in zijn brieven’, De Negentiende Eeuw 27 (2003) 26-38.
  • Jan Drentje, Thorbecke. Een filosoof in de politiek (Amsterdam 2004).
  • Rose Spijkerman, ‘“Het is als ministersvrouw, dat ik u noodig heb”. De politieke betrokkenheid en betekenis van Adelheid Thorbecke-Solger, 1840-1870’, De Negentiende Eeuw 35 (2011) 188-206.

Illustratie

Tekening uit het privé-archief van W. Thorbecke. Uit: Drentje, Thorbecke, 270.

Auteur: Rose Spijkerman

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 704

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.