© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Folkert Catz, Ike Overdiep, Adelmund, Karin Yvonne Irene Jansen, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Adelmund [13/01/2014]
ADELMUND, Karin Yvonne Irene Jansen (geb. Rotterdam 18-3-1949 – gest. Amsterdam 21-10-2005), vakbondsbestuurster en politica. Dochter van Fritz Adelmund (1923-1968), vertegenwoordiger en Anna van den Hoven (1923-2008). Karin Adelmund (1) trouwde op 1-3-1976 in Amsterdam met Jan Dirkx (geb. 1948); (2) had van 1983 tot 2005 een relatie met Folkert Catz (geb.1948), vakbondsmedewerker. Huwelijk (1), dat in 1983 eindigde in een scheiding, bleef kinderloos; uit (2) werden 1 zoon en 1 dochter geboren.
Karin Adelmund groeide op in het oude Noorden van Rotterdam. Ze werd als derde kind geboren in een groot gezin (vier meisjes en twee jongens), waar de vader nauwelijks aanwezig was en de moeder in feite alleenstaand. Toen in 1952 het vijfde kind op komst was, kreeg het gezin recht op een ruimere bovenwoning, de enige luxe in een verder zeer krap bestaan. ‘Ma’ probeerde het hoofd boven water te houden met behulp van familie, incidentele gemeentelijke steun en armenzorg van de gereformeerde kerk, die oude huisraad en afgedragen kleren ter beschikking stelde. Voor Karins moeder was het geloof een zeer belangrijk houvast in het leven, onverschillig welke God of welke kerk. Voor God zijn we allemaal gelijk, was haar credo. Ook Karin was in haar jeugd erg bezig met het geloof en dacht er serieus over om diacones te worden in een zendingshuis te Amerongen. Zover kwam het niet, want na de mulo moest ze gaan werken. In augustus 1966 kon ze aan de slag achter het loket op het postkantoor.
Studie en vakbond
In de twee jaar dat Karin bij de PTT werkte, overtuigde haar eerste vriendje haar ervan dat ze geen diacones moest worden. Ook de personeelschef van het postkantoor zei: ‘Jij hebt meer in je mars dan achter het loket zitten. De sociale academie, dat is iets voor jou!’ Na die eye-opener deed ze een colloquium doctum voor de Sociale Academie Rotterdam, waar ze in september ’68 met een studiebeurs aan de opleiding begon. Ze viel met haar neus in de boter van de studentenacties, een voor haar nieuwe ervaring.
Adelmund genoot van de studie en van de studenten- en bewonersacties. Via de studie ontmoette ze Jan Dirkx, zoon van een actief vakbondslid bij scheepswerf Verolme. In het derde studiejaar liepen ze samen in Colombia stage bij een stichting die zwerfkinderen ondersteunde. Ze gaven lessen volgens de methode Paolo Freire. Ook in Columbia heerste een revolutionaire stemming: maar veel heviger en gewelddadiger dan in Nederland – bij demonstraties werd geschoten.
Na hun eindexamen Sociale Academie, gingen Karin en Jan samen andragogie studeren in Amsterdam. De studie was vergaand gedemocratiseerd en ‘maatschappelijk relevant’. Zo werkte de studiegroep ‘Vormingswerk en Vakbeweging’, waarin Karin terecht kwam, samen met diverse NVV-bonden. In november 1976 ging Adelmund stage lopen bij de Vrouwenbond NVV, kwam daarna in dienst als scholingsmedewerkster en werd in 1978 voorzitster.
Adelmund wist deze verouderende bond van vrouwen van vakbondsleden te moderniseren door de leden niet langer aan te spreken als ‘de vrouwen van’, maar door hen ‘in hun kracht te zetten’: aan te spreken op hun eigen bestaan. Dus niet meer zorgen voor soep en koffie bij stakingen van de mannen, maar de aandacht richten op hun eigen werk: het huishouden, vrijwilligerswerk, thuisarbeid en andere marginale, flexibele en vaak vrijwel onzichtbare werkzaamheden. Adelmund zorgde dat de bond in 1981 zelfs stemrecht kreeg in de nieuwe FNV-vakcentrale. Ook nam ze het initiatief tot oprichting van de eerste vrouwenvakschool, genoemd naar de eerste bezoldigde vakbondsvrouw Alida de Jong.
In 1984 werd Adelmund als enige vrouw in het FNV-bestuur gekozen. Ze kreeg de portefeuille arbeidsmarkt en onderwijs, en in 1988 werd ze vicevoorzitter van de FNV. Intussen was ze gaan samenwonen met Folkert Catz, met wie ze twee kinderen kreeg: Simon (1986) en Sterre (1988). Onder vaak forse weerstand stelde Adelmund met succes op tal van terreinen de vrouwenzaak in de vakbond aan de orde. Zo werd de mannelijke kostwinner als beleidsnorm vervangen door het principe van economische zelfstandigheid voor iedereen. En in plaats van uitzend- en deeltijdarbeid te willen uitbannen ging de FNV zich voortaan inspannen om dat soort werk (waarin veel vrouwen zaten) te reguleren en te verbeteren. Deeltijders kregen gelijke pensioenrechten. Ook pleitte Adelmund ervoor de VUT te vervangen door een ‘TUT’, tijdelijke uittredingsregeling: meer tijd om arbeid en zorg te combineren. Werkgevers moesten gaan meebetalen aan kinderopvang. Neerslag van deze beleidsomslag, met de nadruk op de combinatie van arbeid én zorg, is de onder haar leiding opgestelde FNV-congresnota Veelkleurige vooruitzichten (1993). Bij haar afscheid van de FNV werd ze benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Landelijke politiek
In 1991 was Adelmund prominent actieleidster bij vakbondsacties tegen de aantasting van de WAO. Ze botste in die hoedanigheid ernstig met Wim Kok, leider van de PvdA, waarvan ze zelf ook sinds 1 mei 1988 lid was.Toch stelde ze zich eind 1993 kandidaat voor de Tweede Kamer. ‘Juist omdat het slecht met de partij gaat, stap ik over’. Ze werd vice-fractievoorzitter. Als woordvoerder sociale zekerheid worstelde ze met tegenstrijdige WAO-erfenissen van FNV en PvdA. Het leidde een enkele keer tot machteloze tranen, maar ook tot deelverbeteringen. En het ‘paarse’ kabinet voerde onder minister Melkert een aantal oude FNV-plannen uit: uitzendkrachten en deeltijders kregen meer rechten en loopbaanonderbreking werd mogelijk.
Toen PvdA-voorzitter Rottenberg in 1997 wegens ziekte moest aftreden, vroeg het partijbestuur Adelmund hem op te volgen. Ze werd met grote meerderheid gekozen uit vijf kandidaten. Verkiezingen stonden voor de deur. Als campagneleider leverde ze een belangrijke bijdrage aan de verkiezingsoverwinning van de PvdA in mei 1998, voor het eerst onder de leus ‘Sterk en sociaal’. In Paars II werd Adelmund staatssecretaris van onderwijs.
Op OCW wachtten Adelmund een aantal heikele dossiers. De invoering van de wet op de Tweede Fase in het voortgezet onderwijs leidde tot een massaal scholierenprotest tegen het overladen studieprogramma. Ondanks bezwaren van docenten kwam Adelmund de scholieren tegemoet: ze verminderde het aantal verplichte vakken en werkstukken. Ook de invoering van het vmbo kende knelpunten. Adelmund zorgde er onder meer voor dat doorstroming van mavo naar havo mogelijk bleef. Voor de andere vmbo-leerwegen tuigde ze leerwerktrajecten op. Een derde erfenis betrof de basisvorming in het voortgezet onderwijs: Adelmund gaf scholen meer ruimte voor eigen invulling. Met haar ‘Onderwijskansenplan’ kregen geselecteerde (met name zwarte) probleemscholen gericht ondersteuning, niet zozeer met geld alswel met expertise. Tegelijk vertienvoudigde ze de investering in voor- en vroegschoolse educatie om taalontwikkeling te bevorderen.
Staatssecretaris Adelmund probeerde de traditionele sociaal-democratische onderwijspolitiek om te buigen door aan het uitgangspunt ‘gelijke kansen’ een modernere invulling te geven: aandacht voor verschillen, niet per se een gelijk programma voor iedereen. Ook haar stijl was een trendbreuk voor het ministerie: minder opleggen van bovenaf, meer ruimte geven aan scholen. Critici kwalificeerden haar ‘polderende’ manier om problemen op te lossen als ‘zwabberen’; voorstanders toonden zich opgelucht over haar flexibiliteit. Na de verkiezingen van 2002 (Fortuyn) keerde Adelmund terug in de Tweede Kamer. Ze koos voor de hete portefeuille integratie en werd vice-voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Blok over het integratiebeleid. Het leidde tot een gewaagd rapport (Bruggen bouwen, 2004), dat brak met het heersende negatieve sentiment en het politieke debat op het spoor zette van kansen geven en de eigen kracht van allochtonen versterken.
De kamerbehandeling van de ‘Rotterdamwet’ (sept. 2005) was het laatste publieke optreden van Adelmund. Het wetsvoorstel om gemeenten bevoegdheid te geven kansarmen te weren uit bepaalde buurten werd op haar initiatief sterk ingeperkt en gekoppeld aan maatregelen om kansen voor bewoners te verbeteren. Op 21 oktober 2005 stierf Karin Adelmund onverwacht aan een hartaanval, 56 jaar oud.
Reputatie
Karin Adelmund was een bevlogen en tegelijk zeer praktische vakbondsvrouw en politica. Ze kon haar achterban inspireren, maar ook de waarheid vertellen. Ze wist bruggen te slaan tussen vakbondsleden en feministen, tussen vakbond en politiek, maar ook tussen vakbeweging en werkgevers. Met haar strategisch inzicht en organisatietalent bracht ze telkens zaken in beweging: ze feminiseerde de traditionele Vrouwenbond en zette het vrouwenvraagstuk op de agenda van mannenbolwerk vakbond. Bij haar afscheid van de FNV in 1994 zei FNV-voorzitter Johan Stekelenburg: ‘Karin maakte van de hele FNV óók een vrouwenbond’. In de PvdA bracht ze het vakbondselement terug, strijdbaar maar altijd in een verbindende rol. Als partijvoorzitster wist ze een nieuwe generatie bij de partij te betrekken. Als staatssecretaris van onderwijs was ze, bij alle kritiek op ‘technocratisch Paars’, betrokken, bevlogen en soms emotioneel. En in het integratiedebat getuigde ze opnieuw van haar gevoel voor sociale emancipatie, realiteitsbesef en de wil om bruggen te slaan. Een van haar laatste uitspraken was: ‘Als ik in deze tijd geboren was, zou ik een Marokkaans meisje zijn geweest uit het Oude Noorden van Rotterdam’.
Naslagwerken
PDC.
Publicaties
- ‘Werkt u ook zo graag voor niks? Of: hoe vrij is het vrijwilligerswerk?’, Socialisties-feministiese Teksten 1 (Amsterdam 1979).
- ‘Basisinkomen zet vrouw vast in huishouding’, de Volkskrant, 6-5-1981.
- Opzij-lezing, Opzij 20 (nov. 1992).
- Gedeelde zorg is het halve werk. 8 Maart-lezing. Uitgave FNV (1993).
- ‘Kloof tussen politiek en realiteit’, in: Op gelijke voet (Den Haag 1994) [Uitgave Ministerie van SoZaWe].
- Wonen, werken, liefhebben: emancipatie in een pluriforme samenleving. Bernardijn ten Zeldam lezing (Amsterdam, 1997).
- Carrière zonder kinderen of kinderen zonder carrière, De Volkskrant, 1 nov. 1997.
Literatuur/bronnen
- ‘Ik leef ook bij een ander soort warmte dan de beweging. Karin Adelmuind, vakbondsvrouw’, Haagsche Courant, 2-6-1984.
- Joke de Gruijter, ‘Er zijn soorten arbeid voor soorten mensen’, Elsevier’s Weekblad, 13-10-1984.
- Ineke Jungschleger en Wim Wirtz, ‘Ik draag twee talen in me’, de Volkskrant, 28-9-1991.
- Mirjam de Rijk, ‘Lapwerk. Dromen met open ogen over arbeid en inkomen. Gesprek met Marcel van dam en Karin Adelmund’, De Groene Amsterdammer, 23-3-1994.
- Emely Nobis, ‘Het mouwenopstroopgevoel van Karin Adelmund’, VB-Magazine, dec 1994/jan.1995.
- Hugo Camps, ‘Ik ben ontzettend heel en ontzettend gebroken. De emoties van kamerlid Karin Adelmund’, Elsevier, 18-3-1995.
- Marc Peeperkorn, ‘PvdA-kamerlid Karin Adelmund en haar Oude-Noorden-neigingen’, Rotterdams Dagblad, 6-1-1996.
- Elma Verhey en Max van Weezel, ‘De rafelige ziel van Karin Adelmund’, Vrij Nederland 5-10-1996.
- Elisabeth Lockhorn, ‘“Je opofferen werkt nooit”. Karin Adelmund wil twee banen combineren’, Opzij, februari 1997.
- Frénk van der Linden, ‘20 Vragen en 20 antwoorden van PvdA-voorzitter Karin Adelmund’, Nieuwe Revu, 12-11-1997.
Illustratie
Portretfoto door John Melskens, ca 1985.Auteurs: Folkert Catz en Ike Overdiep
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 1001
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.