Anna van Hannover (1709-1759)

 
English | Nederlands

ANNA van HANNOVER, door haar huwelijk prinses van Oranje (geb. Herrenhausen, bij Hannover 2-11-1709 – gest. Den Haag 12-1-1759). Dochter van Georg August van Hannover (1683-1760), hertog van Brunswijk-Lüneburg, vanaf 1727 als George II koning van Groot-Britannië en Ierland, en Carolina, markgravin van Brandenburg-Anspach (1683-1737). Anna van Hannover trouwde op 25-3-1734 in Londen met Willem Karel Hendrik Friso (1711-1751), de latere stadhouder Willem IV. Uit dit huwelijk werden 5 kinderen geboren, van wie er 3 vlak na de geboorte overleden.

Anna van Hannover was de kleindochter van Georg Ludwig (1660-1727), keurvorst van Brunswijk-Lüneburg. Toen deze in 1714 als George I koning werd van Groot-Britannië en Ierland, verhuisde de familie naar het hof van St. James in Londen. Wegens wangedrag van haar vader trok Anna’s grootvader de opvoeding van zijn kleinkinderen geheel aan zich, en hun moeder gaf hij slechts beperkt bezoekrecht. Anna kreeg een gouvernante, Jane Temple, de moeder van de later in de Republiek zo machtige Willem Karel Bentinck. Haar intellectuele en kunstzinnige vorming was breed – onder meer taal-, zang- en schilderlessen – en ze bekwaamde zich in ivoorsnijden en de bewerking van barnsteen. Een zelfportret uit 1740 getuigt van haar schildertalent. Clavecimbel spelen leerde ze van Georg Friedrich Händel. In 1734 begeleidde ze op een hofavond de beroemde castraat Farinelli met twee liederen van de componist.

Na de dood van haar grootvader in 1727 besteeg Anna’s vader als George II de Engelse troon. Als oudste dochter van de koning voerde ze nu de titel van ‘princess royal’. De onderhandelingen over haar huwelijk met de Friese stadhouder Willem Karel Hendrik Friso waren toen al enige jaren aan de gang. Hij kwam echter pas serieus als huwelijkskandidaat in aanmerking toen in 1732 de nalatenschap van de in 1702 overleden koning-stadhouder Willem III was afgewikkeld en de Friese stadhouders samen met de Hohenzollerns officieel de prinselijke Oranje-titel mochten voeren. Daarmee werd het standsverschil tussen Anna en Willem aanzienlijk verkleind.

Huwelijk

Op 25 maart 1734 trouwden Anna en Willem in de Franse kapel van het paleis van St. James in Londen. Händel componeerde ter gelegenheid van het huwelijk een ‘serenata’, Il Parnasso in festa. Na de huwelijksfeesten in Londen volgde een kille ontvangst in Holland. Het was de tijd van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk en de regentenstand zag meer in neutraliteit dan in het aanhalen van de banden met Engeland. Het paar reisde door naar Leeuwarden, waar Anna als koningsdochter de schok van het provinciaalse Princessehof wachtte en een schoonmoeder, Maria Louise van Hessen-Kassel, met wie ze niet goed kon opschieten. Het paar betrok er de stadhouderlijke verblijven, maar toen Willem in het eerste jaar op militaire expeditie was, reisde Anna prompt terug naar Engeland. Ze was slechts met moeite tot terugkeer te bewegen.

Anna’s huwelijk met Willem IV was geen huwelijk uit liefde, maar zoals uit bewaard gebleven brieven blijkt, groeide er tussen hen al snel een grote genegenheid. Was Anna zelf geen schoonheid, haar gemaal was het nog minder. Hij was niet, zoals wel beweerd, gebocheld, maar ‘hoog in de schouders’: Anna’s zusters spraken over ‘le monstre’ (Geyl, Willem IV, 24), zij noemde hem Pépin of Pip, haar koosnaam voor hem.

In 1736 en 1739 kregen Anna en Willem twee dochters die allebei bij de geboorte stierven en daarom naamloos gebleven zijn. In 1743 kwam in Leeuwarden Carolina Wilhelmina ter wereld, in 1746 gevolgd door Anna Marie, die datzelfde jaar nog overleed.

Naar Den Haag

In 1747 brak in de Republiek paniek uit over een dreigende Franse invasie. Een prinsgezinde volksbeweging vanuit Engeland aangestuurd leidde datzelfde jaar tot het einde van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk. In het westen van de Republiek werd het stadhouderschap hersteld en vervolgens in alle gewesten erfelijk verklaard. Willem werd stadhouder Willem IV en hij en Anna betrokken het Stadhouderlijk Kwartier op het Binnenhof. Er kwam een verbinding met het aanpalende Huis van Albemarle, waar Anna haar privévertrekken inrichtte. Aan het toenmalige muziekleven leverde zij haar bijdrage door vermaarde Europese musici uit te nodigen, onder wie Händel, die zo in 1750 naar de Republiek kwam.

Anna is van meet af aan persoonlijk betrokken geweest bij Willems bestuurlijke en politieke besognes. Ze woonde vergaderingen bij en adviseerde bij benoemingen. Ook was zij een belangrijk contactpersoon voor de orangistische voormannen en Engelse gezanten. Slechts vier jaar is Anna’s echtgenoot stadhouder geweest. Op 2 oktober 1751 overleed Willem IV na een kort ziekbed en liet een minderjarige erfopvolger na: de in 1748 geboren Willem Batavus.

Weduwe en gouvernante

De plotselinge dood van haar man plaatste Anna van Hannover opeens in het politieke centrum van de Republiek. In de Staten-Generaal dacht men na over haar titulatuur. Omdat ‘stadhouderesse of stadhouderinne in de Nederlandse sprake niet geusisteerd’ was en Anna geen genoegen nam met ‘gouvernante van het erfstadhouderschap’, viel de keus uiteindelijk op het discutabele ‘gouvernante der Verenigde Nederlanden’ (Stukken betr. de te voeren titulatuur).

Als ‘gouvernante’ (voogdes) voor haar minderjarige zoon nam Anna alle functies van het stadhouderschap waar, behalve de militaire, die Lodewijk Ernst, hertog van Brunswijk, voor zijn rekening nam. In zijn dagboek schrijft tijdgenoot Gijsbert Jan van Hardenbroek, een Utrechts edelman, dat zij de taken van haar man kordaat opzich nam: ‘mevrouw de prinses aanvaardt de regering met veel flegme en fermeteit’ (Gedenkschriften 1, 75). Veel gezag heeft Anna als gouvernante echter nooit verworven.

Met Willems plotselinge dood kwam de net ingezette restauratie van het stadhouderlijk regime weer tot stilstand. De regenten van de Hollandse steden wilden maar al te graag terug naar de verhoudingen van het Stadhouderloze Tijdperk. Daarom ondervond Anna veel tegenwerking. Haar strijd met de stad Haarlem over de burgemeestersbenoemingen is exemplarisch. Onder de restauratie had de stadhouder zijn recommandatierecht herkregen: het recht om burgemeesters te benoemen aan de hand van een door de stadsregering opgestelde lijst met namen. Haarlem weigerde echter Anna de lijst voor te leggen, een geschil dat zich jarenlang voortsleepte. De protocollen van de gesprekken weerspiegelen de geladen sfeer tussen de Haarlemse heren en Anna. De kwestie drong door tot de Staten van Holland, wat haar gezag alleen nog maar verder ondermijnde.

Een ander punt van frictie was dat Anna uitgesproken anti-Frans was en een voorkeur had voor de nieuwe Engels-Pruisische alliantie. Zo stuitte haar streven naar militaire modernisering en versterking van de Republiek en de barrièresteden in de Zuidelijke Nederlanden op hardnekkig verzet van met name Amsterdam. Met de Staten-Generaal raakte Anna in conflict omdat ze weigerden toestemming te geven voor het huwelijk van haar dochter Carolina, tweede in de stadhouderlijke opvolgingslijn, omdat de kandidaat, Karel Christiaan van Nassau-Weilburg, lutheraan was. Uiteindelijk ging dat huwelijk wel door.

Anna van Hannover overleed op 12 januari 1759 in het Stadhouderlijk Kwartier en werd daar ook opgebaard. Haar openbare lijkstaatsie trok duizenden belangstellenden per dag uit alle lagen van de Haagse bevolking. De bijzetting in de Grote Kerk van Delft in de grafkelder van de Oranjes volgde op 23 februari 1759. De aankleding van haar lijkstaatsie en begrafenis weerspiegelde de monarchale ambities van het stadhouderlijk hof.

Reputatie

Anna van Hannover is een van de sleutelfiguren in de geschiedenis van de Oranje-Nassau-dynastie. Toch heeft zij relatief weinig belangstelling gekregen: haar rol in de Nederlandse geschiedenis wordt meestal beschouwd in het licht van de spanningen binnen de Republiek.

De beeldvorming is vooral bepaald door haar tegenstanders en heeft haar weg gevonden naar de moderne geschiedschrijving: ‘door haar geringe bekendheid met de ingewikkelde verhoudingen in de Republiek en haar stijfhoofdigheid maakte zij veel vijanden’ (Oranje van A tot Z, 13). Ook de haar aangewreven ‘trots, koppigheid, eigenzinnigheid, lichtgeraaktheid, jaloezie’ (Schutte, 47) zijn daarin steeds terugkerende elementen. In de uiterst negatieve kijk van Pieter Geyl op Anna van Hannover is eveneens het oordeel van haar toenmalige tegenstanders te herkennen. Geyl, die haar vanuit een anachronistisch patriottenperspectief bekeek, beschreef de alliantie van de Republiek met Engeland-Hannover als ongewenst voor de Republiek: haar huwelijk met Willem IV ‘deed al de slechte herinneringen herleven. Het voerde opnieuw een element van dynasticisme gepaard aan buitenlandse inmenging in de politieke verhoudingen binnen’ (Geyl, Willem IV, 294).

Het interregnum van Anna wordt traditioneel als ‘ongelukkig’ gezien, maar kan volgens Jos Gabriëls beter beschouwd worden als een overgangstijd, een schakel in de verdere consolidatie van het stadhouderlijk stelsel. Anna’s probleem waren haar weduwe-status en de minderjarigheid van haar zoon: als vrouw kon en mocht zij haar man niet vervangen. De situatie was echter wel dubbelzinnig: ze oefende immers de meeste stadhouderlijke bevoegdheden wel degelijk uit. Frappant is de zeer positieve waardering door Leopold von Ranke, editeur van de briefwisseling tussen het stadhouderlijk paar en Frederik de Grote, die Anna bewondert als trouw en scherpzinnig gesprekspartner en de betrekkingen tussen hen beschrijft als een persoonlijke relatie van ‘Zartheit und gegenseitigem inneren Verständnis’ (Ranke, 22).

Ter gelegenheid van Anna’s 250ste geboortejaar en 300ste sterfjaar én van het Händeljaar werd in Leeuwarden in 2009 een ‘Anna van Hannover-Händel-festival’ georganiseerd met veel aandacht voor haar bijzondere relatie met de componist. Het past in de nieuwe aandacht voor het culturele engagement van de dochters van George II.

Naslagwerken

Van der Aa; Chalmot; Van Ditzhuyzen; Kobus/De Rivecourt; Kok; Kramm; NNBW; Oranje van A tot Z; Scheltema; Verwoert; Wurzbach.

Archivalia

Koninklijk Huisarchief, Den Haag: inv. nr. A30 (Stukken betreffende de te voeren titulatuur door Anna van Hannover, 1751).

Literatuur

  • Briefwechsel Friedrichs des Grossen mit dem Prinzen Wilhelm IV. von Oranien und dessen Gemahlin Anna, geb. Princess Royal von England, Leopold von Ranke ed., (1868).
  • Gijsbert Jan Hardenbroek, Gedenkschriften (1747-1787), deel 1, F.J.L. Krämer ed. (Amsterdam 1901).
  • ‘Engelsche correspondentie van prins Willem IV en prinses Anna (1734-1743)’, Pieter Geyl ed., Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap 45 (1924) 89-140.
  • Pieter Geyl, Willem IV en Engeland tot 1748 (vrede van Aken) (Den Haag 1924).
  • Jos Gabriëls, De heren als dienaren en de dienaar als heer. Het stadhouderlijk stelsel in de tweede helft van de achttiende eeuw (Den Haag 1990).
  • Veronica P.M. Baker-Smith, A life of Anne of Hanover, princess royal (Leiden 1995).
  • J.J. Huizinga red., Van Leeuwarden naar Den Haag. Rond de verplaatsing van het stadhouderlijk hof in 1747 (Franeker 1997).
  • G.J. Schutte, Oranje in de achttiende eeuw (Amsterdam 1999) 47-65 (‘Anna van Hannover’).
  • Veronica P.M. Baker-Smith, ‘The daughters of George II: marriage and dynastic politics’, in: Clarissa Campbell Orr red., Queenship in Britain 1660-1837. Royal patronage, court culture and dynastic politics (Manchester 2002) 193-206.
  • Richard G. King, ‘Anne of Hanover and Orange (1709-59) as patron and practitioner of the arts’, in: Clarissa Campbell Orr red., Queenship in Britain 1660-1837. Royal patronage, court culture and dynastic politics (Manchester 2002) 162-192.

Illustratie

Zelfportret, ca. 1740 (Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Den Haag).

Auteur: Frans Willem Lantink

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 472

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.