Bam, Jacoba Jacobsdr. (?-1569)

 
English | Nederlands

BAM, Jacoba Jacobsdr. (geb. Amsterdam ? – begr. Amsterdam 28-12-1569), in 1566 beschuldigd van toverij. Dochter van Jacob Claesz. Bam (gest. voor 1547) en Marie IJsbrantsdr. Hol(l)esloot (gest. na 1558), wijnhandelaarster. Jacoba Bam trouwde op 17-1-1552 in Amsterdam met Heereman Gijsbertsz. (1525-1590). Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.

Jacoba Bam kwam uit een van de welvarendste en invloedrijkste katholieke families van Amsterdam. De mannelijke familieleden bekleedden belangrijke functies in de Amsterdamse magistraat: haar grootvader van moederszijde werd in 1513 lid van de vroedschap, haar broer Sybrant (gest. 1554) was schepen en haar broer Cornelis, bijgenaamd Brouwer (1512-1592), en zwager Sybrant Occo (1514-1588) werden beiden diverse malen tot burgemeester verkozen. Ten tijde van de gebeurtenissen in 1566 was broer Cornelis ook burgemeester. Jacoba’s echtgenoot maakte geen deel uit van het stadsbestuur; wel bekleedde hij in 1575 het ambt van getijdemeester in de Nieuwe Kerk.

In 1566 raakte Jacoba Bam in opspraak. In januari van dat jaar was er beroering ontstaan over de kinderen van het Amsterdamse Burgerweeshuis  toen een groot aantal van hen tegelijk vreemde ziekteverschijnselen vertoonde. Zij werden geplaagd door onverklaarbare pijnen, klauterden op de muren en daken, spraken in vreemde talen en wisten van zaken die in het geheim in de vroedschap besproken werden. De wezen trokken zoveel bekijks dat op 14 januari de vrije toegang tot het weeshuis werd verboden. Op 5 februari werd een zelfde verbod uitgevaardigd voor het Paulusbroedersklooster, waar een aantal weeskinderen verpleegd werd. De onrust bleef echter voortduren. Groepen weeskinderen trokken door de straten en vielen onder anderen de schout lastig.

Als schuldig aan deze toestand wezen de kinderen Jacoba Bam aan. Zij zou hen betoverd hebben. De kinderen dromden samen voor haar huis en gooiden de ruiten in. De Amsterdamse historicus Olfert Dapper meldt in zijn Historische beschryving der stadt Amsterdam (1665) dat zij zelfs op de toren van de Oude Kerk klommen en zongen: ‘Wij zullen hier niet vandaan gaan, of Bammetje zal in ’t vuur staan’, waarmee ze ‘zeker vrouwspersoon’ bedoelden (gecit. Querido, in bijlage). Hierop liet Jacoba Bam zich op 17 juni 1566 vrijwillig gevangennemen. Zij wilde haar naam gezuiverd zien, en stelde zich daarom ‘ter purge’. Onder klokgelui werd algemeen bekend gemaakt dat eenieder die iets tegen haar in te brengen had, dat binnen veertien dagen moest doen. Op 1 juli werd de termijn met nog eens acht dagen verlengd. Toen ook na afloop van deze termijn zich niemand gemeld had, werd de onschuld van Jacoba Bam bewezen geacht.

De oudste berichten over de weeshuisziekte vermelden dat de wezen bezeten waren door ‘boze geesten’ en zelf aangaven betoverd te zijn (Laurens Jacobsz. Reaal; gecit. Brandt, 331; Hooft, 91). De eerste historici (Hooft, Brandt, Dapper) melden wel dat de kinderen een vrouw als schuldige aanwezen, maar noemen uit respect voor de familie geen namen. De naam van Jacoba Bam wordt in 1760 voor het eerst genoemd door Johan Wagenaar, ongetwijfeld op grond van de stukken die hij daarover in het archief heeft gevonden. Hij plaatst de commotie in de context van de gespannen politieke en religieuze situatie die op dat moment in Amsterdam heerste. Vermoedelijk, aldus Wagenaar, probeerden de gereformeerden de raadselachtige ziekte van de weeskinderen te gebruiken in hun oppositie tegen de katholieke stadsregering (Wagenaar, 274). Ook de stadshistoricus Jan ter Gouw maakt melding van Jacoba Bam als de door de wezen beschuldigde vrouw. Hij doet geen poging het gedrag van de wezen te verklaren, maar constateert slechts dat zij ziek waren en hun verpleging de stad veel geld heeft gekost (Ter Gouw, 77-80).

Ook in recentere literatuur wordt de beschuldiging aan het adres van Jacoba Bam in verband gebracht met de politieke en religieuze spanningen in Amsterdam (Querido, De Waardt, Hagoort). Om te verklaren waarom juist Jacoba Bam werd aangevallen, wijst men naar het feit dat zij tot een zeer invloedrijke katholieke familie behoorde. Mogelijk speelde ook mee dat haar moeder eerder (in 1547) van toverij beschuldigd was geweest. Toch blijft onduidelijk wat de relatie was tussen Jacoba Bam en de weeskinderen. Het enige harde gegeven is dat zij op een steenworp afstand van het weeshuis woonde: in de Kalverstraat, op het huidige nr. 47 (Dudok van Heel, 63).

Ruim drie jaar na de affaire van de weeshuisziekte en de toverijbeschuldigingen stierf Jacoba Bam. Zij werd op 28 december 1569 begraven in de Nieuwe Kerk.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: Burgemeestersarchief, toegangsnr. 5020, keurboek F, inv. nr. 207r-208v [purge Jacoba Bam].

Literatuur

  • Pieter Corneliszoon Hooft, Nederlandsche historien 1 (Amsterdam 1642) 91.
  • Geeraert Brandt, Historie der Reformatie en andere kerkelyke geschiedenissen in en omtrent de Nederlanden 1 (Amsterdam 1674) 330-331.
  • Jan Wagenaar, Amsterdam in zijne opkomst en aanwas 1 (Amsterdam 1760) 274.
  • Johannes ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam 6 (Amsterdam 1889) 77-80.
  • Bernard J.M. de Bont, ‘Het katholieke Amsterdamsche patriciaat der XVIe en XVIIe eeuw’, De Katholiek 116 (1899) 43-60.
  • A. Querido, Storm in het weeshuis. De beroering onder de Amsterdamse burgerwezen in 1566 (Amsterdam 1958).
  • Joke Spaans, ‘Toverijprocessen in Amsterdam en Haarlem, ca. 1540-1620’, in: Marijke Gijswijt-Hofstra en Willem Frijhoff red., Nederland betoverd. Toverij en hekserij van de veertiende tot in de twintigste eeuw (Amsterdam 1987) 69-79.
  • Hans de Waardt, Toverij en samenleving. Holland 1500-1800 (Den Haag 1991) 57-63 en 70.
  • S.A.C. Dudok van Heel, ‘Heereman van Zuydtwijck: een oud Amsterdams katholiek geslacht dat van Holland vervreemdde’, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 47 (1993) 43-85 [vooral 45-47 en 63-64].
  • Lydia Hagoort, ‘De weeshuisziekte van 1566’, Holland 26 (1994) 71-86.

Auteur: Corry Jellema

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 91

laatst gewijzigd: 03/07/2023

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.