Baud, Elisabeth Wilhelmina Johanna (1867-1960)

 
English | Nederlands

BAUD, Elisabeth Wilhelmina Johanna, vooral bekend als Elisabeth Couperus (geb. Batavia 30-10-1867 – gest. Den Haag 18-3-1960), vertaalster; beheerde literaire nalatenschap van Louis Couperus. Dochter van Jan Carel Willem Ricus Theodore Baud (1838-1883), bestuursambtenaar, later planter, en Johanna Wilhelmina Petronella Steenstra Toussaint (1844-1927). Elisabeth Baud trouwde op 9-9-1891 in Den Haag met Louis Couperus (1863-1923), schrijver. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Elisabeth was het oudste kind van Jan Baud en Joanna Steenstra Toussaint. Samen met haar zus Wilhelmina en broer Willy bracht zij het grootste deel van haar jeugd door in Nederlands-Indië. Zij woonde eerst in Batavia (Jakarta), waar haar vader secretaris van de residentie was. Als jong meisje speelde zij daar dikwijls met haar neef Louis Couperus, die vanaf eind 1872 tot aan de zomer van 1878 in Indië verbleef. In 1874 nam vader Baud ontslag, verkocht zijn bezittingen en vertrok zonder gezin naar het binnenland van Deli (Sumatra). Daar had een oom hem het beheer aangeboden van zijn plantages. Elisabeth was tien jaar toen haar vader het gezin liet overkomen naar Deli. Zij leidde er een avontuurlijk bestaan te midden van honderden koelies op een afgelegen landtong, omringd door het oerwoud, waar de opstandige Batak en wilde dieren zich schuilhielden. Begin 1883 overleed Jan Baud en bleef zijn gezin berooid achter. De moeder vertrok met de kinderen naar Nederland, waar ze Elisabeth onderbracht bij de grootouders Baud in Den Haag.

Mevrouw Louis Couperus

In Den Haag ontmoette Elisabeth opnieuw haar neef Louis, die inmiddels zijn eerste gedichten had gepubliceerd. Met grote belangstelling volgde ze zijn carrière. Zij was het die Louis na de teleurstelling over zijn mislukte dichterschap weer tot schrijven wist te bewegen en hem inspireerde tot de debuutroman Eline Vere. Bij het ontstaan hiervan was zij nauw betrokken: Couperus las haar alle geschreven hoofdstukken voor. Zelf publiceerde Elisabeth Baud onder het pseudoniem ‘Betty’ in 1890 het verhaal ‘Een Gala-voorstelling’. Het is haar enige oorspronkelijke literaire werk.

Elisabeth en Louis besloten in 1891 met elkaar te trouwen. Voor beiden was het huwelijk een uitkomst: Elisabeth was als 24-jarige nog altijd financieel afhankelijk van haar familie en was bang voor een toekomst als oude vrijster in een klein pension, Louis was niet tot trouwen genegen maar besefte dat hij niet alleen kon leven. Toch was hun verbintenis veel meer dan een verstandshuwelijk. Elisabeth adoreerde haar neef en had hem oprecht lief. Louis van zijn kant voelde een grote vriendschap en een diep respect voor Elisabeth. In 1899 publiceerde ze nog één keer een eigen literair product: voor het tijdschrift Hollandia schreef ze een reisbrief over Nederlands-Indië. De brief had de eerste van een serie moeten worden, maar een vervolg is er nooit gekomen.

In het leven van Louis Couperus speelde Elisabeth Baud een grote rol: zonder haar steun had Couperus nooit zijn omvangrijke oeuvre bij elkaar kunnen schrijven. Ze nam hem alle dagelijkse zorgen uit handen en beheerde de financiën. Zo gaf zij hem de gelegenheid zich geheel aan de literatuur te wijden. Al vóór het huwelijk schreef Elisabeth de kladhandschriften in het net over. Daarbij verbeterde zij kleine foutjes en zij hielp met het corrigeren van de proeven. Ook in eerdere stadia van zijn werk hielp Elisabeth haar man. Zij zocht in historische en andere bronnen naar gegevens of maakte uittreksels voor de grotere werken van Couperus.

Vertaalster

Na haar trouwen begon Baud vrij snel met vertalen. Zij behoorde tot een (nieuwe) groep vertaalsters zonder eigen inkomen die hun talenkennis wilden benutten en hun vrije tijd nuttig wilden besteden. Vanuit haar achtergrond was kennis van het Frans voor Elisabeth Baud vanzelfsprekend, maar zij beheerste ook het Engels heel goed. Voor haar eerste vertaling koos ze de beroemde roman The picture of Dorian Gray van Oscar Wilde. De vertaling verscheen in juni 1893 bij de uitgever van haar man, L.J. Veen; haar naam staat op het titelblad vermeld als ‘Mevrouw Louis Couperus’, duidelijk bedoeld om te profiteren van de naamsbekendheid van haar man.

Later publiceerde ze haar vertalingen onder de naam ‘Elisabeth Couperus’. Ze deed uitgever Veen geregeld voorstellen voor vertalingen die niet altijd konden worden gehonoreerd omdat een ander haar al voor was geweest. Daardoor moest ze soms genoegen nemen met vertaalwerk van literatuur van een veel lager niveau; in die gevallen koos ze ervoor het boek anoniem te laten verschijnen. Vergelijkbaar met de keuze voor Wilde zijn haar vertalingen van George Moore, Pio Baroja en Giovanni Papini, allemaal modernistische schrijvers die opvallend ver af staan van het werk van haar eigen man. In 1913 kwam Elisabeth Couperus in contact met Herman Roelvink, artistiek leider van Het Nederlandsch Tooneel. Voor dit gezelschap vertaalde zij in de jaren 1913-1917 negen toneelstukken die een redelijk succes hadden. Bovendien maakte zij in 1916 respectievelijk 1918 een toneelbewerking van twee werken van Couperus: Psyche en Eline Vere.

Elisabeth Couperus maakte geen letterlijke, maar, ‘creatieve’ vertalingen – dit in overeenstemming met de toen heersende praktijk. Zij veroorloofde zich grote vrijheden. Zo liet zij soms passages, zinnen en woorden weg, veranderde constructies, of combineerde in overleg met de auteur twee versies of teksten. Dit laatste is onder andere gebeurd in de roman IJdel geld (1895) van George Moore. De auteur was zo enthousiast over haar ideeën dat hij ze overnam in de nieuwe Engelse uitgave.

Zaakwaarneemster

Na de dood van Couperus in 1923 zette Elisabeth Couperus-Baud zich met grote toewijding in voor het beheer van de literaire nalatenschap en het levend houden van de belangstelling voor het werk van Couperus. Zij onderhandelde met uitgevers en vertalers, steunde de eerste biograaf en onderhield contact met bewonderaars en onderzoekers van het oeuvre Couperus. Verder bracht zij een groot aantal handschriften en bijzondere drukken op één plaats bijeen om ze voor het nageslacht te bewaren. Zij deed dat alles onder moeilijke financiële omstandigheden. Zo ontwikkelde Elisabeth Couperus-Baud zich tot een actieve kunstenaarsvrouw die, door de omstandigheden gedwongen, haar rol op de achtergrond verruilde voor een positie als zaakwaarnemer van een van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw.

Elisabeth Couperus-Baud woonde vanaf 1927 in Arendsburg, een flat aan de Wassenaarseweg waar veel oud-Indiëgasten woonden. Zij deelde er een flat met haar nicht, de schilderes Marie Vlielander Hein. Van 1928 tot 1936 was zij als erevoorzitster nauw betrokken bij het eerste Genootschap Louis Couperus. In de oorlogsjaren, toen de flat werd geëvacueerd, woonde ze in Arnhem. Na de bevrijding keerde ze terug naar Den Haag, waar ze tot haar dood en onder zeer eenvoudige omstandigheden woonde in een pension voor dames aan de Prins Hendrikstraat. De familie ondersteunde haar met een maandelijkse toelage, omdat Couperus’ werk aan royalty’s vrijwel niets meer opbracht. De auteur had de rechten op de meeste van zijn werken al tijdens zijn leven verkocht. Toen Elisabeth Baud op 18 maart 1960 overleed, in de ouderdom van 92 jaar, had ze Louis Couperus bijna 37 jaar overleefd. Haar as werd bijgezet in het graf van haar echtgenoot, op de begraafplaats Oud Eik en Duinen.

Reputatie

In 2001 wijdde het Louis Couperus Museum onder de titel De vrouw achter de schrijver een tentoonstelling aan Elisabeth Couperus-Baud. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling verscheen een gelijknamige catalogus. In 2007 publiceerde Sophie Zijlstra de roman Mevrouw Couperus en in 2016 verscheen de volledige uitgave van haar correspondentie onder de titel Dienstbaar tot het einde.

Archivalia

Letterkundig Museum, Den Haag: collectie Couperus-Baud, Elisabeth; Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: enkele handschriftfragmenten van vertalingen; Haags Gemeentearchief: enkele brieven.

Publicaties

  • Betty, ‘Een Gala-voorstelling’, Nederland 50 (1890) nr. 3, 192-206.
  • Elisabeth Couperus-Baud, ‘Reisbrief’, Hollandia , 24-6-1899, 9-10.
  • Gedachten van Louis Couperus. Verzameld door Elisabeth Couperus (Amsterdam z.j. [1924]).
  • Zie voor de ‘Lijst van vertalingen: Dienstbaar tot het einde (2016).

Literatuur en bronnenpublicaties

  • Frédérique Bastet, Louis Couperus. Een biografie (Amsterdam 1987).
  • Elisabeth Couperus-Baud, de vrouw achter de schrijver. Tentoonstellingscatalogus Louis Couperus Museum (Den Haag 2001).
  • Sophie Zijlstra, Mevrouw Couperus (Amsterdam 2007).
  • Sophie Zijlstra, ‘Een dienblad vol verhalen. De jeugd van Elisabeth Couperus-Baud in Indië’, in: Indische Letteren 23 (2008) nr. 3, 127-137.
  • Louis Couperus, De correspondentie, H.T.M. van Vliet ed., 2 dln. (Amsterdam 2013).
  • Dienstbaar tot het einde. Brieven van en aan Elisabeth Couperus-Baud 1923-1958, H.T.M. van Vliet ed. (Baarn 2016) [met ‘Lijst van vertalingen’ en uitvoerige bibliografie].
  • H.T.M. van Vliet, Literatuur uit de tweede hand. Elisabeth Couperus als vertaalster, gevolgd door enkele brieven (Baarn 2017).

Illustratie

Elisabeth Baud, door Jacobus Hendricus de Louw, 1903 (Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: H.T.M. van Vliet

laatst gewijzigd: 21/08/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.